Feest rond Peerke
Katholiek Suriname is deze maand in de ban van de tweehonderdste geboortedag van Petrus Donders, beter bekend als Peerke. Op 27 oktober is het precies twee eeuwen geleden dat de pater, die zich vooral heeft ingezet voor de lepralijders in Suriname, het levenslicht zag.
Terwijl iedereen Batavia aan de Coppenamerivier meed als de pest, woonde en werkte Peerke Donders juist tussen en met de leprozen. Hij zag het als zijn roeping. Petrus Donders werd op 27 oktober 1809 in de Nederlandse plaats Tilburg in het gezin van een arme huiswever geboren. Peerke, zoals hij werd genoemd, had op jonge leeftijd slechts één grote wens: priester worden. Maar die droom leek eerst niet te zullen uitkomen, want op zijn twaalfde jaar werd hij in zijn geboortehuis achter het weefgetouw gezet om het schamele gezinsinkomen wat aan te vullen.
Toch liet Peerke het hier niet bij zitten. Nadat hij in 1931 was afgekeurd voor de militaire dienst, schreef hij een brief aan de plaatselijke pastoor in een poging op het seminarie te worden toegelaten. Hij wordt toegelaten als werkstudent. Ondanks een onvoltooide lagere schoolopleiding doorliep hij tot ieders verbazing het seminarie glansrijk.
Omdat hij graag missiewerk wilde verrichten, werd hem in 1937 geadviseerd niet naar het Groot Seminarie te gaan, maar om in het klooster te treden. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. In Nederland werden op kloosters geen nieuwelingen aangenomen, dus week hij uit naar België. Maar waar hij ook aanklopte, de redemptoristen, de jezuïeten of de franciscanen: men vond hem te oud, niet kundig genoeg of had twijfels over zijn zwakke gezondheid.
De Film
Op 9 oktober gaat in bioscoop Cinecitta in Tilburg de film ‘Peerke Donders, zijn leven, zijn brieven’ in première. Hoofdpersoon Peerke Donders vertelt hierin voor een groot deel zijn eigen verhaal. Dit gebeurt met fragmenten uit de vele brieven die Peerke zelf heeft geschreven vanuit Suriname naar zijn thuisfront in Tilburg. Zijn brieven vormen een rode draad en een persoonlijk ankerpunt waardoor Peerke nu weer bijna zelf aanwezig is. |
Priesterwijding
Teleurgesteld keerde hij terug naar Nederland, waar hij zijn studie op het seminarie voortzette, wat later zijn geluk bleek te zijn. Toen twee jaar later monseigneur Grooff uit Suriname over kwam om priesters te zoeken om aan de beroerde situatie van de missie in de toenmalige kolonie een eind te maken, was voor Peerke de keuze snel gemaakt. Hij meldde zich direct aan. Hij moest wel eerst zijn priesterwijding voltooien, wat in juni 1841 geschiedde. Een jaar later vertrok hij vanuit Den Helder naar het voor hem onbekende Suriname, waar hij na 46 dagen varen arriveerde.
Peerke liet zich niet ontmoedigen door het sombere beeld dat Grooff hem voorschotelde, van een ontoegankelijk land en een slavenbevolking die vijandig tegenover blanken stond. Ook de blanke plantage-eigenaren moesten weinig van de missionarissen hebben, omdat gevreesd werd dat zij de slaven zouden ophitsen. Daarnaast spiegelde Grooff Peerke het beeld van missionarissen die stuk voor stuk door tropische ziekten en andere gevaren werden geveld.
Batavia
In eerste instantie werd Peerke Donders benoemd tot kapelaan in Paramaribo om de Surinaamse taal te leren en om te wennen aan het klimaat. Ook kreeg hij de melaatsenkolonie Batavia toegewezen, een verlaten plantage aan de Coppenamerivier, op twee dagreizen per korjaal van Paramaribo. In 1852 overleed Grooff op 51-jarige leeftijd, waardoor het werk van Peerke, die inmiddels gezelschap had gekregen van kapelaan Schepers, flink toenam.
In 1856 werd hij overgeplaatst naar Batavia. In dat jaar was het aantal missionarissen gegroeid tot vijf, maar alleen Peerke durfde het aan om zich daar te vestigen. Hij begon in deze, door velen als de hel omschreven, omgeving aan een taak die tot de dag van vandaag respect afdwingt.
Regenwoud
Batavia was eigenlijk niets anders dan een verbanningsoord voor melaatsen, zoals er meer in Suriname waren. Ver weg van de bewoonde wereld, aan drie zijden omgeven door het dichte regenwoud en aan de voorkant de brede en verraderlijke Coppenamerivier.
Mensen bij wie werd vastgesteld dat ze aan lepra leden, werden uit vrees voor besmetting zonder pardon hier naar toe gestuurd. Op een enkele uitzondering na lieten artsen en verplegend personeel zich hier niet zien, dus de melaatsen waren voor wat hun verzorging betreft ook volledig op elkaar aangewezen. Bevoorradingsboten gingen enkele meters van de oever voor anker, waarna levensmiddelen en andere goederen met een touw naar het vasteland werden getrokken.
Paviljoen
Op dinsdag 27 oktober 2009 is de feestelijke opening van het Peerke Donders Paviljoen aan de Pater Dondersstraat in Tilburg. De inrichting en exploitatie is in handen van het Stadsmuseum Tilburg. Architect Geert van den Oetelaar heeft gekozen voor een transparant uiterlijk van het pand. Belangrijk was vooral dat het ontwerp de vredige sfeer van het Kruispark in Tilburg Noord intact liet. Het park is de plek waar Donders in 1809 werd geboren. |
Roeping
Peerke Donders zag het als zijn roeping om hier zijn werk te doen en de bewoners te steunen en de vele stervenden voor te bereiden op de dood en ze te begraven. Evenals de lepralijders sliep hij in een eenvoudig hutje op de houten vloer, overdag bad hij urenlang en gaf de bewoners geestelijke en lichamelijke verzorging.
De bloeiende missie in Suriname werd in 1865 toevertrouwd aan de redemptoristen. In 1866, op 57-jarige leeftijd, trad Peerke bij de redemptoristen in, niet in de laatste plaats omdat zij zich opwierpen ‘voor de meest verlatenen’. Hij kreeg in de jaren die volgden ook hulp van medebroeders, wat hem de ruimte gaf om met missiewerk onder de in de nabijheid wonende indianen te beginnen. In 1882 werd hij teruggeroepen naar Paramaribo, waar hij begon aan een periode van welverdiende rust. Maar drie jaar later moest hij weer terugkeren naar Batavia. Priester Jan Bakker die hem had opgevolgd, was zelf melaats geworden en had hulp nodig.
Zijn terugkeer was echter van korte duur. Op 31 december 1886 hield hij nog zijn oudejaarspreek. Het ‘zalig uiteinde’ van die avond zou letterlijk in vervulling gaan. Want hij kreeg enkele uren daarna een acute nierontsteking. Pater Jan Bakker, zelf melaats, deed wat hij kon. De zieke leed ondragelijke pijnen, maar geen klacht kwam over zijn lippen. Op 12 januari vroeg men hem: ‘Hoe gaat het?’ Peerke antwoordde: ‘Ik heb niet te klagen; heb nog een weinig geduld met mij, want vrijdagmiddag om drie uur zal ik sterven.’ Hij had gelijk: twee dagen later, op vrijdagmiddag 14 januari 1887 om een uur of drie uur overleed hij, tot het laatste moment in stilte biddend.
Kathedraal
Zijn stoffelijk overschot werd een dag later op het kerkhof van Batavia begraven. In 1900 werd het opgegraven en naar Paramaribo overgebracht, waar het werd bijgezet achter de sacristie van de kathedraal. In 1921 werden de stoffelijke resten voor de laatste maal verplaatst naar een praalgraf in de zijvleugel van het priesterkoor in de kathedraal. Daar ligt het nu nog steeds.
In Nederland begon men reeds kort na zijn sterven Petrus Donders te vereren en aan te roepen. Het oorspronkelijk geboortehuisje in Tilburg was kort na de dood van vader Arnold Donders afgebroken, maar werd gereconstrueerd en op 14 januari 1931 opengesteld. De nog bestaande oorspronkelijke put naast het geboortehuisje werd al spoedig de ‘Pater Dondersput’ genoemd.
Op 13 juli 1900 werd zijn zaligverklaringsproces ingezet met het diocesane proces in het bisdom Den Bosch, omdat Petrus Donders daar vandaan kwam; op 9 november gevolgd door de opening van het proces in Suriname, waar hij zoveel jaren gewerkt had. Er was nog een lange weg te gaan. Uiteindelijk, op 23 mei 1982, is Petrus Donders zalig verklaard door paus Johannes Paulus II.