Fietsen in Colombia: Tussen de machtige Andesbergen – Parbode Sneak Peek
In Colombia neem ik deel aan een georganiseerde fietstocht van Medellín naar de hoofdstad Bogotá. Een tocht van ruim vijfhonderd kilometer, verspreid over twaalf dagen. Alles is geregeld, onderdak en eten, het enige wat je zelf hoeft te doen is fietsen. En als dat niet gaat, dan stap je in de bezemwagen. Luxe dus. Mijn groep bestaat uit een Engels stel, een man uit Hong Kong en ikzelf. We worden vergezeld door fietsgidsen Javier, Adrián en Julián, die afwisselend ook de bezemwagen besturen.
Tekst Mark Weenink
Fietsen over een stuk asfalt dat normaal gesproken als snelweg dienstdoet, het is een aparte gewaarwording. Ik ben in Medellín, de ‘stad van de eeuwige lente’, en het is ciclovía. Dat is het fenomeen in Colombia waarbij een deel van het centrum van een stad wordt afgesloten voor auto’s en motoren. Elke zondag begeeft jong en oud zich per fiets, driewieler, mountainbike, skateboard of hardlopend op de weg, al dan niet in een professioneel ogende outfit. Plezier staat voorop in de afgezette straten, waar volop frisdrank en eten te koop zijn en muziek het geheel opfleurt.
In een land als Colombia zijn het meestal niet de rijken die zich per fiets verplaatsen. Colombia staat op sportief gebied van oudsher bekend om zijn wielrenners. Meestal zijn het mannen die weinig cadeau kregen in hun leven. Vroeger schitterden Lucho Herrera, Santiago Botero en Fabio Parra in de Ronde van Colombia, die al sinds 1951 wordt verreden. Tegenwoordig heb je Nairo Quintana, Egan Bernal, Julian Arredondo en Rigoberto Urán, die zelfs succesvol zijn in de Tour de France, de Giro d’Italia en de Vuelta de España.
Angst en ontzag
Wielrenners zijn bescheiden mannen en vrouwen, in tegenstelling tot hun verwende collega’s in het voetbal, die ‘gezegend’ zijn met een opgeblazen ego en een nog veel dikkere bankrekening. Colombiaanse wielrenners zijn taaie jongens en sterk in bergetappes. Niet verwonderlijk gezien de geografie van hun land, die gedomineerd wordt door het machtige Andesgebergte.
Mij boezemen deze bergen zowel angst als ontzag in. Voorlopig geniet ik nog van het vlakke asfalt in Medellín. Hoewel er steeds meer fietspaden zijn, is de infrastructuur nog weinig ingericht op fietsen. Des te prettiger is het om te merken dat fietsers respect genieten. In de zin dat het verkeer buiten de steden enigszins coulant is en oprecht bewondering koestert voor de bikkels die de bergen op de fiets trotseren. En de wielersport was tot voor kort een van de weinige redenen om trots te zijn op Colombia, dat gebukt ging onder de slechte reputatie van burgeroorlog, drugsgeweld en ontvoeringen.
We verlaten Medellín en fietsen richting Santa Fe de Antioquia, een voormalig goudwinningsdorp. Het is een afstand van 61 kilometer, ver genoeg om onze benen te testen, dichtbij genoeg om ons niet af te schrikken. Het is pittig, vijftien kilometer bergopwaarts, maar daarna is het een flink stuk afdalen tot 509 meter boven zeeniveau. Dit houd ik wel even vol. Het is meteen lekker tropisch warm, we passeren de Cauca-rivier. Na aankomst blijkt Santa Fe een aangenaam stadje met een koloniale atmosfeer van huizen met houtwerk versierde ramen en deuren en riante binnentuinen.
Zweet en zonnebrand
De volgende dag fietsen we naar La Pintada, een rit van 125 kilometer. Dat klinkt ver – en dat is het ook – maar het is relatief vlak en zoals de mooie naam ruta cafetera aangeeft, voert het door de koffiestreek. Prachtige bergen met donkere koffiestruiken op de flanken, overal waar we fietsen. Het gebied wordt verder intensief gebruikt voor veeteelt en landbouw, wat helaas ook leidt tot ontbossing. Op een gegeven moment hebben we een afdaling van acht kilometer. De wind ruist door de gaten van mijn fietshelm en mijn kuiten ontspannen zich. Maar ik blijf geconcentreerd en houd mijn beide handen de hele tijd aan het stuur aan de handremmen. Het is heet en ik drink non-stop. Het is zweten geblazen. Niet zo gek, de thermometer geeft 35-plus graden Celsius aan. Door de eerdere koelte van de bergen zou je bijna vergeten dat we dicht bij de evenaar en in de tropen zijn. Maar als je afdaalt naar een lager gelegen gebied, vijfhonderd meter boven zeeniveau, dan stijgt het kwik meteen tot temperaturen die niet voor die van Suriname onderdoen. Zonnebrand is geen overbodige luxe, gelukkig heb ik me voor vertrek ingesmeerd. Het Engelse stel is zo grondig te werk gegaan dat ze ook hun gezicht hebben ingesmeerd, en nu prikt het mengsel van zweet en zonnebrand in hun ogen. We eindigen de dag bergopwaarts en tot mijn blijdschap heeft ons hotel bij aankomst een zwembad. Verkoeling!
Daags erna fietsen we naar Aguadas, een negentiende-eeuws plaatsje dat ‘stad van de mist’ wordt genoemd, een traditioneel dorp van paisas, zoals de inwoners uit het departement Antioquia worden genoemd. De route kent vele steile klimmen, afgewisseld met vlakke gedeeltes. We gaan vandaag 1782 meter omhoog. De beloning is navenant. Na een prachtige tocht komen we aan in het departement Caldas, dat bekend staat om zijn goede rum. Even opfrissen, lekker eten met de groep en dan genieten van een heerlijk glas rum. Voor de gelegenheid trek ik mijn ‘Rigo’-T-shirt aan, een fenomeen in de Colombiaanse wielerwereld.
Rigo is Rigoberto Urán, een kleurrijke wielrenner, die het goed doet in de Europese tours. Hij staat bekend om zijn ietwat groffe taalgebruik en recht-voor-zijn-raap-uitspraken en heeft vaak de lachers op zijn hand. Net als Quintana is hij een man van eenvoudige komaf. Op veertienjarige leeftijd verloor hij zijn vader, waarna hij als lotenverkoper aan de slag ging om zijn familie financieel te ondersteunen. Deze man uit Medellín is geliefd bij het volk.
Lees verder in het julinummer van Parbode