Filipino’s in Suriname
Zachtaardig, maar harde werkers
Filipino’s op de arbeidsmarkt
Werk, het is wat de meesten van ons hier samenbracht. Na Guyanezen, Brazilianen en Haïtianen, trekken nu ook steeds meer arbeiders uit de Filipijnen naar ons land. Maar in tegenstelling tot veel andere nieuwkomers, zijn zij hoog opgeleid.
Aan de muur van de bouwkeet op het Staatsolie-terrein te Tout Lui Faut hangen uitgeprinte foto’s van verwrongen hoofden, extreem grote neuzen, uitpuilende ogen en golvende monden. Wie dit heeft gemaakt, is vaardig met de computer. De vrolijke portretten van medewerkers zijn geen pesterijstjes, ze wijzen juist op een goede werksfeer. “Hier werken, is net als spelen”, vertelt Edu Yabut van achter zijn computer. De Filipijnse civiel technicus werd drie jaar geleden voor het eerst naar Suriname gehaald door landmetingsbedrijf Engineering Surveys (EnSu). Met vele andere Filipijnen, werkzaam bij verschillende bedrijven, bouwt hij nu aan de uitbreiding van de Staatsolieraffinaderij. “We zijn net familie; we behandelen elkaar als broers.”
Investeringen
Yabut en zijn collega’s voorzien in een groeiende vraag naar geschoolde arbeiders. In de eerste helft van 2013 kregen 102 Filipino’s een werkvergunning. Daarmee gingen alleen Chinezen (116) en Nederlanders (136) hen voor. De Aziaten worden niet alleen ingezet voor de uitbreiding van de raffinaderij. Ook het Sint Vincentius Ziekenhuis heeft vergevorderde plannen om voor de nieuwe afdeling Spoed Eisende Hulp artsen en verpleegkundigen uit de Filipijnen te halen. In haar kantoor op het ministerie van Arbeid, Technologische ontwikkeling en Milieu (ATM) schetst Claudette Hiwat, onderdirecteur Arbeidsmarkt, een beeld van de ontwikkelingen. “Wij ervaren dat er groeiende economische bedrijvigheid is, door investeringen vanuit de overheid en van particulieren. Dan is er altijd behoefte aan arbeid. Er is een enorme vraag naar technisch opgeleid personeel: laag, midden en hoog kader. Uit de statistieken blijkt vooral behoefte in de constructie, zoals infrastructuur en woningbouw. Maar ook de gezondheidssector heeft tekorten op alle niveaus. En er is vraag in de visserij en de agrarische sector.”
Projecten
Dat er geïnvesteerd wordt in grote grote projecten, is te zien aan het portfolio van Errol Verwey, directeur van EnSu en werkgever van Edu Yabut. Zijn bedrijf werkt aan de grote projecten van met name parastatale bedrijven, zoals de raffinaderij, het suikerriet-ethanolproject van Staatsolie, de leidingen voor de nieuwe EBS-dieselgeneratoren en tot voor kort het TapaJai-project. Hij rekent daarbij sterk op Filipijnse arbeid: vijftien van zijn veertig personeelsleden heeft hij uit de Filipijnen laten overkomen. De meeste van hen hebben een universitaire bachelorgraad in Engineering. Terwijl zijn accountant, ook een Filipijnse, koffie brengt, vertelt hij dat de keuze voor Filipino’s een kwestie is van zowel kwaliteit als kwantiteit. “Ik ben in Suriname met Filipino’s begonnen bij de bouw van de Wijdenboschbrug. Ik had werknemers nodig die heel precies konden meten: dat moet op de drie millimeter nauwkeurig. Het lukte niet om daar in Suriname mensen voor te vinden. De Surinaamse universiteit spuugt om de twee jaar twee of drie afgestudeerde ingenieurs uit. In de Filipijnen studeren er zo’n drieduizend per jaar af. Het aanbod daar is groter dan de vraag.” “In mijn vak is nauwkeurigheid paramount. Daarna komt betrouwbaarheid. Als je met een Filipino afspreekt om zes uur, dan is hij er om half zes. Ze zijn zachtaardig en eerbiedig, ze werken graag en leren snel. De meesten kennen in een jaar Surinaams. En ze zijn fexibel. Soms heeft een project haast, dan kan je ze eerder van vakantie terug laten komen. Geen probleem. Probeer dat maar eens met een Surinamer.” Juist om die reden waarschuwt ATM-onderdirecteur Hiwat om alert te blijven. “Bedrijven zeggen vaak dat buitenlandse arbeiders in de praktijk heel bereidwillig zijn, en dat je dat niet vindt bij Surinamers. Ze geven aan dat de productie met hen hoger kan liggen, maar dat verhaal is niet altijd zuiver. Arbeidsmigranten zijn altijd in een kwetsbare positie. Ze zijn met een bepaald doel gekomen en zijn bereid offers te brengen om dat te bereiken. Daar kan misbruik van gemaakt worden.
Rechten en plichten
“De Arbeidswet maakt geen onderscheid in nationaliteit. Er geldt een arbeidstijd van acht uur, met een uitzondering voor bewakers. Als werkgevers daarvan willen afwijken, is toestemming van het ministerie nodig en moeten er regelingen zijn getroffen voor overwerkvergoeding. Het kan zijn dat gemigreerde arbeiders minder goed op de hoogte zijn van hun rechten. We hebben gemerkt dat Surinaamse arbeidskrachten daar meer dan ooit mee bekend zijn. Maar bedrijven zeggen vaak dat ze juist minder op de hoogte zijn van hun plichten.” Yabut maakt inderdaad geen probleem van zijn lange werktijden. Hij werkt tien uur per dag, op zaterdagen en soms ook op zondag. “Als je van je baan houdt, is het niet erg om hard te werken. En eigenlijk doen we het ook, zodat we onze familie niet zo missen. Het is wel een groot offer om je familie achter te laten.” Eenmaal per jaar gaat hij een maand terug naar de Filipijnen, onder meer om zijn zoontje te zien. Omdat EnSu het jaarticket van drieduizend USdollar betaalt, is een Filipino volgens Verwey ‘ietsje duurder’ dan een Surinamer. “Maar het redement is groter. Wanneer iemand terug wil, kan hij altijd terug. Bijvoorbeeld in geval van heimwee of als er iets gebeurt met familie. Dan ga ik er vanuit dat het me alleen een extra ticket heeft gekost. Die kosten smeer je uit over een jaar. Als je je prijs goed zet, is er niets aan de hand.”
Verantwoordelijkheid
Daarnaast huurt EnSu twee grote woningen voor Yabut en zijn collega’s. Ook een medische verzekering wordt betaald, net als een huisdokter waarop altijd gerekend kan worden. “Dat is een ander nadeel: de verantwoordelijkheid om hier iemand te hebben. Want, boi, ik weet niet wat ik moet doen als iemand een ziekte oploopt in het bos.” Volgens Yabut kwijt zijn baas zich goed van die taak: “Je ziet zelden een buitenlander die zo begaan is met de Filipino’s. Niet iedereen hier heeft zoveel geluk.” Voorbeelden daarvan geven, wil hij niet. Over zijn motivatie om in Suriname te werken en niet in zijn thuisland, is hij wel duidelijk: “Een beter salaris.” De vraag is nog steeds waarom Surinaamse werknemers niet kunnen profiteren van de groeiende werkgelegenheid. Volgens de officiële cijfers van het Algemeen Bureau voor Statistieken (uit 2010) heeft Suriname een werkloosheidscijfer van 7,6 procent. Het ministerie zet zich vooral in om laaggeschoolden aan het werk te helpen. Hiwat: “Bedrijven kunnen blijkbaar zelf voorzien in midden en hoog kader. Dat kost meer tijd om op te leiden, dus daar doen wij niets mee. Wel proberen we de constructiesector te promoten bij werkzoekenden. Laatst (2011, red.) gebeurde dat nog met het project ‘Vaktraining op maat’, waarbij 110 jonge werkzoekenden met belangstelling voor de bouwsector gratis een opleiding hebben gekregen.” Een werkvergunning voor buitenlanders wordt verstrekt op basis van motivatie: de noodzaak moet schriftelijk worden aangegeven. “We kijken ook naar welke inspanning de werkgever heeft gedaan om de functie lokaal in te kleden. We vragen bijvoorbeeld naar welke advertenties zijn geplaatst. Maar om particulier ondernemerschap te stimuleren, moet je ruimte bieden om key functies te bekleden met niet-Surinamers. Als je dat als overheid niet doet, loop je het risico als investeringsonvriendelijk te worden aangemerkt.”
Opleiding
Verwey zegt dat hij nooit problemen heeft gehad met het regelen van werkvergunningen. “Ik ben begonnen om Filipijnen in dienst te nemen om Surinamers te trainen, en dat doe ik nog steeds. De landmetersopleiding bestaat al meer dan drie jaar niet meer. Met Ballast Nedam hebben we hier een opleiding opgezet: aan iedere Filipijn hebben we een of twee Surinamers opgehangen. We hebben civieltechnische mensen en geologen wel een basiscursus gegeven, maar tussen die studenten zag ik niemand die interesse en aanleg voor dit vak had. Wij hebben de volgende generatie nu klaar staan, maar die daarna is er niet. Dat is mijn grootste probleem. Gaan we ons hele leven lang met die Filipijnen werken?”