Gehandicapten in een verdomhoekje
‘Een straf van God’, ‘een blok aan het been’, ‘niet meer waard dan een dier’. Dit zijn dingen die soms gezegd worden over mensen met een handicap. In de Surinaamse maatschappij worden ze niet volledig geaccepteerd. Erover praten is moeilijk als je ouder bent en het is soms beter om het kind maar weg te stoppen in een kamertje of vast te binden, daar waar niemand hem kan zien.
“Ik vind het belangrijk dat een kind in een gezin thuis is.” Aan het woord is Saliema Jahangier, directrice van de Mr. Huber Stichting. Hier worden kinderen van vijf tot achttien jaar met een meervoudige handicap opgevangen. “De kinderen die hier komen, gaan aan het einde van de dag weer naar huis, om bij hun ouders te zijn. Zij die te ver weg wonen, blijven ’s nachts hier, maar gaan in het weekend wel naar hun ouders. De kinderen zitten met een reden bij ons op de opvang. Het is soms heel lastig om te leven met een kind dat geestelijk of lichamelijk gehandicapt is. Sommigen vragen echt heel veel aandacht en je kunt ze eigenlijk geen moment uit het oog verliezen. Ik kan me dus wel voorstellen dat ouders kun kind soms vastbinden of opsluiten op hun kamer. Dat is ook voor de veiligheid van het kind. Kinderen met een beperking, kennen vaak geen gevaar en rennen soms zomaar de straat op. Het is verschrikkelijk dat kinderen soms zo behandeld worden, dat vind ik echt. Een kind moet je niet vastbinden of isoleren. Maar diep in mijn hart kan ik het wel begrijpen. Wat ik niet begrijp, is dat mensen met een beperking veel te snel afgeschreven worden.”
Huishoudschool
Bij de Mr. Huber Stichting worden de kinderen aangemeld door het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB). Ongeveer tien jaar geleden werd er een zesjarig meisje aangemeld waarvan werd gezegd dat ze niets kon. Jahangier: “Toch is ze bij ons naar school gegaan en later doorgestroomd naar de Grietjebieschool. Ze is zelfs op de huishoudschool terecht gekomen en is nu hulp in onze keuken. Als wij het kind niet getest en gestimuleerd hadden, zat ze nu weg te kwijnen in een hoekje. Er wordt nog veel te makkelijk gedacht over en te weinig geïnvesteerd in mensen met een beperking.”
Ook Marian Macnack vindt dat er verder gekeken moet worden voor mensen met een beperking. Zelf zit ze ondermeer in de beleidscommissie die plannen heeft gemaakt voor betere omstandigheden voor deze mensen. ”Omdat de Surinaamse maatschappij zo weinig weet over mensen met een beperking, zien ze alleen de problemen en bieden geen mogelijkheden. Bij het woord gehandicapt, denken de mensen meteen aan de meest gruwelijke beelden. Ze zien, om het maar even cru te zeggen, iemand voor zich die helemaal vergroeid is, in een rolstoel zit en niets kan. En dat is natuurlijk onzin.”
“In Suriname is het bijna onmogelijk voor mensen met een beperking om een baan te krijgen. Werkgevers durven het niet aan, denken dat ze alleen maar moeten investeren en niets terugkrijgen. Maar iemand die in een rolstoel zit, kan bijvoorbeeld nog prima bureauwerk doen. En ook de mensen met een lichte verstandelijke handicap kunnen nog heel veel. Vaak werken ze juist veel harder en preciezer dan ‘normale’ mensen. Er moet dus gekeken worden naar wat mensen met een beperking wél kunnen en daar moet dan iets mee gedaan worden. Iedereen kiest toch een baan waar hij goed in is? Ik kan ook niet alles. Ik ben ook een mens met beperkingen.”
Plantenkas
In Suriname zijn er meerdere initiatieven voor mensen met een beperking. Zo zijn er verschillende instellingen en scholen voor gehandicapte kinderen. En er is bijvoorbeeld ‘Wi Oso’, een plek waar mensen met een verstandelijke beperking kunnen leren en werken in een plantenkas. “Maar al deze initiatieven zijn kleinschalig en dus allemaal druppeltjes op een gloeiende plaat,” zegt Macnack. “Er is te weinig geld, personeel en ruimte om alle mensen op te kunnen vangen. Voor kinderen is er redelijk veel, want iedereen wil wel een zielig kind helpen. Het klinkt rot, maar zo is het. Voor volwassenen is er heel weinig. Mensen die op latere leeftijd een lichamelijke handicap krijgen, kunnen nergens anders terecht dan bij het revalidatiecentrum. Er zijn dus wel wat plaatsen waar gehandicapten terecht kunnen, maar nog lang niet genoeg.”
Monika Courtar, directrice van de Betheljada Stichting, waar kinderen met een ernstige meervoudige beperking opgevangen worden in een woongroep of dagopvang, kampt ook met de problemen van te weinig (goed) personeel en ruimte. “In sommige instellingen kunnen de kinderen blijven tot ze achttien zijn. Daarna komen ze gewoon weer op straat te staan. Dat vind ik echt niet kunnen. Bij Betheljada mogen cliënten blijven tot ze overlijden. Het probleem daarvan is dus dat we alleen nieuwe cliënten kunnen aannemen, als een ander overlijdt. We hebben simpelweg te weinig ruimte. We zijn nu aan het uitbreiden, maar in de nieuwe woning kunnen ook maar tien bewoners. Er is gewoon niet genoeg capaciteit om alle mensen met een beperking goed op te kunnen vangen. En dat heeft natuurlijk allemaal weer te maken met geld.”
Donaties
De instellingen die gehandicapten opvangen, krijgen van de overheid een subsidie. Verder moeten ze helemaal draaien op donaties. Courtar: “Het ministerie van Sociale Zaken krijgt een budget en dat moet ze zien te verdelen over alle instellingen. Iedereen kan dus wel mopperen op Sociale Zaken, maar die doen echt hun best. Ze krijgen van ‘bovenaf’ niet meer geld, dus kunnen ze ook niet meer geven. De Surinamers zelf zijn erg vrijgevig, moet ik zeggen. Iedere dag komt er wel iemand bij Betheljada met een gift. Maar feit blijft gewoon dat je werk nooit klaar is. Je kunt nooit stil zitten, je moet altijd weer de straat op om meer geld binnen te halen. Het is nooit genoeg.”
Terwijl de instellingen hopen dat de donoren blijven komen, doet de overheid intussen weinig moeite om het de gehandicapten makkelijker te maken. Al in 2005 is er een stappenplan opgesteld door de beleidscommissie. In februari 2007 is daar een update van gekomen. In het plan staan allerlei dingen die het leven voor mensen met een beperking, in Suriname beter moeten maken. De uitvoering van het plan gaat volgens Macnack nog jaren duren. “Er zijn wel voorbereidingen getroffen voor bepaalde zaken, maar ook dat is al tijden aan de gang. Ik hoop in ieder geval dat in 2008 de raamwet aangenomen wordt. Dat zou al een hele stap in de goede richting zijn. Maar wat voor mij eigenlijk het belangrijkst is, is dat mensen met een handicap dezelfde rechten krijgen als anderen. We streven ernaar om de uitkering (100 srd per maand) gelijk te trekken met de AOV (275 srd per maand). Het gaat niet eens om het bedrag, maar om de gelijke rechten.”
Naast de overheid moet ook de maatschappij wat meer zijn best doen voor mensen met een beperking vinden de dames. En dit alles moet beginnen bij kinderen. Monika Courtar: “Steeds vaker komen er basisschool kinderen bij onze stichting voor een rondleiding. Dat vind ik een goed initiatief. Kinderen hebben nog geen mening over dit soort zaken en staan dus voor alles open.”
Marian Macnack vindt dat de maatschappij zich bewuster moet worden van de mogelijkheden en dat het taboe de wereld uit geholpen moet worden. “Ook mensen met een beperking hebben het recht op een opleiding en op een baan. Maar gelukkig gaat alles stapje voor stapje beter. We zijn er nog lang niet. Maar heel langzaam zal het leven voor deze mensen beter worden. Het belangrijkste is dat ze geaccepteerd worden.”
MARIEKE ROELEVELD