Geldeisende hulp (registered)
‘Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen en om bestwil mijner zieken hun een leefregel voorschrijven en nooit iemand kwaad doen.’ In een moderne versie aldus geherformuleerd: ‘Ik zweer, ik beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten.’ Zo luidt de eerste zin uit de eed van Hippocrates, een eed die alle artsen en overige gezondheidswerkers afleggen voordat zij hun beroep gaan uitoefenen. Van die eed hebben ze bij de ‘Spoedeisende’ Hulp in het Academisch ziekenhuis vermoedelijk nog nooit gehoord.
Het is november 2008. De hoofdpersoon uit dit verhaal is 42. Hij zit vol levenslust, vol plannen, vol potentie ook. Ondanks dat voelt hij zich, als hij die maandagmorgen opstaat, niet lekker, helemaal niet lekker. Hij baadt, kleedt zich aan, er moet tenslotte gewerkt worden. Maar het gevoel blijft. Als hij de neiging om over te geven niet langer kan bedwingen, besluit hij hulp te vragen. Hij belt een vriend, geen gehoor. Hij belt een zwager, die is in Commewijne. Hij belt een andere zwager: ‘Kom me helpen, ik voel me zo eigenaardig’. De zwager komt, met spoed.
Als de zwager bij de zieke thuis komt, staat hij op het erf onder het afdak, vastgeklampt, zijn armen om een paal geslagen. De zwager bekijkt de situatie, belt een taxi, ondersteunt en manoeuvreert zijn dierbare familielid zo voorzichtig mogelijk in de taxi. Om kwart voor tien rijden ze richting ‘Spoedeisende’ Hulp. Daar aangekomen kan de patiënt helemaal niet meer lopen. Met een rolstoel brengt de zwager hem naar binnen. De klok wijst tien uur. Het duurt even, maar om ongeveer twaalf uur komt er een arts kijken. Hij doet wat proefjes. De patiënt moet zijn armen uitstrekken, zijn benen bewegen. De arts kijkt in ogen en oren met een lichtje, hij knijpt in armen, benen, wangen. Hij pakt een spatel en onderzoekt de keel. Hij strijkt met een scherp voorwerp onder de voetzool en stelt wat vraagjes. De specialist komt erbij. Conclusie: er moet een hersenscan gemaakt worden.
Historisch uitstapje. Vijfendertig jaar geleden kreeg mijn moeder in Nederland een hersenbloeding. De huisarts kwam met spoed naar ons huis, hij deed wat proefjes, stelde wat vraagjes en belde de ambulance. De ambulance bracht mijn moeder met spoed naar het hospitaal. Meteen lag ze aan de apparaten en kreeg ze de nodige medicijnen. Vijfendertig jaar geleden was er in Nederland nog geen scan, maar de huisarts kon ook zonder scan de diagnose stellen en met spoed ingrijpen.
Terug naar het hier en nu. Er moet dus een hersenscan gemaakt worden. Zo’n scan kost geld. De ‘Spoedeisende’ Hulp hanteert echter één regel: eerst ‘boter’ dan pas vis. Veel boter is er nodig. Zoveel boter heeft een mens niet één, twee, drie bij de hand. De volgende ochtend is het geld beschikbaar. Ik ren met het geld in de hand naar de polikliniek. Het is half negen.
Hoe gaat het ondertussen met de patiënt? De patiënt is volgens de verpleegkundige ‘erg achteruit gegaan’. Dat kunnen we zelf ook constateren. Gisteren kon hij nog een beetje praten, nog gebaren maken, nog iets opschrijven. ‘Geen drama!’, schreef hij en ‘waarschuw die en die voor me, dat ik morgen niet kom werken’. Vandaag kan hij alleen nog maar heel zachtjes en bijna onverstaanbaar mijn naam fluisteren, op verzoek van de arts. We gaan naar de scan. De patiënt heeft de hele nacht op een harde brancard gelegen en op die brancard hobbelt hij geduwd door een verpleger, naar de afdeling ‘hersenscan’.
Na de scan volgt de uitslag, er is sprake van een ernstige hersenbloeding. Na de scan volgt, onder druk van een gezaghebbend familielid, 24 uur na de aanmelding, eindelijk plaatsing op de afdeling Intensive Care. De patiënt wordt aangesloten op buisjes en slangetjes en zakjes en verbonden met verschillende apparaten. Maar die ochtend hoeft het eigenlijk al niet meer. Het leed is al geschied en onherstelbaar. Alleen ingrijpen binnen drie uur na een hersenbloeding zou mogelijk enige hoop op herstel hebben gegeven.
Spoed was geboden, geld werd gevraagd, een leven verloren.