Geloei om Braziliaans slachtvee
De prijs voor rundvlees is in Suriname exorbitant gestegen vanwege ‘schaarste’. Daarom zullen jaarlijks zesduizend Braziliaanse runderen als slachtvee worden geïmporteerd. Gevreesd wordt voor overwaaien van ziekten en plagen zoals mond-en-klauwzeer (MKZ). Bovendien is er argwaan onder veehouders en tussenhandelaren: “Er zijn genoeg koeien. Wij kleine mensen gaan stuk en de grote mannen gaan verdienen.” Maar de slager zegt: “We gaan failliet door de schaarste.”
“Zie je al dat gras? Die koeien gaan helemaal gek worden”, zegt Roberto Sewbalak aanstekelijk als we door de groene, heuvelachtige arealen van Babunhol rijden. Hij is directeur van Caribbean Meat Processors (CMP). Alsof die Braziliaanse importrunderen – die nog moeten arriveren – zo blij mogen zijn. Smullen wordt het zeker, maar na hooguit twee maanden worden ze afgevoerd naar slachthuis Surebeef in Paramaribo. Babunhol ligt in het district Para, ruim veertig kilometer van Paranam, en was ooit een florerend veeteeltbedrijf. Het ging verloren tijdens de Binnenlandse Oorlog en alles raakte overwoekerd. Dankzij CMP wordt vergane glorie weer nieuw leven ingeblazen. Sinds september is al vijfhonderd van de zestienhonderd hectare hoogpolig grasland gereedgemaakt.
CMP huurt Babunhol als faciliteit via de Investment and Development Corporations Suriname (ICDS), die gronden en bezittingen van parastatale bedrijven beheert. Alle investeringen zijn voor rekening van CMP. De Braziliaanse slachtrunderen zullen tweemaandelijks per duizend worden aangevoerd om de schaarste van rundvlees en daarmee de buitensporig hoge prijzen de kop in te drukken.
Vrees
Maar niet iedereen staat te juichen. “Wij hebben in Suriname weinig beesten verspreid over veel land. Brazilië heeft miljoenen koeien en het barst daar van de ziekten”, zegt Laurens Pereira, voorzitter van de Vereniging van Surinaamse Melkboeren (VSMB). Hij heeft een klein melkveebedrijf in Rijsdijk. “Mijn vader had vijfentwintig jaar geleden ook mond-en-klauwzeer binnen het bedrijf door import uit Costa Rica.”
De VSMB is daarom een groot anti-campagne begonnen tegen de import van Braziliaans slachtvee. Pereira bestrijdt dat er schaarste is. “Elke dag wordt vlees bij slagers duurder, maar wij krijgen voor een koe nog steeds dezelfde vijftien srd per kilo levend gewicht. Let op mijn woorden: straks is er sprake van een overschot.”
Ook de opkopers van slachtvee zijn niet blij. Zij vrezen brodeloos te worden. Rocky en Faizal Dinaldi zijn drukdoende een lading van zeven runderen uit Nickerie af te lossen bij slachthuis Surebeef. Gevaarlijk en vies werk. “Er zijn genoeg koeien. Wij kleine mensen gaan stuk en de grote mannen gaan verdienen”, beweert Rocky verontwaardigd. Opkopers worden aangewezen als degenen die de vleesprijs opdrijven. “Op een koe met een slachtgewicht van tweehonderd kilo maken we hooguit driehonderd srd”, ontkent Rocky. “Soms schatten we verkeerd en maken we maar één srd op een kilo.” Varleey is ook opkoper en winkelier. Volgens hem is er wel schaarste. “Maar kwekers die veel koeien hebben, drijven de prijs op. Voor een kleine stier vragen ze al drieduizend srd. Die Braziliaanse koeien moeten komen, maar geef ons de gelegenheid ook bij die importeur te kunnen opkopen zodat we kunnen blijven leven.”
Roy Razabsekh heeft een islamitische slagerij op de Centrale Markt. “Wij gaan gewoon failliet door de schaarste”, zegt hij en toont zijn boekhouding. Begin 2011 kocht hij in voor 14,93 srd per kilo slachtgewicht, aan het eind van dat jaar voor twintig srd. Vanaf 2009 is er zelfs sprake van honderd procent stijging. “Waar kleine klanten twee kilo kochten, is het nu maar een pondje: vlees is gewoon te duur. In kilo’s ben ik zeventig procent in omzet teruggelopen.” Razabsekh vertelt dat afgelopen vijf jaar “tientallen slagers” zijn afgehaakt. “Het grootste probleem is dat veel kwekers zijn uitgevallen”, verklaart hij. “Overal in de randgebieden hebben boeren hun land verkocht voor woonverkavelingsprojecten. Als die Braziliaanse koeien niet komen, dan is de prijs binnen een jaar weer honderd procent hoger.”
Armand van Alen heeft de grootste kudde slachtvee van het land. Zo’n 5.600 stuks op plantage Rust en Werk, aan de rechteroever van de Commewijne: je komt er alleen per boot. Zijn runderen staan goed vetgemest erbij. “Wij hebben de allerlaagste prijs, maar ik krijg wel de schuld dat ik als monopolist de prijs opdrijf.” Van Alen levert – zonder tussenkomst van opkopers – voor circa 18,50 srd per kilo slachtgewicht, echter aan een beperkt aantal slagers: de vijf Rossignols, de Centrale Markt en Stolk. Maandelijks voert hij als ‘grootste leverancier’ honderd runderen af naar slachthuis Surebeef.
“Op zich heb ik niets te vrezen, mijn bedrijf ligt geïsoleerd”, zegt Van Alen over een eventuele uitbraak van ziekten door Braziliaanse import. “Men beweert dat ik tegen import van vee ben. Ik ben niet voor of tegen.” Wel betwijfelt hij of er schaarste is, op basis van cijfers van LVV: landelijk 62.000 runderen. Vuistregel is dat twintig procent geslacht kan worden zonder dat de kudde slinkt. Dat betekent dus twaalfduizend stuks, ofwel duizend per maand. Bij Surebeef worden maandelijks achthonderd tot duizend stuks geslacht. “Dus geen tekort.” Van Alen verwacht met de import wel de nekslag voor kleine kwekers. “Als je van plan bent jaarlijks zesduizend koeien te importeren met een gemiddeld slachtgewicht van 350 kilo, dan hoeft lokaal eigenlijk niemand meer te leveren.”
Georganiseerde paniek
Edmund Rozenblad, onderdirecteur Veelteelt van LVV, noemt het geloei om de Braziliaanse import ‘georganiseerde paniek’. “Eigenlijk is men bang dat de lokale prijzen zullen kelderen.” Slagers klagen al lang bij LVV dat er te weinig en te magere runderen zijn. Het gemiddelde slachtgewicht bij het slachthuis neemt af, wat duidt op te jonge dieren. Terwijl het aanbod vrouwelijke dieren – je ‘groeipotentie’ – toeneemt. Dit tezamen heet ‘inslachting’. Rozenblad: “Op den duur neemt de aanwas van de kudde af en heb je zelfs geen groei meer. Dat is alarmerend. Dus je moet iets doen om niet te belanden op het punt dat je niets meer hebt en veel te hoge prijzen.” Rozenblad licht toe dat van de 62.000 runderen de helft melkvee is. Melkkoeien worden alleen geslacht als ze niet meer voldoende produceren of in geval van noodslacht, bijvoorbeeld bij een gebroken poot. Dus Van Alens berekening gaat mank: “Er is nieuwe aanwas nodig op basis van de cijfers.”
Dan zijn er twee opties mogelijk: vlees importeren of slachtvee. Dat eerste zou inderdaad kunnen leiden tot teloorgang van de lokale vleessector. “Importeer je vlees, dan tref je de gehele keten. Nu blijft het slachthuis optimaal draaien en blijven kwekers en slagers in bedrijf, want het gaat om een fifty-fifty levering”, motiveert Rozenblad. Caribbean Meat Processors mag maandelijks maar vijfhonderd runderen leveren aan slachthuis Surebeef, een parastataal bedrijf. Deze tijdelijke maatregel van drie jaar “moet vooral lokale inslachting tegengaan.” Daarna wordt CMP zelf een veevermeerderingsbedrijf.
Van Alen wijt de inslachting vooral aan gebrek aan grond bij kleine veeboeren. “Als de jonge vrouwelijke dieren niet verkocht kunnen worden, dan krijg je overpopulatie op de weilanden en vallen de inkomsten van de bedrijven voor een groot deel weg. Weiland zou moeten worden uitgegeven voor grotere veeboeren die deze dieren zouden kunnen opkopen.”
Ook pleit hij liever voor importeren van ‘goed melkvee’ en het overschot slecht producerende melkkoeien bestemmen voor slacht. Voor de import van zowel melk- als slachtvee ziet Van Alen mogelijkheden in Santo Domingo. “Voor transport zou men gebruik kunnen maken van speciale containers op het dek van een boot die een keer per maand cement aanvoert. Het slachtvee kan dan direct bij aankomst worden geslacht wat ziekterisico’s tot een minimum beperkt en het vrouwelijk vee kan eerst in quarantaine alvorens ingezet te worden”, aldus Van Alen.
MKZ-vrij
CMP zal afnemen van Omega in Belém, dat duizenden runderen exporteert. Die worden betrokken van satellietboerderijen. Suriname is lid van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE). Rozenblad: “Importeren mag alleen van bedrijven in regio’s die door de OIE gecertificeerd en vrijverklaard zijn van MKZ. Brazilië heeft zelf ook zijn naam hoog te houden, want het exporteert grote aantallen wereldwijd.” Rozenblad, tevens veearts en hoofd Veterinaire Inspectie, is afgestudeerd in Rio de Janeiro en spreekt vloeiend Portugees. Hij is persoonlijk afgereisd en heeft de exporteurs bezocht. “Brazilië heeft inderdaad last gehad van MKZ maar is voor een groot deel door de OIE vrijverklaard na vaccinatie en zelfs een klein deel zonder vaccinatie. Ik heb het gehele traject gevolgd en gezien hoe de controle van dieren en het vaccinatieprogramma gaan. Daarnaast wordt er direct gecontroleerd op andere ziekten.”
Bij elke verscheping naar Suriname zal Rozenblad zelf, of een ander lid van de Veterinaire Inspectie in Belém samen met lokale OIE-counterparts van de runderen het certificaat en alle gegevens controleren en nagaan van welke satellietboerderij ze afkomstig zijn. Als ‘extra veiligheidsklep’ geldt dat de importrunderen beperkt in aantal zijn, hooguit twee maanden oud zijn en uitsluitend op Babunhol mogen verblijven. Rozenblad: “Ze worden genummerd en geregistreerd. Bij het slachthuis moeten deze nummers worden afgeleverd. Als een beest eerder sterft, gaan we kijken waarom.” Daarom zullen opkopers geen dieren kunnen betrekken bij Babunhol, want voorkomen moet worden dat importrunderen elders belanden. “Nu dit alles niet goed uitpakt voor een aantal belanghebbenden, wordt een spookbeeld van ziekten gecreëerd”, aldus Rozenblad.
Anders aanpakken
De import zal niet (direct) een veel lagere inkoopprijs teweegbrengen: 21 srd per kilo slachtgewicht. “Want ik verkrijg het niet gratis”, zegt Sewbalak. Hoewel CMP ontheffing heeft van invoerrechten, komt elke verscheping neer op minimaal anderhalf miljoen USdollar. “Je moet je nek uitsteken. Maar wie niet waagt die blijft maagd.”
Slager Peter Nurmohamed heeft zijn bedenkingen. “Ik zou het niet zo aanpakken.” Bij zijn importvoorstel zou het Braziliaanse schip onderweg van of naar Venezuela circa tweehonderd runderen droppen bij het abattoir. “Direct slachten en wegwezen. Mijn voorstel zou neerkomen op een kiloprijs van vijftien à zestien srd. Ik heb aangeklopt bij LVV met gegevens, certificaat en al. Niets meer gehoord. Er wordt politiek gespeeld”, vermoedt Nurmohamed.
Rozendblad beaamt dat er meerdere (negentien) importvoorstellen waren. “Maar de meesten haakten af na horen van de veterinaire eisen en voorwaarden die in acht moeten worden genomen. Deze bleef als beste over.” Nurmohamed: “Sewbalak heeft mijn zegen, maar hij gaat zijn nek breken. Niemand gaat zijn prijs willen betalen.”
Sewbalak gelooft in zijn succes op basis van kwaliteit. “Dit wordt écht vlees.” Daarbij mikt hij ook op het chauvinisme en de kieskeurigheid van de groeiende Braziliaanse gemeenschap, als grootste afnemer van rundvlees. “Als die horen dat het Braziliaanse koeien zijn, dan staan ze in de rij.”