Gepensioneerden Mariënburg
‘Na ’t zuur, ’t zoet!’, was jarenlang de leus van Commewijne. Maar voor de gepensioneerden van oud-plantage Mariënburg is het zoet nooit gekomen. Na jarenlange trouwe dienst kunnen ze naar hun pensioen fluiten.
Vlakbij de entree van plantage Mariënburg zit Toekijan Soekardi op een bankje. Zijn baseballpet werpt een schaduw over zijn oude gezicht. ‘Welkom’, staat in grote letters op het bord boven het hoofd van de 76-jarige man. Iedere toerist die het terrein betreedt, krijgt van hem een vriendelijk onthaal. Voor een vrijwillige bijdrage vertelt hij alles wat ze maar willen weten. Over de immigratie van de contractarbeiders, over de mechaniek van de antieke fabriek, over de smaak van verse rum.
Als er iemand levendig over de voormalige plantage kan vertellen, dan is het Soekardi wel. Hij werd geboren tussen de groene suikerrietplanten van Mariënburg, om er voor altijd te blijven. Van de zakcentjes die Soekardi verdient met zijn rondleidingen moet hij het zien te rooien. Na veertig jaar trouwe dienst kan hij zijn pensioen op zijn buik schrijven. Slechts een paar jaar kon hij van zijn oudedagvoorziening genieten, in 1998 ging de kraan dicht. “Vanaf de sluiting van de fabriek hebben we niets meer ontvangen.”
Schuld
Soekardi is niet de enige gedupeerde. Tientallen ouderen leven in armoedige omstandigheden nu hun oudedagvoorziening in rook is opgegaan. Volgens Michel Sjak Shie, projectdrager van de plantage, hebben de voormalige werknemers het vooral aan de Nederlanders te danken dat ze het nu zonder pensioen moeten stellen. “De pensioenfondsen waren al opgedroogd ten tijde van de Nederlandse eigenaren”, beweert de projectleider. “De Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam heeft de gelden nooit aangevuld.” Maar ook de Surinaamse regering heeft geen schone handen, vindt Sjak Shie. In 1974 kocht Suriname de fabriek voor het symbolische bedrag van één gulden van de Nederlanders. Daarmee kreeg de regering niet alleen een failliete fabriek, maar ook de verantwoordelijkheid over honderden werknemers in handen. Toch past de huidige regering ervoor om op te draaien voor de fouten van hun voorgangers. “Ze willen niet betalen voor de missers die in het verleden zijn gemaakt.”
In 1998 kocht Sjak Shie alle 155 pen-sioengerechtigden af met een bedrag van zestigduizend Surinaamse guldens (SF). “Het was voor de mensen destijds een goudmijn”, vertelt de projectdrager. Ook Soekardi was in eerste instantie blij met het geld. Zijn geluk bleek echter van korte duur. “Door de ontwaarding van de Surinaamse gulden bleef er niet veel van de geldsom over. Je kon er drie nullen van wegstrepen. Wat ik overhield was amper genoeg om een paar maanden van te eten.”
Naast de afkoopregeling ontvingen alle voormalige werknemers die op Mariënburg bleven wonen, een stuk grond. “Er zijn driehonderd perselen uitgegeven”, vertelt Sjak Shie. Ook Soekardi kreeg een perceel. Veel heeft hij er niet aan, want hij heeft geen geld om er een huis op te laten bouwen. “Er staat niets op mijn grond. Ik woon nog steeds in het huis van mijn voorouders.”
Belazerd
Volgens Sjak Shie nam hij het besluit om de werknemers af te kopen in samenspraak met de vakbond. “Ik heb uitvoerig gesproken met verschillende werknemers. Ze waren allemaal blij met de afkoopsom. Het is onredelijk om nu te stellen dat de ex-werknemers zijn belazerd. Destijds gingen ze er mee akkoord, en daar moeten ze nu genoegen mee nemen.” Soekardi kan zich niet herinneren dat hem ooit iets is gevraagd. “Met mij is niets besproken en ik ben ook niet op de hoogte gesteld van onderhandelingen met de vakbond. Er werd mij enkel medegedeeld dat ik mijn laatste geld moest komen ophalen.”
IJskast
Inmiddels zijn we twaalf jaar verder. De jongere werknemers van Mariënburg zijn vertrokken naar Paramaribo voor ander werk en nieuwe kansen. Terwijl ijzerverkopers korte metten maken met de glorie van de oude fabriek, slijten de oudjes hun laatste dagen in de vervallen kampons. Soekardi hoopt nog steeds dat ze ooit hulp krijgen. “Het is nu de zaak van Sjak Shie en de regering. Zij moeten het samen uitzoeken. Sjak Shie heeft zijn best gedaan voor ons. Zo gaf hij ons tot voorkort ieder jaar een kerstpakket. Hij had mooie plannen voor Mariënburg en de oudjes, maar ze zijn allemaal in de ijskast beland. De regering wil er geen geld voor vrijmaken.”
Volgens Sjak Shie valt hem niets te verwijten. “Ik heb alles gedaan wat ik kon. Toen ik werd aangesteld als projectdrager van Mariënburg, was al het geld op. Het bedrijf was bankroet en de plantage was vervallen tot een puinhoop. Het was om te huilen, de fabriek stortte van ellende in elkaar. Alles wat los en vast zat werd gejat. Ik heb daar een stokje voor gestoken. Waar ik kon, heb ik materialen verkocht. Om de afkoopgelden te betalen, bedreigde ik de regering en leende ik bij de bank. Ik begrijp hun gemoedstoestand, natuurlijk is het vervelend als na veertig dienstjaren je pensioen teloor gaat. Maar het geld is op, ik kan het nergens meer vandaan halen. Daarvoor moeten ze naar de Nederlanders.” Helaas is inmiddels ook de Rubber Cultuur Maatschappij geruïneerd, dus ook daar valt niets te halen.
Onafhankelijkheidswaan
“We hadden Mariënburg nooit moeten kopen”, verzucht Shak Shie. “Ik heb het altijd al gezegd; het is een grote fout geweest. We kochten een kat in de zak. Politici van destijds waren stommeriken. Ik heb ze gewaarschuwd, maar ze wilden niet naar me luisteren. Het bedrijf was al op sterven na dood. In een waan van euforische onafhankelijkheidsgevoelens wilden politici van toen dat de fabriek onder Surinaams beleid kwam te staan. Ze waren naïef en ze werden er ingeluisd door de Hollanders. Nederland had Mariënburg niet zo moeten achterlaten, ze hadden de fabriek kunnen opknappen, de productie terug op niveau kunnen brengen. In plaats daarvan hebben ze ons gepakt. Ze zijn vertrokken en hebben ons achtergelaten met de rotzooi.”
Stukje bij beetje vervaagt de glans van de eens zo succesvolle suikerfabriek. IJzerverkopers halen alles weg wat ooit op volle toeren stoomde, perste en destilleerde. “Voor een habbekrats laat ik al het oude ijzer verwijderen”, vertelt Sjak Shie. “Het is er nu levensgevaarlijk, de hele zaak is weggeroest.” Soekardi betreurt het om de fabriek voor zijn ogen te zien vergaan. “Heel veel toeristen zeggen me dat ze het zo zonde vinden dat dit alles verdwijnt. Ik weet niet hoeveel er zal blijven staan. Ik hoop dat als ik tachtig ben, ik hier nog steeds rondleidingen kan geven en mensen kan vertellen over Mariënburg.”
Suiker en rum
Al na een paar slokken word je licht in je hoofd en begint de wereld voor je ogen te draaien. Mariënburgrum staat met een alcoholpercentage van negentig procent bekend als één van de sterkste dranksoorten ter wereld. Hoewel er al tientallen jaren geen druppel rum meer geproduceerd wordt op Mariënburg, draagt de witte rumsoort nog steeds met trots de naam van de voormalige plantage.
Dankzij de metershoge fabriek werd bij Mariënburg alcohol geproduceerd waar zelfs ervaren drinkers zeebenen van kregen. Ook Borgoe en Black Cat waren producten van Mariënburg. Maar meer nog dan om haar rum, stond Mariënburg bekend om haar rietsuiker. Eind negentiende en begin twintigste eeuw was Mariënburg een suikerproducent van formaat. Het bedrijf genoot aanzien en exporteerde drie kwart van haar totale productie aan het buitenland. Sinds 1986 is er niets meer geproduceerd.