Gestraft om vaders zonde
Kailesh (30) heeft op zijn zachtst gezegd een rotjeugd gehad. Verwekt als gevolg van de verkrachting van zijn moeder, verstoten door zijn familie. Toch probeert hij wat van het leven te maken.
“De ellende begon dertig jaar geleden toen mijn moeder werd verkracht. Mijn moeder was zwakbegaafd en haar neef heeft haar toen misbruikt. Uit die verkrachting werd ik geboren. Je moet nagaan wat voor schande het toen was, vooral in een Hindostaanse moslimfamilie. Mijn vader en mijn moeder zijn kinderen van twee verschillende broers, dus volle neef en nicht. Ik mocht eigenlijk niet eens geboren worden. Er is van alles gedaan om dat te voorkomen. Van mishandelen van mijn moeder tot het geven van middeltjes om de zwangerschap te verwijderen. Dit werd mij verteld toen ik zaken beter kon begrijpen.
“Mijn nani, de oma van moederszijde, besloot mij als baby in het ziekenhuis achter te laten bij de geboorte. Ze zou zich op die manier ontdoen van de schande. Maar het lot heeft anders gewild. Mijn moeder kreeg midden in de nacht weeën. Denkend dat ze moest afgaan, liep ze naar de wc, zo eentje achter op het erf. Zo werd ik om twee uur in de ochtend geboren en letterlijk opgevangen door Moeder Aarde.
“Omdat mijn moeder niet in staat was voor mij te zorgen, nam haar jongere zus de zorg over. Zij verliet de school om mij te verzorgen. Baden, voeden, kleden: alles deed zij. Maar de zonde van mijn vader bleef mij achtervolgen Ik moest boeten voor wat hij gedaan had. Voor zover ik me kan herinneren, ben ik door iedereen gebruikt als fong fong tiki. Zowel mijn oma als de broers en zusters van mijn moeder sloegen mij zodra het hun uitkwam. Ik heb nog steeds de littekens om het te bewijzen. Zo heeft een tante mijn hand gekapt met een mes toen ik eten wilde pakken. En een oom heeft mijn hand op een hete waterketel gehouden, toen ik thee wilde.”
Beschermen
Ook mijn moeder werd mishandeld. Al was ze zwakbegaafd, ze wist wel dat ik haar kind was en dat zij me moest beschermen. Als ze zag dat de anderen zo met me bezig waren, nam ze mij in bescherming, met alle gevolgen van dien. Zowel zij als ik werden dan geslagen. Zelfs scholing werd mij niet gegund. Met een gesneden slipper en een plastic zak met daarin twee schriften ging ik naar school. Meer werd er niet uitgegeven aan mij.
“De school interesseerde mij op een gegeven ogenblik niet meer, want ik was en werd niet gemotiveerd. Ik begon letterlijk op straat te leven. Lol schoppen en kwajongensstreken uithalen. Ik had geen reden om thuis te blijven, want daar was ik eerder een last en was ik niet welkom. Uiteindelijk zei een ver familielid tegen mijn familie: ‘Als jullie hem niet willen, geef hem dan aan mij’. Hij nam mij in zijn huis en liet mij werken op zijn land. Hij beloofde mij in te schrijven op een vakschool, maar dat is nooit gebeurd.
Geaccepteerd
“Ik werd ouder en rustiger, ik had de situatie geaccepteerd. Ik kon er niets aan veranderen. Maar zodra ik op bezoek ging bij mijn moeder en ik de anderen zag, voelde ik de woede weer komen. Op een gegeven ogenblik ging ik niet meer. Mijn moeder heeft er wel onder geleden. Zij was er van de ene op de andere dag niet meer. Ze liep over straat en viel gewoon dood neer. ‘Hartaanval’ zei de dokter. In elk geval leed ze niet meer. Al haar broers en zussen waren ondertussen in Nederland en er was niemand om bij mijn oma te blijven. Dus ben ik maar weer bij haar gaan wonen.”
Deurwaarder
“Toen ook zij vertrok, bleef ik alleen in dat huis. Het was immers van mijn moeder en als enig kind was het meer dan logisch dat ik dat huis erfde. Niet dus, op een dag stond de deurwaarder voor de poort met een aanmaning te moeten verhuizen, want het huis was verkocht en de koper eiste het op. Hoe dan, dat kan toch niet? Ik heb er een zaak van gemaakt en ik ontdekte dat mijn oom, mijn moeders broertje, haar had misleid. Hij had haar verteld dat zij haar vingerafdruk moest zetten op een stuk papier, want hij zou haar meenemen naar Nederland. Dat stuk papier was een akte, waarin moeder het huis en perceel aan hem overdroeg en waarbij zij verklaarde zich verder te ontdoen van alle rechten. Hij had ondertussen het huis doorverkocht aan een andere oom. De broer van mijn vader.
“Terwijl de rechtszaak nog gaande was, stond op een zaterdagmorgen om half zeven de politie voor de deur met de deurwaarder. Een maand voor de uitspraak van de rechter werd ik er uit gezet. Alles werd op straat gegooid. Hoe kon dat? Hoe kon het huis worden ontruimd, terwijl de zaak nog liep en de uitspraak nog moest komen? Maar de Almachtige slaapt echt niet. Ik vond dezelfde dag een huurhuis. Ik heb niet op straat moeten slapen. En de rechtszaak loopt nog steeds, maar ik heb er geen behoefte aan om mij daar wat van aan te trekken. Ze mogen het houden met al die hebi’s.
Vandaag de dag woon ik nog steeds in een huurhuis, maar zal gauw mijn eigen huis hebben. Ik heb twee zoons en ik zal er alles aan doen om hun te geven wat ik in mijn jeugd niet heb gehad.”