Gewoel op de begraafplaats
Gewoel op de begraafplaats
Het is een woelige periode voor bewoners en medewerkers van de Rooms-katholieke Begraafplaats aan de Schietbaanweg in Paramaribo. De rust van de bewoners wordt verstoord door de ruimingswerkzaamheden en verbouwingen. De werknemers, hosselaars die vaak al tientallen jaren op de rustplaats klussen, klagen dat de nieuwe directeur geen werk meer aan ze geeft. Ondertussen groeit de overlast van daklozen en verslaafden op het terrein.
“Ze noemen de begraafplaats een rustplaats, maar zo kunnen de doden toch niet rusten!?” Marlon ‘Brando’ Glen wijst naar de omgespitte grond rondom de oude mahonieboom in het midden van de begraafplaats. Kapotte grafstenen liggen op een hoop. Van de honderden graven die op dit gedeelte van het hof lagen, is slechts een handvol bewaard gebleven. Het merendeel van de stoffelijke resten is in een groot ‘massagraf’ terechtgekomen. Enkele kisten zijn herbegraven in een nieuw aangelegd stuk. De 52-jarige Brando is een kind van de R.K. Begraafplaats. Het huis waarin hij opgroeide staat op een steenworp afstand van het kerkhof, in de Prinsessestraat. Al sinds zijn vroege jeugd is hij bijna dagelijks op de begraafplaats te vinden. “Mijn grootmoeder werkte hier. Ze maakte graven schoon. Toen ik klein was, nam ze me vaak mee, om er te spelen en te helpen met het schoonmaken.” Zo leerde hij snel alle graven uit zijn hoofd kennen. Op zijn zeventiende begon Brando als grafdelver. In die tijd werkten naast zijn grootmoeder ook zijn moeder, broers en ooms er. Van zijn ooms leerde hij hoe je een graf betegelt. Dit ging hem goed af. Zo goed zelfs dat er vanuit het buitenland naar hem gevraagd werd om tegelwerk te doen.
Veel goede zielen
Brando heeft echt alle mogelijke soorten werk op de begraafplaats gedaan. Naast het delven, schoonmaken en betegelen van graven heeft hij als kistdrager bij uitvaarten gewerkt. Ook heeft hij op de lijkwagen gereden, om de lijken van het mortuarium naar het graf te brengen. Het werken op een begraafplaats beangstigt hem niet. Hij begeeft zich dan ook tussen veel goede zielen: zijn moeder, ooms en veel vrienden liggen er begraven. “Die werken nu onder de grond. Ze waken over mij.” Zo’n twintig jaar geleden was de begraafplaats al overvol. Met bijna dertigduizend graven moest er een plan bedacht worden om uit te kunnen breiden. Omdat de vraag naar een plekje op de rustplaats niet afnam, zocht het bestuur naar een nieuw stuk grond om door te groeien. De overheid bood het bisdom diverse lappen grond aan, maar het bestuur ging telkens niet akkoord. Het lag te ver buiten de stad, was te klein of de grond moest met andere gemeenschappen gedeeld worden. Er werd besloten om alle vrije ruimte op het huidige hof te benutten. Paden werden volgebouwd met nieuwe graven en zelfs sloten werden gedempt om de ruimte optimaal te benutten. Het werd een ongeorganiseerd zooitje. In 2007 nam het parlement de Ruimingswet aan die het mogelijk maakt om graven na twintig jaar te ruimen als de nabestaanden niet voor een nieuwe termijn betalen. Door intreding van deze wet kon er een plan gemaakt worden voor een nieuwe inrichting van de begraafplaats, onder leiding van de nieuwe directeur Sonja Lisse. Er zijn inmiddels ruim tweeduizend graven geruimd om plaats te maken voor de eerste ‘grafperken’. Deze ronde, verhoogde perken bieden ruimte aan zo’n tweehonderd kisten. Doordat de kisten gedeeltelijk boven elkaar worden gestapeld, en de grafstenen een stuk kleiner zijn dan de bekende grafstenen, wordt er een hoop ruimte bespaard. Het derde perk is net in gebruik genomen, en uiteindelijk moet het grootste deel van de begraafplaats hieruit bestaan. Voor een aantal monumentale graven is een apart gedeelte gereserveerd.
Weinig respect
Met de herinrichting van het kerkhof is Brando niet erg gelukkig. Hij heeft veel minder werk, doordat er geen nieuwe graven meer hoeven te worden betegeld. Het schoonmaken, delven en onderhoud worden tegenwoordig niet meer aan hem uitbesteed. Ook vindt hij dat er te weinig respect wordt getoond voor de overledenen. “Al die graven worden geruimd om plaats te maken voor de nieuwe perken. En in die perken worden de kisten boven elkaar gestapeld. Hoe kunnen ze hier dan nog in rust verblijven?” Nog niet zo lang geleden was het vaak druk op de begraafplaats. Nabestaanden gingen op bezoek bij het graf van hun dierbaren, toeristen en geïnteresseerden maakten er een wandeling. Tegenwoordig gebeurt dit steeds minder. Het zou volgens Brando kunnen komen doordat er veel verslaafden en daklozen op het terrein rondlopen. Ze schrikken bezoekers af. Voor directeur Lisse zijn de junks een doorn in het oog. Aan het begin van de middag verzamelen ze zich aan de rand van het kerkhof. In de schaduw van de bomen en de hoge bamboe zitten ze te kaarten, te drinken en drugs te roken. Niet zelden zijn het er meer dan twintig. Wat Lisse het meest tegen de borst stuit, is de houding van de verslaafden tegenover de bezoekers. “Ze zijn erg opdringerig en brutaal.” Uit angst durven nabestaanden niet eens meer naar de begraafplaats te komen. Lisse heeft al meerdere malen geprobeerd een dialoog met ze aan te gaan. Het leverde haar slechts scheldpartijen en bedreigingen op. De politie laat het ook afweten. “Ze zullen pas komen wanneer ik bebloed tussen de grafstenen lig.” Een van de daklozen die er dagelijks rondhangt, is Roy, beter bekend als Krebe-lebe. Hij groeide op aan de Tourtonnelaan, de drukke weg die aan de oostkant van de begraafplaats grenst. Toen zijn moeder in 2002 kwam te overlijden, stond hij met lege handen. Een van zijn oudere broers is er met het geld dat ze kregen voor het ouderlijk huis vandoor gegaan. Roy en zijn broertje raakten dakloos. Ze hebben lange tijd in de verlaten aula van de begraafplaats gewoond. Min of meer weer thuis bij hun ouders, die beiden op de begraafplaats zijn begraven. “Het leven is zwaar in de straten van Paramaribo. Hier op de begraafplaats kan ik nog wel eens wat verdienen. Ik wijs de bezoekers naar het graf dat ze zoeken. Of ik verkoop jonge palmboompjes die ik hier pluk.” Krebe-lebe wil ook op de begraafplaats begraven worden. Maar hij hoeft geen bloemen in of op zijn kist. “Als ik word begraven, geef me dan een fles Palm mee in mijn kist.”