Gladjes naar West-Suriname
Decennialang was een reis over de Bosontsluitingsweg naar West-Suriname een ongekend avontuur, soms was het zelfs bijna onmogelijk. Grote delen van het ruim driehonderd kilometer lange tracé waren onbegaanbaar en bruggen stonden op instorten. Maar vooral het afgelopen jaar is letterlijk hard aan de weg getimmerd. Apoera en andere plaatsten in het westen zijn weer opvallend gladjes bereikbaar.
Er zijn periodes geweest dat de tocht vanaf Zanderij naar Apoera minstens veertien uur in beslag nam, soms zelfs twee dagen. Omgevallen bomen, onoverwinnelijke kraters vol regenwater in de weg en andere hindernissen maakten het tot een ware survivaltocht. Van onderhoud was nauwelijks sprake. Hoe anders is het nu: verschillende delen zijn opgeknapt, bruggen zijn of worden vervangen en het deel tussen Zanderij en Pikin Saron, ter hoogte van kilometer 21, staat zelfs op het punt om te worden geasfalteerd. Tot Matta zijn de eerste contouren van hoe mooi het moet worden al zichtbaar, terwijl de Chinese arbeiders van Dalian onder toeziend oog van ingenieursbureau Syntec druk doende zijn om het stuk tot Pikin Saron gereed te maken om er asfalt overheen te kunnen leggen. De ooit prachtige houten brug over de Saramaccarivier bij Pikin Saron is inmiddels verdwenen, evenals de tolheffers. Even verderop ligt nu de stevige nieuwe, 238 meter lange Eduard Stuart Molgobrug. Een hele mond vol, die amper op het naambordje past. Eduard Molgo was overigens de man die in 1968 de eerste brug bouwde. Sinasteelt Daarna gaat het savannelandschap langzaam over in het echte regenwoud. Als je niet oppast rijd je bij kilometer 36 ongemerkt Bigi Poika voorbij. Na vijftig kilometer, kort voor de Goliathkreek, valt op dat links van de weg grote delen bos zijn opengekapt en de grond is gecultiveerd. De 250 hectare zal voornamelijk worden gebruikt voor het telen van sinas. Kleine uit Brazilië geïmporteerde boompjes moeten over enkele jaren in ieder geval de lokale markt kunnen voorzien van sappige citrusvruchten, zoals dat in lang vervlogen tijden ook het geval was. Weer vijftig kilometer later wordt Tibiti bereikt, een vredig en schoon inheems dorp, waar de tijd geen rol lijkt te spelen. De vriendelijke bewoners leven vooral van de visvangst en hun kostgrondjes, terwijl het leven ongestoord voorbij kabbelt. Bij kilometer 123 komt er weer wat meer leven in de brouwerij. Tenminste, dat zou je verwachten als je bij het Kwinti-dorp Witagron aankomt. Maar de inwoners schijnen niet te beseffen dat het voor reizigers een welkome afwisseling is om hun dorp te bezoeken en dat ze daar een lucratief slaatje uit kunnen slaan. Een fraai voorproefje daarvan krijg je al direct bij de recent geopende cWinkel Sarosa aan de hoofdweg, vlak voor de afslag naar het dorp. ‘Neks no fout’, valt op het naambord te lezen. Daar ga je over twijfelen als je wordt geconfronteerd met de norse houding van de door ontelbare kleine kinderen omgeven eigenaresse. Ze straalt uit dat ze klanten eigenlijk alleen maar lastig vindt en kijkt ze het liefst haar zaakje uit. Gastvrijheid is haar duidelijk vreemd. Dat dit haar omzet niet ten goede komt, realiseert ze zich kennelijk niet. Gelukkig is de sfeer in Winkel Gieta, in het dorp zelf, iets gemoedelijker. Maar echt aantrekkelijk maken ze het niet voor passerende toeristen. Dat geldt eigenlijk voor het hele dorp; er hangt een bedompte stemming. Een al jaren durende machtsstrijd en geruzie over houtkaprechten hebben er voor gezorgd dat veel dorpelingen elkaar met argusogen aankijken. Voor zo’n klein dorp is er ook opvallend veel criminaliteit. Alleen al dit jaar vonden er een kap- en een schietpartij plaats. Tot overmaat van ramp zit Witagron duidelijk in de maag met het afval: wat een bende! Als er een prijs zou worden uitgereikt voor de meest smerige plaats van Suriname, maakt dit dorp aan de Coppename een grote kans. Bailey-brug Snel verder dus naar het westen, via de brug over diezelfde Coppename. Een rond de onafhankelijkheid gebouwde zogeheten Bailey-brug, die deel uitmaakte van het honderden miljoenen verslindende project om West- Suriname te ontsluiten, omdat uit het Bakhuisgebergte minstens 300.000 ton bauxiet gehaald moest worden. Om die reden werd ook Apoera door Hollandse planologen bedacht en uit de grond gestamp. Hoe het allemaal afliep, is bekend: Apoera en de Bosontsluitingsweg kwamen er, het bauxiet zit nog altijd in het gebergte. Terug naar de brug. Vooral het houten bovendek verkeerde enkele jaren geleden in zo’n slechte staat, dat de jongeren van Witagron de planken moeiteloos konden weghalen om deze vervolgens, als er een voertuig wilde passeren, tegen betaling weer keurig terug te leggen. Dus vindingrijk zijn de Witagronners wel! Tegenwoordig is het wegdek weer pico bello in orde en zitten de planken muurvast. De stalen constructie is bijna onverwoestbaar en van een beproefd recept. In de Tweede Wereldoorlog werden alleen al in Italië drieduizend van dit soort bruggen gebouwd. Na Witagron is het even doorbijten. Het lijkt alsof hier niet veel gebeurt. Maar de vele bordjes aan de rand van het bos duiden aan dat grote gebieden zijn uitgegeven als houtconcessie. De boomstammen die langs de weg liggen te wachten op transport naar de stad, zijn daar getuige van. Die komen van ver, zo weten veel arbeiders van de concessiehouders te vertellen: tot twintig kilometer bosinwaarts is eigenlijk geen geschikte boom meer te vinden, dus moeten ze met hun zware machines steeds verder de jungle in trekken. Maar het loont kennelijk nog steeds de moeite.
Staalwerk
Aan de nieuwe brug over de Grote Falawatrakreek wordt momenteel de laatste hand gelegd. De betonnen constructie is inmiddels gereed; in de afgelopen weken zijn arbeiders in de verzengende hitte bezig geweest om ook het staalwerk in orde te maken. “Het is voor ons een paar weken werk. Het is best zwaar hoor, in de warmte en onder de felle zon”, zegt één van de ingehuurde staalmannen. In een nabijgelegen kampje brengen ze de nachten door, alleen in de weekeinden gaan ze naar huis. In de komende periode zal de aanleg van de aan- en afvoerwegen naar de brug in orde worden gemaakt, zodat voertuigen op hun route weer een hindernis minder tegenkomen. Dertig kilometer verderop doemt het bruggetje over de Mozeskreek op. Een brug zoals veel andere op de route, maar wel eentje die de moeite is om even uit te stappen: hier is een verfrissende stroomversnelling in een paradijselijke omgeving. Vlak voor de brug heeft een optimist halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw getracht een vakantieoord op te zetten, wat uiteindelijk in een fiasco is geëindigd. Nu is het een gratis pleister- en logeerplek voor voorbijgangers, die dankbaar gebruik maken van de restanten van de destijds opgezette pinahutten. Die lenen zich uitstekend om hangmatten aan te bevestigen en er een zeil tegen regen en zon overheen te leggen.
Afval smijten
Een prima plek om een nachtje door te brengen dus. Let wel op wie de eventuele andere gasten zijn. Jagers en hengelaars zijn goed gezelschap, die weten zich keurig te gedragen. Maar er strijken ook af toe grote families neer voor een korte vakantie, die zich gedragen of het hele gebied van hen is. Geluidsoverlast is een woord dat ze niet kennen, het afval smijten ze overal neer en het drankgebruik is niet zelden overmatig. Daar kun je beter niet tussen zitten.
‘Nootje’
De laatste etappe naar Apoera is een makkie. Vanaf Kamp 52 was de weg tot voor enkele jaren geleden het helse sluitstuk van de lange reis. Maar inmiddels wordt deze keurig onderhouden door steenslagbedrijf Raghoebarsing, beter bekend als ‘Nootje’. Dat is vooral eigenbelang, want dagelijks moeten tal van trucs volgeladen met granietblokken en steenslag van Nootje naar de haven van Apoera rijden. Daar worden ze door Baitali per boot verder vervoerd naar Coronie, voor de aanleg van de Zeedijk. Een lucratieve klus, waarbij Nootje zich niet kan veroorloven dat er vertraging ontstaat door vrachtwagens die met de kostbare lading vast komen te zitten. Reizigers profiteren daarvan mee, en de trucks met hout van Greenheart ook. Kostte het voorheen vaak drie uur of langer om vanaf Kamp 52 Apoera te bereiken, nu is de klus binnen ruim een uur geklaard. Tenzij je even stopt om de wonderlijke, nooit gebruikte spoorlijn die langs de weg loopt te bekijken, die in bij Bakhuisgebergte begint en in de vervallen haven van Apoera eindigt. Een ander restant van het geflopte plan West-Suriname. Maar datzelfde plan heeft wel de Bosontsluitingsweg opgeleverd, die nu dus in een ongekend mooie staat verkeert. De vraag is natuurlijk wat er gebeurt als de Coroniaanse dijk klaar is. Maar dat geldt niet alleen voor dit deel van de Bosontsluitingsweg. Constant onderhoud is nodig en voor veel ondernemers zelfs van essentieel belang. Terwijl het juist enkele van die ondernemers zijn, de houtkapbedrijven, die nauwelijks een steentje bijdragen aan het onderhoud, maar wel verantwoordelijk zijn voor het kapotrijden van de wegen. Maar voorlopig is het rijden naar West-Suriname een ongekend feest. Dus wie het ooit nog eens wil proberen: grijp nu je kans!