Gluren bij de buren
Soms hebben we hier een beetje de neiging te denken dat dewereld ophoudt buiten de landsgrenzen. Natuurlijk, we hebben een direct lijntjemet Nederland, bekijken het NOS-journaal en het Hollandse voetbal, maar voorhet overige heerst het heelal, rondom ons heen. Nu vormen we, alsniet-Engelssprekende natie, ook een buitenbeetje in de Caricom en, als nietSpaans- of Portugeessprekende natie in wezen ook in heel Latijns-Amerika.Terwijl onze omgeving, in de toekomst, een steeds grotere rol zal gaan spelen.Parbode stak voorzichtig z’n neus buiten de deur, reisde per auto naar Guyanaen vergeleek een belangrijk gemeenschappelijk economisch speerpunt: toerisme.
Met je eigenauto naar de buren is een soort derdewereldramp: de weg naar de veerboot,Southdrain is vooralsnog één groot blubberdrama van meer dan een uur, metontelbaar veel kuilen en glijpartijen (hoewel het asfalt nu toch écht inaantocht schijnt te zijn) en de pont vaart maar één keer per dag op en neer.Toch maakt deze route deel uit van de Trans American Highway, de weg die dereiziger in staat moet stellen om de hele Zuid-Amerikaanse kust per auto af tekunnen leggen.
Je auto (met speciale verzekering) in Guyana invoeren is ookgeen sinecure: je moet aan de overkant twee papiertjes kopen voor 200 Guyanesedollar (ongeveer 3 SRD), maar die moet je dan door de tralies van het hek gaanwisselen. En vervolgens moet in tweevoud van bouwjaar tot chassisnummer wordengenoteerd.
Maar als je dan éindelijk door de traliepoort naar buitenmag, dan begint wat tegelijk de charme en de handicap van het land is: deezelskarren en de paarden met wagens zijn nog wel te passeren, maar het overigevee is minder voorspelbaar. Want, álles loopt los langs de eindelozelintbebouwing: paarden, ezels, varkens, geiten, koeien, honden, katten… en datgaat zo door tot in de hoofdstad Georgetown. Het resultaat zijn de 43doodgereden honden, de vijftien kattenlijkjes die ik telde, en de koe met eenvleeswond op zijn flank ter grootte van een soepbord. Bij een eventueleaanrijding zijn die dieren van niemand (want wie wil er nou voor de schade vanandermans auto opdraaien?). Levensgevaarlijk, voor letterlijk álleweggebruikers.
Landelijk
Tot aan de pont bij New Amsterdam is de sfeer nog landelijk,met veel tractoren, padi die op het asfalt ligt te drogen, kokosschillen langsde berm. De huizen hebben een Victoriaanse bouwstijl met vooral héél veelkleine raampjes. Voorbij het veer (dat, net als voorheen in Suriname, zeertijdrovend is) begon het te regenen. Hard te regenen. Zodat we, eenmaal inGeorgetown konden zien dat ze daar met dezelfde problemen kampen als wij hier:tot je knieën waden in vuil water dat geen uitweg kan vinden.
Onze strooptocht naar een hotel was teleurstellend: deprijzen variëren er van $ 130 tot $ 230, wat toch wat ál te gortig is voor onzebescheiden beurs. Een guesthouse aan Churchstreet (Sleepin Guesthouse) boodhetzelfde comfort voor een redelijke prijs ($ 45). Hou er rekening mee dat deGuyanese overheid onlangs een nieuwe omzetbelasting ingevoerd van zestienprocent, twee keer zoveel als in Suriname. Dus álles wat je koopt moet je ingedachte met dat percentage verhogen.
Georgetown is verbluffend schoon en netjes; de veleschitterende historische panden staan nog na te druipen van de verf en nergensis een petflesje te bekennen. Maar dat schijnt allemaal te komen omdat Guyanain maart en april gastheer was van de Cricket World Cup en op die invasie vanbezoekers had men zich danig voorbereid.
Het vervelende was dat het gratis overheidsgidsje van 2007vrijwel nergens te vinden was en bovendien natuurlijk niet objectief kan zijn,daar alle genoemde hotels, restaurants of touroperators die er in wordengenoemd, meebetalen aan de productie. Navraag in de boekhandels leert dat ergeen reisgidsje bestaat (in Suriname liggen er op dit moment twee naast elkaarbij Vaco; in het verleden waren dat er zelfs nog meer). Grotere reisgidsen dieheel Latijns-Amerika behandelen (Shoestring, Lonely Planet, SA Handbook), warenevenmin voor handen, Internetten op Google maakte me niet veel wijzer. Dus daarsta je dan, in die hectische, lawaaierige stad met die onheilspellend criminelereputatie. Guyana heeft ruim 300.000 inwoners meer dan Suriname, en dat is temerken!
Reisbureaus die met flyers op de hotelbalie liggen, blijkenal lang opgeheven, adressen onbekend, nummers buiten functie. De warmte engastvrijheid die zo hoort bij d
e Surinaamse mentaliteit is hier ver te zoeken.En vóór je het weet ben je op die manier kostbare dagen van je reisje kwijt.
Georgetown is sowieso anders dan Paramaribo. Je ziet ernauwelijks Chinezen, al helemaal geen stagiaires en áls er al toeristenrondlopen, dan zijn ze in elk geval niet wit. Ik heb me laten vertellen dat je,via het natuurreservaat, je per auto naar Iwokrama kunt laten rijden voor… $700 enkele reis. Wie wil er dan nog op vakantie in Guyana?
Iwokrama
Goed. Wij besluiten met onze terreinwagen naar Iwokrama tegaan. Wat als een ongehoord avontuur wordt gezien (men krabt zich al geschoktop het achterhoofd als je vertelt dat je met de auto uit Suriname bent komenrijden). Er zouden nóg vier auto’s die richting uit gaan en we kregen hetadvies om ons bij hen aan te sluiten
zodat we niet konden verdwalen of in eenhinderlaag zouden rijden. Daardoor duurde de reis negen in plaats van vijf uur(met zo’n twaalf kinderen zijn er doorlopend plaspauzes ingelast, bovendien waser één lage stadsauto tussen, die met de gróótste voorzichtigheid kuilen enplassen moest nemen). Kom je pervliegtuig (het schijnt dat er drie vluchten per week vanuit Zanderij naarGuyana gaan) dan kun je de reis door het bos ook met de bus maken. Er gaat erdagelijks een op en neer naar Lethem, de grensplaats bij Brazilië. Demaatschappij heet Intraserv (intraserv @webworksgy.com. Er is nóg eenbusmaatschappij, Guybraz Tours, telefoon 225-8064/223, cell 644-1040, vragennaar Charlie.
En voor je verblijf in het binnenland: kies voor Rock ViewLodge en zijn beminnelijke Britse eigenaar. Van daaruit kan je naar de CanopyWalkway, je kunt paardrijden in de Savanne, de Victoria Regina lelies bekijkenop de Rupenunirivier. Je kunt ernaar toe vliegen (Anai), met de auto, of met debus en inclusief al die leuke activiteiten betaal je $ 150 met z’n tweeën pernacht (www.rockviewlodge.com).
Leguaan
Om half zes verzamelden we bij het tankstation, vijf auto’swaarvan wij als enigen met een pick-up, dus snoerden we álle voorraad in delaadbak: benzine voor hen, diesel voor de onze. De geasfalteerde weg naarLinden zoef je moeiteloos af. Vlak voor het bauxietplaatsje is de laatstegaspomp, daarna kan je alleen bij het reservaat tanken – tegen een veelvoud vanhet stadstarief.Door het gesukkel en de bezorgdheid over die éne lagestadswagen letten we nauwelijks op de omgeving. Pas op de terugtocht, alleen,met
zeker anderhalf uur niemand voor ons (zo lang duurde het vóór de veerbootons wilde overzetten), werden we ondergedompeld in de adembenemende schoonheidvan het regenwoud. Powisies, een paar pingo’s die sukkelig op de weg blevenstaan, een aguti met juist weer grote haast, een grote zwart witte roofvogeldie nét een leguaan had gevangen die iets te zwaar voor hem was, zodat hijnauwelijks omhoog kon vliegen. Twee uur lang als je er stevig de vaart in zet.Dan komt het politie- en douanestation en begint de twee uur door lagebegroeiing, deels savanne terug naar Linden. De weg is, nu in de regentijd, volkuilen en soms deels weggeslagen. Maar in de droge tijd wordt hij steeds weerhelemaal gescraped en gladgetrokken. Er bestaan zelfs plannen om hem in detoekomst te asfalteren.
De 22 Hindoestanen schepen zich in en varen naar de lodgeeven verder, aan de rivier. Wij moeten nog een uur verder bonken vóór we bijhet Attakamp aankwamen (waar dus niemand op de hoogte was van ons bezoek). Hetis er verlaten op de twee gidsen, een Indiaanse vrouw en twee Britse meisjes nadie zich een bult vervelen bij wijze van vrijwilligerswerk. Anders dan wijdachten is er in de wijde omgeving niets te doen, behalve die Canopywalkway,hoog in de bomen. Haastig worden onze matten gespannen, krijgen we eeneenvoudige maaltijd voorgeschoteld en gaat om half tien het licht uit omdatanders de op zonne-energie werkende batterijen maar op raken. Die nacht regenthet of Gods leven er vanaf hangt.
Kaplaarzen
Het is nog donker als we gewekt worden. En nog steeds nachtals we in kaplaarzen, op weg gaan naar het Baldakijnenpad. Er is een trap in derotsen gemaakt en we klimmen ons een versuffing. Maar eindelijk staan we op heteerste platform. Het uitzicht is imposant en sprookjesachtig en mysterieus; jekijkt op een leven dat zich ongerept onder je voeten voltrekt; op weg hebben wehet verse spoor van een jaguar gezien. Maar omdat alles nog druipnat is,blijven de dieren lekker in bedje en is er dus geen spoor van leven te zien. Dehangbruggen wiebelen trouwens vervaarlijk, vandaar dat je er steeds maar metéén tegelijk over mag. Na een dik uur hebben we het wel gezien en gaan weterug.
Na het ontbijt blijkt dan dat er dus verder in de omgevingniets te beleven valt; het bos is ondoordringbaar; wetenschappers enonderzoekers kunnen slechts doordringen in de voetsporen van indiaanse gidsendie wildpaden volgen. Vandaar
dat we doorrijden richting Brazilië en dezeldzame Jumbo Stork (ooievaar spotten) om uiteindelijk dus bij de beminnelijkeColin Edwards terecht te komen. Hij rijdt ons rond langs de lieflijke huisjes(waarin zelfs prins Charles niet zo lang geleden heeft geslapen), langs het zwembadjeen zijn groenteaanplant. Hij vertelt dat het nog 140 kilometer naar deBraziliaanse grens is. En vandaar zijn alle wegen geasfalteerd, en kan je gaanwaar je wilt: Peru, Venezuela…
Amerindians
Edwards: “Voorbij Rock Lodge is nog één dorpje waar negersen indianen wonen, daarna is de savanne leeg en heb je bijvoorbeeld grote kansom de zeldzame Grote Miereneter te zien. Nee, wij kennen hier geen marrons,zoals in Suriname, behalve dat dorpje wonen er alleen Amerindians in hetbinnenland.”
In Guyana wonen veel meer inheemsen dan in Suriname; metzo’n 50.000 (verdeeld in zeven hoofdstammen) vormen ze de derde bevolkingsgroepen, met inheemsen in de regering (er is een ministry of Amerindian Affairs),bezitten ze nu tussen de twaalf en vijftien procent van het land voor hunleefgemeenschappen (waarmee Guyana in Latijns-Amerika een van de koplopers isin het toekennen van landtitels).
In parken als Iwokrama krijgen veel indianen een opleidingals gids of in de hotelindustrie. Maar het kan ook voorkomen dat een stamgrondenrechten heeft, die in concessie afgeeft aan een houtmaatschappij en,zoals bij Oreala het geval is, vervolgens om nieuwe grond komt aankloppen.
Schaamte
Onze gids (die niet met zijn naam of foto in Parbode wil)vertelt: “Ik kom van voorbij de Makarapanberg, met 3200 feet de hoogste in deomgeving. Als ik naar huis ga, ik kom uit de Wapisiana-stam, komen mijndorpsgenoten met mijn korjaal de rivier afzakken. Maar ik ga bijna nooit, ikheb het veel te veel naar mijn zin in Iwokrama. Tot mijn dertiende liep ikgewoon bloot. Als er dan vreemdelingen in het dorp kwamen, verstopten we onsuit schaamte in het bos.
“Pas toen ik zeventien was en meehielp met het opzetten vanhet reservaat, en wetenschappers begeleidde op hun veldonderzoek, begon ik Engelste leren. De anderen noemden het Armadello (gordeldier). Ik wist dus niet watdat was, maar de anderen moesten steeds lachen, dus begreep ik dat het mijnbijnaam was. Ik vroeg het toen aan de aannemer en die zei in mijn taal: ‘Dat iseen wapishanalang. Omdat je zo verlegen bent’. Ik vond het best, wilde tóchniet bij mijn naam genoemd worden. Dat hebben wij gewoon niet graag.
“Nu volg ik hier mijn opleiding als gids. De theorie heb ikal achter de rug, ik mag nu meelopen om praktijkervaring op te doen. Het iszwaar, hoor. Natuurlijk ken ik alle planten en dieren uit het bos. Maar nietmet hun wetenschappelijke benaming, dus dat moet ik óók leren.” Hij wijst opeen vogel: “Kijk, dat is een Chacalaca, ons weerhaantje, die vertelt ons watvoor weer we die dag krijgen. Voor ons zijn de dieren zoiets als klokkijken.Als je de babun hoort brullen weet je dat het vier uur is en je je klaar moetmaken voor de jacht. In september moet ik examen doen. Maar als ik slaag wildat niet automatisch zeggen dat ik bij Iwokrama mag blijven. Maar ik hoop hetheel erg van wel.”
Desinteresse en graaizucht
Dat we met open armen bij de buren ontvangen worden, nou, nee, dat kan je niet echt zeggen. Het begon nog veelbelovend; de Guyanese ambassadeur in Suriname was direct bereid om ons te ontvangen. Maar helaas was de honourable Karshanjee Arjun al in geen tíjden meer in zijn vaderland geweest (hij heeft de afgelopen decennia in de VS gewoond, vertelde hij trots) en had hij dus geen flauw benul van de gang van zaken of van de toeristische ontwikkelingen aldaar. Wel gaf hij ons een mooie, kleurrijke gids over het land mee. Weliswaar eentje van 2006, maar toch, er stonden namen van touroperators en andere belangrijke gegevens in. Plus de naam van de President of Tourism and Hospitality Association of Guyana én de minister van Toerisme. Fluks mailtjes rondgestuurd: geen antwoord. Gebeld: Ja, nee, de voorzitter is niet op haar post, probeert u een ander mailadres. Daar was de voorzitter ook niet. Want wat de medewerkster niet wist: haar bazin was net ontslagen. En de minister, nee, dat was óók niet meer de minister van het gidsje. Maar wat maakte het uit, want zijn opvolger antwoordde evenmin. Uiteindelijk kreeg ik één mailtje, van een mevrouw die me aanraadde om me te wenden tot de Guyana Tourism Authority. Ze gaf ons zelfs een naam. Van een meneer Uditram, die ook nooit de moeite heeft genomen om iets van zich te laten horen. Uiteindelijk zijn we op eigen houtje, in eigen terreinwagen op de bonnefooi gegaan. Om in Georgetown te merken dat ook touroperators een bron van desinteresse, graaizucht en teleurstelling vormen. Terwijl het binnenland een sprookje is van adembenemend regenwoud en betoverend savannegebied. Alleen, de kosten om daar te komen of te verblijven, zijn echt niet van deze wereld: een (halve) dagtrip naar Kaieteur watervallen kost al gauw tussen de $ 230 en $ 280 (touroperator Evergreen Adventures). Als je dan zegt dat dat wel héél erg duur is, word je met brandstofprijzen, slechte economische situatie en de hoofdpijn van je schoonmoeder om je oren geslagen. Terwijl een reguliere retourtrip naar het twee keer zo ver gelegen Annai zo’n $ 200 kost, en, bijvoorbeeld in Suriname een retourtje Nickerie van 45 minuten $ 100.
Guyana kent (voor zover haar binnenlanden voor het publiek ontsloten zijn) twee trekpleisters. Die watervallen én het Rupununi gebied, waarin het reservaat Iwokrama (360.000 ha, 300 km ten zuiden van Georgetown), met als letterlijk en figuurlijk hoogtepunt de Canopy Walkway, een netwerk van hangbruggen in de boomtoppen van het tropisch regenwoud. Dertig meter hoog en 154 meter lang. Bereikbaar over de spectaculaire zand-/bauxietweg naar Brazilië. Maar dus ook met verbijsterende prijzen. Want Guyana’s meest vooraanstaande reisbureau Wilderness Explorers wist ons voor meer dan $ 400 twee nachten in twee hangmatten te boeken. Op een doodsaai hangmattenkamp, meer dan een uur over een hobbelweg verwijderd van de ‘aantrekkelijke packagedeal’ die ook boottripjes op de Essequibo en ‘Jaguarspotting’, ‘Black Caiman zoektochten’ en ga zo maar door beloofde. Maar dan dus wél voor je lunch hobbeldebobbel terug naar je hangmattenkamp, hobbeldebobbel terug voor je avondmaal in je hangmattenkamp en, na die kaaimannentoer in de nacht wederom hobbeldebobbel terug voor je nachtrust in, jawel, je hangmat. Onzinnig. En dat terwijl op veertig minuten van die hangmatten de Rock View Lodge ligt, een locatie die exclusief door Wilderness Explorers wordt vertegenwoordigd. Een schitterend ressort, met prachtige huisjes, direct naast de airstrip en zeker $ 100 goedkoper dan die hangmatten (ook met een packagedeal waarin de Canopy Walkway, paardrijden, een bezoekje aan de Reuze Miereneter en nog veel meer). Maar, hoewel de eigenaar, de heer Colin Edwards óók nog eens directeur was van de Community and Tourism Services (CATS) en dus, voor ons artikel, een onmisbare bron van informatie zou moeten zijn, repte de manager van het reisbureau met geen woord over die lodge (terwijl we haar het doel van onze trip uitvoerig hadden uitgelegd, onze Parbodes zelfs voor haar hebben uitgespreid…). Een misser, gemaakt uit desinteresse and honger naar a quick buck.
|