Gospelartiest Byciel Watsaam: “Suriname kan en moet beter” – Parbode Sneak Peek
De gospelartiest Byciel Watsaam wil geen copycat zijn, maar een unieke sound en eigen image creëren. Zijn debuutalbum Gadu Ana, dat negen tracks bevat, is een succes. Het is heel goed ontvangen bij het publiek. ‘Chapeau voor je hele album’, ‘Ik draai Mi Lampe grijs’, ‘Mijn hele memorystick is vol met liederen van je’, luidden enkele van de vele goede reacties die Byciel Watsaam mocht ontvangen.
De titel van de plaat, zegt Byciel, is niet zomaar uit de lucht komen vallen. “Hij is door God geïnspireerd.” De relatie van de succesvolle gospelartiest met God is niet in de kerk begonnen, maar thuis. “Mijn moeder heeft me altijd opgevoed met God als mijn Vader. Lijkt simpel, maar God als jouw Vader zien, is een heel andere ervaring dan God als een oppermacht zien. Het maakt Hem niet minder, maar maakt jouw juist kwetsbaarder naar Hem en jouw medemens”, meent hij.
Mi Lampe, dat hij samen met zijn echtgenote Lycintha Winters zingt, is niet zijn eerste hitsong. De veelzijdige artiest scoorde zijn eerste hit in 2013 met Mi Boto. Deze song werd beloond met een Suripoku-award. A Poku, ook een duet met zijn vrouw, kreeg vorig jaar een award voor de Best Collaboration. We moeten volgens Byciel werken aan de ordening van de Surinaamse muziekindustrie en dat begint met regelgeving, naleving en de samenleving daarin richting geven. “Dit is geen nieuwigheid, we lopen gewoon achter op de ontwikkelingen in de wereld. Suriname kan en moet beter.”
Topjaar 2017
In 2017 behaalde hij als songwriter de finale van het Suripop-componistenfestival, kreeg een Su Music Award voor Beste Gospelartiest van het Jaar, stapte in juli in het huwelijkbootje met zijn grote liefde en scoorde hits met Gadu Ana, Stapvoets en Mi Lampe. “Ik ben God zeer dankbaar en kijk sowieso uit naar betere jaren dan deze. Dit is niet het hoogtepunt, maar het begin van een nieuw seizoen”, reageert hij. “Suripop winnen als schrijver is een eer. Ik zou persoonlijk een songwriterstudie willen doen.”
Het hele artikel is te lezen in het decembernummer van Parbode.