Graven in het oorlogsverleden
Het is bijna zeventig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog begon, maar het onderzoek daarnaar is nog lang niet voltooid. In Suriname en op de Nederlandse Antillen en Aruba is nog maar weinig nageplozen. Jules Rijssen moet daar nu een eind aan maken.
“Het verbaast me dat in Suriname en op de Antillen zo weinig onderzoek is gedaan over de oorlogsjaren”, zegt Jules Rijssen. “Daar wonen toch heel veel mensen die het allemaal zelf hebben meegemaakt, en die generatie is langzaam aan het uitsterven.” De 47-jarige Rijssen is geen historicus, maar freelance onderzoeker naar het Surinaamse culturele erfgoed en inrichter van tentoonstellingen daarover; daarnaast is hij als programmamaker verbonden aan Podium Kwakoe in de Amsterdamse Bijlmermeer. “Ik regel debatten met schrijvers en poëziebijeenkomsten. En ik probeer nieuwe groepen aan te boren uit de Surinaamse cultuur in Amsterdam.”
Hij is geboren en opgegroeid in Paramaribo, en was van plan godsdienstfilosofie te studeren in de Verenigde Staten. Maar toen hij in 1991 naar Nederland kwam om aan de Universiteit Leiden pedagogische wetenschappen te gaan studeren, is hij daar gebleven.
Rijssen was al betrokken geraakt bij onderzoekswerk door een tentoonstelling, nu zo’n vijf jaar geleden, in het Verzetsmuseum in Amsterdam over de Tweede Wereldoorlog in de West. Omdat hij ook secretaris is van Stichting Oorlogsveteranen Suriname, had hij al contacten met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in Den Haag.
Acties
De rol van Surinamers en Antillianen in de Nederlandse oorlogsgeschiedenis is nauwelijks bekend, aldus Rijssen. “Maar in 1944 hebben zich heel wat Surinaamse militairen aangemeld om deel te nemen aan de politionele acties in het toenmalig Nederlands-Indië. En tussen 1950 en 1953 heeft ook een beduidend aantal Surinaamse soldaten meegevochten met de Nederlandse troepen in de Koreaoorlog.” Van het ministerie van VWS kreeg Rijssen het verzoek een verkennend onderzoek te doen naar wat er allemaal nog aan materiaal uit de Tweede Wereldoorlog te vinden is in Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Het gaat nog maar om een eerste inventarisatie, vertelt Rijssen. “Ik moet zien te achterhalen wát er is en aan de hand daarvan een onderzoeksgids opstellen.” Zijn werk is nu allereerst boven water te krijgen hoeveel materiaal particuliere Surinamers in Nederland nog thuis bewaren. Maar hij moet ook uitzoeken wat er nog te vinden is in Suriname, op de Nederlandse Antillen en Aruba en zelfs daarbuiten, met name bij voormalige Surinamers en Antillianen in de Verenigde Staten. In Suriname en op de Antillen bovendien niet alleen bij particulieren, maar ook bij overheidsinstanties. Rijssen: “Het gaat om alles wat, direct of indirect, ook maar enigszins met de oorlog te maken heeft. Alledaagse spullen, zoals foto’s en films, affiches, brieven en dagboeken, herdenkingstekens. Maar wie weet hebben mensen ook nog wel uniformen, ander militair materieel of zelfs wapens bewaard. Ook zaken die indirect met de oorlog te maken hebben zijn welkom, zoals herinneringen aan de aanleg van de highway in Suriname, of de uitbreiding van de luchthaven voor Amerikaanse transportvliegtuigen.”
Lastig
Rijssen moet achterhalen wat er te vinden is in het Landsarchief in Paramaribo en het Nationaal Archief van de Nederlandse Antillen en Aruba. Hij heeft allerlei contactpersonen gebeld en is op zoek gegaan naar mensen die weer meer informatie kunnen verschaffen.
Het is knap lastig, merkt Rijssen. “Het valt niet mee een goed inzicht in te krijgen. Het is toch een belemmering, die afstand van duizend kilometer oceaan. En het kost erg veel tijd om mensen te bereiken en dan ook nog te bewegen om mee te doen. De Surinaamse mentaliteit is anders. De mensen zijn niet één-twee-drie bereid te praten over die geschiedenis, laat staan hun privéspullen met je te delen, zoals foto’s en brieven. Ik heb een aantal instellingen die niet van de overheid zijn een mail gestuurd, maar dan krijg je geen reactie. Ik bel ze dan een keer met een toelichting, stuur nog een keer een mail, maar het leidt tot niets.
“Kijk, in Nederland zijn de meeste archieven wel ontsloten, maar in Suriname niet. Ik moet zien te achterhalen welke man of vrouw aan de andere kant van de oceaan bij al dat materiaal mag komen om het te beschrijven. Hoeveel dozen staan daar? Hoeveel meter archiefplank? Als we dat eenmaal weten, kunnen we beslissen hoeveel mensen er nodig zijn om in de tweede fase dat in Paramaribo te gaan uitzoeken.” “Steeds krijg ik te horen: ‘Je krijgt spoedig bericht’, maar dat komt dan niet. Vanuit Nederland materiaal opvragen uit Paramaribo, lukt bijna niet. Dan hebben de mensen die je te pakken krijgt, weer geen bevoegdheden.” Officieel is Rijssen voor twee dagen in de week met deze klus belast, maar hij merkt dat hij veel meer uren maak, alleen al door het tijdsverschil. Bijzondere vondsten heeft hij tot zijn spijt nog niet te melden. Maar daarvoor is dit deel van het onderzoek ook nog niet diepgaand genoeg. “Je moet de dagboeken van het Gouvernementspaleis in duiken om goed te weten te komen hoe de internering van Duitsers in Suriname is verlopen”, geeft Rijssen als voorbeeld.
Wel heeft hij al interessante brieven aangetroffen en veel foto’s van militairen. “Maar het gaat er in dit stadium vooral om te beschrijven waar het materiaal zich bevindt, en of er voldoende is te vinden voor nader onderzoek. Ik moet bovendien in kaart brengen welke personen in een tweede fase ter plekke onderzoek kunnen gaan verrichten in Suriname en op de Antillen en Aruba.”
Herinneringen
“Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft. Daarom verbaast het me, dat een dergelijk onderzoek door Suriname en de Antillen niet zelf wordt gedaan. Ik dring erop aan daar de mensen die de oorlog nog hebben meegemaakt te interviewen, nog voordat je met een écht onderzoek begint. Ik heb een paar Surinaamse mensen gevonden die de oorlog in Nederland hebben meegemaakt. Maar die hebben er zulke nare herinneringen aan, dat ze er niet eens over willen praten.” In juli moet Jules Rijssen zijn verslag indienen bij het ministerie van VWS. Nu al kan hij eerste conclusies trekken: die tweede fase moet er zeker komen. Je moet ter plekke, in Paramaribo en Willemstad, mensen hebben voor dat onderzoek. Maar het gaat allemaal veel meer tijd kosten.”
Project Het project ‘Erfgoed van de Oorlog’ is door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in Den Haag in 2006 opgezet om alle mogelijke zaken uit de Tweede Wereldoorlog veilig te stellen en voor het publiek toegankelijk te maken. Voor dit project, dat loopt tot eind dit jaar, is ruim 21 miljoen euro beschikbaar gesteld. |