Graven naar het verleden
Een gezonken slavenschip in Marowijne, een onopgeloste massamoord in Commewijne en een vergeten vakbondsman in Paramaribo. Bijna veertig jaar na de onafhankelijkheid worstelt ons land nog steeds met onopgeloste vragen uit het koloniale verleden. Een groep onderzoekers speurt naar antwoorden. “Het wordt tijd om de Surinaamse geschiedenis te herschrijven.”
De zon brandt, muskieten prikken onze armen en benen lek. Achtentwintig jaar nadat suikerfabriek Mariënburg in Commewijne op de fles ging, is de gelijknamige suikerrietplantage waardoor we ons een weg banen weer ingenomen door het onstuitbare regenwoud. Ooit was dit de grootste plantage van het land, waar op het hoogtepunt van haar bestaan maar liefst achtduizend hectare suikerriet stond te wiegen in de wind, om bij oogsttijd te worden gekapt door honderden contractarbeiders uit Java en Brits-Indië. Door dalende wereldmarktprijzen sloot de fabriek in 1986 voorgoed de deuren, en sindsdien wordt in Suriname geen gram suiker meer geproduceerd. Het is niet de enige treurige episode in de geschiedenis van Mariënburg. In 1902 komen de contractarbeiders in opstand tegen plantagedirecteur James Mavor, die loonsverlagingen wil doorvoeren. De man wordt door een woedende menigte met kapmessen in stukken gehakt, en als vergelding schiet het koloniale leger de……