Handel in pandbewijzen
Wie om welke reden dan ook dringend behoefte heeft aan geld en in het bezit is van één of meerdere waardevolle voorwerpen, zoals gouden sieraden, kan terecht bij de Volks Crediet Bank (VCB), ofwel het pandhuis. In de zogenaamde pandbewijzen is inmiddels een levendige handel ontstaan, opgezet door witwassende hosselaars.
Tegen een geringe rente kan een sieraad als onderpand dienen en na aflossing van rente en de geleende som geld heb je de geliefde sieraden weer terug. Maar er zijn situaties waardoor het niet mogelijk is om aan de financiële verplichtingen te voldoen; in dat geval worden die sieraden na één jaar onherroepelijk geveild. De eventuele overwaarde wordt aan de lener uitbetaald. Tot zover is alles helder en duidelijk. Ook ik maakte er in het recente verleden gebruik van. De pandbewijzen zijn in mijn bezit en de betreffende sieraden wil ik uiteindelijk toch verkopen.
De pandbewijzen staan op mijn naam en het wordt tijd om mijn spulletjes op te gaan halen. Het oog is gevallen op de kleine annonces in de diverse dagbladen, waarin goud en VCB-pandbewijzen te koop worden gevraagd. Ik besluit te reageren op één van de oproepjes en toets een nummer in waar wordt verzocht om een caller-ID. Na mijn introductie word ik even later keurig teruggebeld. Maar op vragen over de werkwijze en meer wordt nogal bot gereageerd. “Heeft u goud of niet?” is de vraag van de man die we aan de telefoon krijgen. “Nou nee, maar we willen wel graag wat meer weten over uw bedrijf. Wilt u ons er iets meer over vertellen?” Abrupt wordt het gesprek afgebroken.
Legaal?
Dan maar een andere tactiek: we besluiten de pandbewijzen maar direct in de strijd te gooien. De volgende reageert stukken aardiger aan de telefoon: “Maar natuurlijk mevrouw, heeft u goud te koop?” Nou niet direct, maar wel pandbewijzen voor een aantal sieraden. “Om hoeveel gram gaat het en is het 18 karaat?” Ik wil weten hoe dat dan gaat en: “Is het wel legaal wat u aanbiedt in de advertentie?” Dat wordt snel bevestigend beantwoord. “Ja hoor, helemaal.”
De aangeboden prijs is 55 srd per gram, dat is heel wat meer dan de getaxeerde waarde van de VCB. We spreken af elkaar de volgende dag te ontmoeten op de hoek van de Maagdenstraat, bij het benzinestation. De man stelt zich nu voor als Jerry en dringt erop aan vooral niet te vergeten mijn paspoort of ID mee te brengen. Jerry vertelt dat hij, na de pandbewijzen te hebben gezien, een berekening gaat maken over de rente en mij dat dan voorschiet, zodat ik zelf de rekening kan vereffenen. Daarna gaat hij mij de meerwaarde uitbetalen. “De taxatie van de bank is altijd laag.”
De volgende dag sta ik op de afgesproken plaats en wacht tot mijn mobieltje overgaat. Jerry meldt dat hij in aantocht is. Even later loopt hij zonder te aarzelen op mij af. Ik vraag hem hoe hij mij zo direct heeft herkend, al staan er meerdere mensen te wachten op de bus of op kennissen, dacht ik er niet al te opvallend uit te zien. Hij lacht een beetje, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken al enige tijd in de gaten te worden gehouden. Even later stopt er een terreinwagen naast Jerry en deze neemt een pak geld in ontvangst. De wagen rijdt met behoorlijke snelheid weg en Jerry vraagt waar de pandbrieven zijn. Ik opper bezwaar om zomaar op straat zaken te doen maar dat wordt met een handgebaar weggewuifd. Dan maar op straat, beslis ik snel en overhandig de pandbrieven aan Jerry.
Even schiet het door me heen dat hij er zo mee kan weglopen maar dan stelt Jerry zelf dat hij ze niet kan inwisselen en aflossen zonder de bijpassende ID. Nou ja, gewoon doen en afwachten wat er verder staat te gebeuren. Inmiddels heeft Jerry snel uitgerekend dat ik in plaats van 55 srd slecht 45 srd per gram krijg. Na veel gesteggel en weglopen mijnerzijds komt er uiteindelijk vijftig srd uit de bus. Ik heb veertig gram te verkopen en het is 18 karaat. Jerry overhandigt mij dan de aflossom en de verschuldigde rente. Al met al heb ik dan nog een slordige elfhonderd srd tegoed. Jerry loopt mee naar de bank en blijft buiten wachten, terwijl ik aan het loket betaal en op de sieraden wacht. Af en toe komt hij naar binnen en gaat naast me zitten of ik hem al jaren ken. Niemand schenkt er enige aandacht aan. Als mijn naam wordt omgeroepen en ik de gouden schat weer in handen heb, overvalt me een gevoel van weemoed. Eens hebben deze dingen onontbeerlijk geleken. Zou ik dan toch het streven naar eenvoud in mijn leven niet helemaal overwonnen hebben.
Versterking
Buiten gekomen staat Jerry erop weer naar onze eerste ontmoetingsplaats te gaan en vraagt of hij de spullen al lopend kan bekijken. Maar daar ben ik te wantrouwend voor. Tenslotte heb ik nog een stevig bedrag van hem te ontvangen. Al pratende over ditjes en datjes arriveren we bij het benzinestation. Jerry is ondertussen hevig aan het bellen om versterking, want het geld moet nog komen. En als die collega er is kan het goud gewogen en gekeurd worden.
De terreinwagen komt met een roekeloze nonchalance aan gescheurd. Achter het stuur een knaap van rond de twintig. In de hand die het stuur vasthoudt, klemt hij tevens een groot pak USdollar-biljetten. Hij heeft een overdreven grote zonnebril op en probeert in alles op een echte gangster te lijken. Maar op de een of andere manier lukt dat niet echt. Hij en zijn mati naast hem zien er meer uit als de boefjes in de jaarlijkse uitvoering van de schooltoneelclub.
Jerry zegt me in de auto op de achterbank te gaan zitten en het portier te sluiten maar ik geef er de voorkeur aan die wijd open te laten. De medepassagier van de dollarman trekt inmiddels een even indrukwekkend pak srd’s uit zijn zak. Een weegschaaltje en een steentje dat het karaat aangeeft liggen op de vloer voor de achterbank van de auto.
Alle spullen worden nauwgezet onderzocht en gewogen; gelukkig heb ik dat zelf ook gedaan en heb ik de kopieën van de pandbewijzen, want meekijken op de weegschaal is er niet bij. Het genoemde gewicht scheelt dan ook zes gram en dat is wel driehonderd srd! Na protest mijnerzijds en het tonen van de kopieën slaagt de knaap erin om te stamelen dat hij zich heeft vergist en wordt er opnieuw gewogen. Dit keer is het wel het door mij opgegeven aantal grammen. De ijskoude vriendelijkheid van deze knapen en de entourage op straat lijken op een scène uit een B-film uit de zeventiger jaren.
Nogmaals vraag ik of het niet illegaal is wat we doen, maar er wordt verzekerd dat ze een echte juwelierszaak vertegenwoordigen en het adres willen ze ook nog wel geven. De echte bazen zitten elders en zorgen voor een constante stroom geld waarmee al dat goud wordt opgekocht. Want tijdens het sluiten van de transactie wordt er gebeld om geld op te halen. Dollarman en Jerry zijn pionnen, die de contacten tot stand moeten brengen.
Jerry heeft alweer een andere afspraak en vertrouwt mij toe dat het heel druk is. Zeker in december is het een toptijd. De illegale goudopkopers op de stoep van de VCB-bank zijn met de komst van de politie vertrokken. Maar de, naar wat achteraf gebleken is, eveneens illegale handel in de pandbewijzen gaat gewoon door. Mij lijkt het een gerechtvaardigde conclusie dat het een prachtmanier is om gelden wit te wassen!