Heppie njiew yier?
We zijn intussen begonnen aan een njoen jari of zoals u wilt: een nyun yari. Maar eerst even terug: we vergaapten ons op Onafhan-kelijkheidsdag aan het marcherend, rollend (hoewel het museumpantserstuk ‘Bofroe’ uitgerold langs de weg bleef met lekke band enzo) materieel van onze gewapende machten en krachten, althans van die korpsen die een vaandel en genoeg uniformen hadden. ‘Niet genoeg voor allen en teveel genoeg voor weinigen’, is in feite onze wapenspreuk na 32 jaar Srefidensi geworden: niet genoeg bouwgrond, niet genoeg schoon water, niet genoeg tafels, stoelen en boeken voor leerlingen (daarom gaan ze tot Nickerie de straat op en trotseren ze de zon; ze fluiten op fluitjes, maar slaan niet op hun moeders potten en pannen en ze eten geen brood met brug of Hoog met Hart, maar Hertz met Berg).
Nu opeens moeten jongeren eerst praten en niet de straat opgaan. Dat straat opgaan bracht Jopie Popie toch ten val en betekende geen terugkeer van de regering van Bobo Sjulleke, Sir Harry en Jagger Lach? En Bosje moest toch ook eerder gaan dankzij straatacties? Moet er maar tot sint-juttemis gepraat worden? Geen wonder dat bushouders en leraren daden willen zien en massaal in actie gaan. En dan zijn Wolven en A-pensa’s opeens hoogst verbaasd. Maar de werkelijke macht zit niet bij hen of bij die vlot hortend en stotend pratende grondgoeroe Maikel Loekie Luk, maar bij de Fronttop, die nergens wettig vastgelegde samenkomst van de voorzitters van de regeerpartijen. Die Ro, Ram, Paul en Lonnie bepalen ons leven. De overige Frontvoorzittertjes (een mati van me kan de F niet uitspreken, hij zegt steeds ST in plaats van F) tellen niet mee, want als je de regering kan laten vallen, kan je alles gedaan krijgen. Dan is je wapenspreuk: Ga, neem, graai, reis, regel, lieg en bedrieg. Of slaap sweet in een swiete van 450 dollar met een daggeld van 750 dollar.
Intussen is de Battle of the Mobieltjes losgebarsten: Tel-’t-Zuur verdeelt vijfdollarkaarten (opeens kan dat) en allerlei leuke opties (opeens kan dat ook) en ze doen zo klantvriendelijk en veel minder spuugzat-arrogant (zo, dus dat kan ook). Kleurkranten lachen: paginagrote advertenties ook van Yu-n’e-qa en Diek’ie-cel, elektramasten bevaandeld net als met die frambo tijdens de verkiezingen. Opeens kon Tel-’t-Zuur een dorp in het binnenland ontsluiten; terecht zegt Diek’ie-cel: wat zij in vijftien jaar niet konden, deden wij in luttele maanden. En Yu-n’e-qa verdeelt mobieltjes voor 10 dollar, plus beltegoed van twintig. Maar die interconnectie blijft een hoofdpijn en vergeet u niet: alles wat nu weggegeven wordt, moeten alle drie gauw terugverdienen, al kan je straks via je mobiel e-mailen of je stem bij de volgende verkiezingen uitbrengen (dan zijn we af van dat primitief gedoe met oproepingskaarten die bij duizenden toch niet uitgedeeld worden).
Bouta ging daags voor het megaproces weer flink tekeer ‘op sem berm’; de brillenman met de tien schone vingers en vooral de sheriff moesten het zwaar ontgelden. Opvallend was z’n afscheid: Baas zong, haalde Spreuken 16:18 aan, bedankte en groette eenieder, zelfs vrouw en kinderen. Omdat hij ten onder zou duiken en de komende tijd niet meer zou verschijnen? Daags daarna gleed de sheriff goed uit door te onthullen al maanden weet te hebben van dodenlijsten en aanslagen in planning. “Da tok doe je neks erteken”, merkte Lonnie terecht en boos op.
Maar wie ook wint of verliest te Boxel, wij (we, the chammars) zullen moeten doorwerken voor hongerloontjes, dijken gaan bouwen, mangrove planten, en niet ouderwets kijken van ‘die is koely, kavry, malain of tjinwah’, maar nu van ‘die, die en die zijn Sranan-exporteurs, die brengen euro’s en dollars binnen, al is hun haar kroes, zwart, sluik of blond’. Die captains of industry hebben we nodig, want we blijven maar zakken op alle positieve wereldranglijsten. We staren ons teveel blind op die overjaarde, ruziënde captains of politics en hun corrupte kliekjes. Hoeveel deviezen brengen die binnen?
Intussen alsnog een heppie njiew yier toegewenst.