Het quorumvirus
Met enige regelmaat steekt het weer de kop op: het quorumvirus in De Nationale Assemblee. Het is echter niet alleen van deze tijd: veertig jaar geleden verlamde deze kwaal het parlementaire werk ook al. Er blijkt geen middel tegen opgewassen.
Het jaar 1975 is halverwege wanneer in Suriname de gemoederen hoog oplopen. Moet de regering van Henck Arron kiezen voor onafhankelijkheid, of niet? Het toen 32 jaar oude parlementslid Paul Somohardjo is op dat moment nog lid van de Nationale Partij Suriname (NPS), maar beheerst dan al de kunst van de machtspolitiek tot in de details. Uit angst voor een onafhankelijk Suriname waar Creolen het voor het zeggen zouden hebben, verlaat hij de coalitie. Hij vormt met twee medestanders een eigen fractie en verleent in de Staten van Suriname voortaan geen quorum meer. Het parlement kan daardoor maandenlang geen besluiten nemen. Om maar te zeggen: het veelbesproken quorumprobleem – het niet aanwezig zijn van ten minste de helft van alle parlementsleden, waardoor een vergadering niet kan plaatsvinden – is verre van nieuw. De tragiek is zelfs ouder dan de republiek Suriname zelf, en blijkt nog eens erg besmettelijk te zijn ook. Bij een regeringswissel wordt het quorumvirus steeds overgedragen van de oude oppositiepartijen op de nieuwe. Zo stormde Winston Jessurun, toen nog lid van de coalitie, in april 2008 woedend het parlement uit. Voor de zoveelste keer kon een parlementsvergadering die dag niet doorgaan wegens gebrek aan quorum. Tegen de Ware Tijd spuwde hij dat hij het gedrag van de oppositie om geen quorum te verlenen ‘verkeerd en ongrondwettelijk’ vond. Ironisch genoeg behoort Jessurun zes jaren later zelf tot de groep parlementsleden die zoveel mogelijk vergaderingen blokkeert door geen quorum te verlenen. Het is echter Shailendra Girjasing (VHP) die helemaal besmet lijkt te zijn met het quorumvirus. De ziekte heeft in ieder geval het schaamtegevoel van de politicus volledig geïnfecteerd. Een andere verklaring is er niet voor wat Girjasing onlangs zei tegen Apintie. Het televisiestation vroeg hem waarom de oppositie met opzet vergaderingen van het parlement saboteert. Maar van sabotage was hoegenaamd geen sprake, luidde het antwoord. “Het is de coalitie die moet zorgen voor quorum. Zij moet er voor zorgen dat ik naar het parlement moet komen, om daar mijn werk te doen. Niemand moet me komen zeggen dat alle parlemensleden dezelfde plichten hebben. Dat is misschien zo, maar de verantwoordelijkheid om te vergaderen ligt bij die anderen”, aldus Girjasing. Deze ‘volksvertegenwoordiger’ (met opzet tussen aanhalingstekens) weet blijkbaar niet dat hij slechts om één reden naar het parlement is afgevaardigd. Namelijk om er het volk op het hoogste niveau te vertegenwoordigen – de naam volksvertegenwoordiger zegt het al. Bovendien krijgt hij voor deze parttimebaan 15.700 Surinaamse dollar per maand, omgerekend 525 srd per dag, en dat zeven dagen per week. Toch weigert Girjasing zijn werk in het parlement te doen als de coalitie hem daartoe niet verplicht. De belangen van het volk vertegenwoordigen, hem zal het een zorg zijn. Dankzij de sabotage van Girjasing en zijn fractiegenoten, kon die dag het debat over de invoering van een minimumloon niet doorgaan. Een wet waarop heel Suriname al jaren wacht, bleef zo nog langer in de ijskast liggen. Intussen raakte wel al bekend dat het minimumloon zo rond de vier srd per uur zal bedragen. Wie zoveel verdient, heeft dagelijks 131 uur (!) nodig om hetzelfde te verdienen als Girjasing binnenhaalt. Met het grote verschil dat het volk moet staan zwoegen, en de volksvertegenwoordiger pas zijn hangmat uitkomt wanneer hij niet anders kan.