Het rechtssysteem van de Marrons
Goejaba is één van de vele Marrondorpen in het binnenland van Suriname waarbij het eigen originele rechtssysteem in tact is gebleven. In het dorpje aan de Boven-Suriname, waar nog geen elektriciteit is, de Saramakaanse vrouwen de was doen in de rivier en de tradities nog volop worden nageleefd, worden mensen berecht door ‘elkaar’, niet door de staat. Voor de stedelingen iets ongrijpbaars en onwerkelijks.
Het kroetoe-oso, het vergader-huis van het dorp waar onder andere overleg wordt gepleegd over misdrijven, ziet er voor een buitenstaander niet uit als een rechtbank. Tussen de vele houten huisjes van Goejaba, die met smalle weggetjes en pleintjes van elkaar worden gescheiden, staat de grote stenen overkoepelde ruimte waar rechtgesproken wordt. Het kroetoe-oso is één van de belangrijkste gebouwen in het dorp en ligt hier achter één van de bidplaatsen. Een politieapparaat of gerechtshof dat door de nationale overheid is ingesteld, bestaat in het Marrondorpje niet. Díe rol neemt het kroetoe-oso in. De inwoners hechten veel waarde aan deze ruimte.
In een Marrongemeenschap wordt recht gesproken in naam van de granman, het opperhoofd van de Marrondorpen van een bepaalde stam. De granman is alleen inzetbaar bij de behandeling van ernstige delicten. Lichtere rechtszaken worden overgelaten aan de lagere rechtsprekende instanties zoals de bestuurders van het dorp: de hoofdkapitein, kapitein en de basja’s, het traditioneel gezag. Zij regelen zowel het bestuur als de rechtspraak in het dorp.
Hoofdkapitein Koedemoesoe van Goejaba, een grote en brede man met een strakke blik, beschrijft het rechtssysteem in zijn gemeenschap. “Omdat we duidelijke wetten en regels hebben gesteld, werkt ons systeem goed. Je weet wat de straf is en wat er gebeurt. Hier weet iedereen wel wat de consequenties zijn!”
Eens in de zoveel tijd, wanneer er iets belangrijks in het dorp gebeurt, wordt iedereen opgetrommeld om te luisteren naar de bestuurders van het dorp. Zij snellen zich dan naar hun huisjes om hun dagelijkse kleding uit te doen en gaan dan naar het kroetoe-oso in vol ornaat. Ze hebben hun netste kleding aan, zetten hun kapiteinspetten op en hebben in hun hand een uit hout gemaakte wandelstok. De granman heeft altijd een stok met een vergulde knop.
Op dorpsniveau is de kapitein bij de rechtszitting de voorzitter en hij wordt geassisteerd door zijn basja’s. Niemand gaat direct tegen elkaar in. Iedereen spreekt naar de kapitein en hij is de tussenpersoon. Iedereen ‘doet zijn verhaal’, de kapitein oordeelt. Wanneer de granman erbij betrokken is, vervult hij deze rol. Er wordt een jury samengesteld die naar de partijen luistert en zich beraadslaagd voor het vonnis. Het uiteindelijke oordeel wordt uitgesproken door de kapitein of granman.
Straffen
Wat opvalt aan de rechtspraak van de Marrons, is dat het heel vredelievend is. Vergeving is belangrijk en ook essentieel. In elk dorp gelden andere straffen en ook de rituelen verschillen. Zo wordt door sommigen beweerd dat de Djoeka Marrons, die meer in het oosten leven, agressievere straffen uitdelen. Bij de Marrons heeft straf niet alleen een vergeldende maar ook een beschermende functie. Er is een collectieve verantwoordelijkheid. Niet alleen de persoon die de ‘misdaad’ heeft begaan, wordt aangekeken op zijn fouten, maar ook zijn clan, of de familie waartoe hij behoort. Er heerst een sociale controle die in de westerse samenleving ongekend is. Iedereen weet precies waar de ander is.
Antropoloog Thomas Polimé deed enkele jaren terug onderzoek naar het rechtssysteem bij de Saramakaners. “Door de sociale controle kunnen foutieve gedragingen van een individu gesignaleerd worden en kan er opgetreden worden. Als iemand een fout begaat, is de druk van de gemeenschap heel zwaar. Veel zwaarder dan wanneer hij naar de gevangenis gestuurd zou worden”, vertelt hij.
De straffen die worden uitgedeeld, zijn in zekere mate vastgesteld. Iemand die iets heeft gestolen, moet het teruggeven en bijvoorbeeld zoveel flessen rum betalen. Er moet een korjaal gebouwd worden, of dingen aangeleverd worden. Iedereen weet van tevoren wat hij of zij kan verwachten. Bij een bedreiging wordt naast een geldboete vaak nog om een openbare verzoening gevraagd. Algemeen geldt, dat wanneer degene niet wil betalen of zijn straf niet nakomt, er een gevecht komt.
Moord
Ook in de Marronsamenleving is moord de ergste daad die je kunt begaan. Hoofdkapitein Koedemoesoe vertelt vol overtuiging: “Wie hier iemand doodt, moet meteen weg uit het dorp. Meestal leveren we de dader uit aan de politie, maar soms vlucht de dader naar de stad en wordt hij daar opgepakt. Wij willen niets meer met hem te maken hebben en zijn naam noemen we nooit meer. Het huis waar de man woonde, gaan we vernietigen. Dat mag de familie van de overledene doen. Alles wordt vernield en in brand gestoken. De familie van de dader moet een week lang het dorp uit. Daarna gaan we naar de granman toe, die bepaalt wat voor een boete de familie van de dader moet betalen.”
De boetes die worden opgelegd, bestaan vaak uit de belangrijkste levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen. Rum, pangi’s (doeken), klamboes, hangmatten en benzine zijn de meest voorkomende betaalmiddelen. “Ook als het doden per ongeluk gebeurt, moet je het dorp verlaten”, gaat Koedemoesoe verder. “We zoeken eerst goed uit of we daadwerkelijk de dader voor ons hebben door hierover te vergaderen. Als blijkt dat het zo is, moet de persoon altijd weg.”In Goejaba wordt het verstoten van de moordenaar wel vergeleken met de manier van handelen bij apen. Als één aap een tak mist en op de grond valt, mag hij zich niet meer bij de groep aansluiten. Hij wordt ook verbannen uit de groep.
Overspel
In het traditionele dorpje wordt overspel gezien als een grote fout. Wanneer er ontrouw plaatsvindt doordat een vrouw met een andere man intiem is, gaat de familie van de man naar de familie van de minnaar waarmee zij is vreemdgegaan. Ze vertellen aan de familie wat er is gebeurd. De vrouw wordt voor straf terug gestuurd naar haar ouderlijk huis. Dat is tijdelijk. Haar minnaar krijgt een boete van bijvoorbeeld twaalf flessen rum en hij mag de relatie met de vrouw niet voortzetten.
Na een tijdje vergeeft de man zijn vrouw en neemt hij haar weer terug. Blijkt dat zijn vrouw zegt: ‘Ik wil toch weer terug naar mijn minnaar, ik ben liever bij hem’, dan komt er weer een straf. Er wordt de conclusie getrokken dat het door haar minnaar komt en daarom moet hij nóg vijftig liter rum betalen en vijftig pangi. Er vindt een soort scheiding plaats tussen het echtpaar, de vrouw wordt definitief weggestuurd en de minnaar mag zich een week lang niet in het dorp bevinden. Dat wordt als intimidatie gezien. Hierna gaat de familie van de minnaar naar de moeder van de vrouw. Daar biedt de minnaar zijn excuses aan en biedt hij zich aan als toekomstige man voor de vrouw. Dan drinkt hij met de familie van de vrouw uit dezelfde kalebas, als een soort van verzoening. Ook gaat hij naar de ex-man van zijn toekomstige vrouw om samen uit een beker te drinken, om ruzie te voorkomen en vredig door te kunnen gaan.
In ergere situaties worden de kapiteins en basja’s erbij gehaald, maar het voortouw wordt genomen door de familie. Bij elk dorp verschillen de straffen in dit soort gevallen. Zo is van de Djoeka Marrons bekend dat de gedupeerde echtgenoot in zo’n soort geval het recht heeft de schuldige een aframmeling te geven zonder dat de laatste terug mag slaan. Wél kan deze proberen de slagen af te weren. Er zijn verschillende regels hiervoor opgesteld om een soort controle te creëren over deze wraakactie. De gedupeerde echtgenoot mag maar één iemand vragen hem te helpen en mag bijvoorbeeld alleen de vuist gebruiken. Het is niet toegestaan om op de rivier, op de kostgronden of in het bos te vechten en ’s nachts is het ook verboden.
Religie
Door stedelingen worden de tradities en gebruiken bij Marrons vaak als ‘bijgeloof’ gezien, maar zelf nemen de binnenlandbewoners het erg serieus. Ze geloven in winti, het traditionele geloof dat de voorouders uit Afrika hadden meegebracht. Sommige Marrondorpen zijn christelijk, deze dorpen zien het christendom als een aanvulling op hun eigen geloof. Winti is een manier om te genezen; er zijn verschillende medicijnmannen en zieners in de dorpen die zijn ingewijd in de wereld van het bovennatuurlijke en zij kunnen hogere machten om raad vragen. Er wordt geloofd in Gaan-Gadu, de ‘Grote God’. Deze oppergod is de schepper van alles en regeert de wereld met behulp van de lagere goden. Die lagere goden oefenen invloed uit op de mensen. Belangrijk voor de Marrons is een goede verstandhouding met de goden en geesten van voorouders.
Gevallen waarin de relaties met de medeburgers of bovennatuurlijke machten verstoord worden, nemen de Marrons heel serieus. De mensen zijn bang dat de bovennatuurlijke machten boosdoeners zullen straffen en daarom letten zij erg op nalatigheid, roekeloos of zondig gedrag. Wanneer twee vrouwen elkaar bijvoorbeeld negeren, niet groeten en geen maaltijd willen delen, moet het goed worden gemaakt door middel van een ‘openbare verzoeningsceremonie’.
Bij moord in het dorp, komen er ook rituelen bij kijken. Hoofdkapitein Koedemoesoe: “Als de moordenaar een vrouw had, krijgt zij natuurlijke medicijnen en moet zij baden om de slechte geesten weg te jagen”, legt hij uit. De familie van de moordenaar krijgt het de jaren erna ook zwaar te verduren. De geesten zullen hen kwaad doen door hen bijvoorbeeld ziek te laten worden.
Wordt er bij een kroetoe, vergadering, niet duidelijk of de verdachte de misdaad heeft begaan, dan kan een hogere macht ingeschakeld worden. Meestal komt het niet zo ver, vertelt kapitein Abouma van Goejaba. “De daden kan niemand voor zich houden, niemand kan er mee leven”, zegt hij.
Ontwikkeling
De Marrons houden zich vast aan de verdragen die zijn gesloten op 10 oktober 1760. Door de vrede, kregen Marrons ook juridische vrijheid. Dus ruim een eeuw voor de afschaffing van de slavernij, werden zij al vrij verklaard. Elk jaar wordt 10 oktober herdacht als ‘de Dag van de Marrons’.
Het moeilijke aan het rechtssysteem van de Marrons is dat niet alle tradi-tionele afspraken volgens de internationale norm zijn. Antropoloog Thomas Polimé, zelf ook Marron, vertelt over hoe het rechtssysteem zich heeft ontwikkeld. “De Marrons zitten er nu al langer dan tweehonderd jaar. Veel hebben ze zelf ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld de straffen. Het is inmiddels op sommige punten wel iets anders geworden. Vroeger was het zo dat als iemand werd vermoord, het ene dorp naar het andere dorp toe ging om te vechten. Dat was zeventig jaar geleden nog zo, maar dat is stopgezet door de stamhoofden. Ze verloren te veel mensen.”
De inwoners van Goejaba lijken zelf geen behoefte te hebben aan een nieuw rechtssysteem. Iedereen in het dorp accepteert het zo als het is. Paul Wooje is een van de Saramakaners die de tradities van het dorp wil behouden. Zo woont hij in een traditioneel Saramakaans huis en draagt de typerende kleding nog regelmatig. Het rechtssysteem is iets dat bij hen hoort, zegt hij. “Wij hebben dit rechtssysteem overgenomen van onze ouders en zien het als rechtvaardig. Het is onze manier van leven geworden. Als ik kijk naar het rechtssysteem van Suriname, ben ik het niet overal mee eens. Dat een dader een advocaat kan inschakelen om zichzelf te redden, vind ik fout. Omdat hij geld geeft, wordt hij geholpen, terwijl overduidelijk is dat hij het heeft gedaan. Dat kan toch niet! Ons rechtssysteem willen wij behouden, hier wordt veel meer met praten opgelost.”
Dat al het gepasserde sal sijn vergete en vergeeve van den dag van heeden af, mits sij bosnegers geen vijandelijkheeden pleege, maar zig als vrienden gedraege teegens de regering deeser landen, alle verdere ingeseetene soo joden als christen sowel sij als alle haare nakomelinge, dan sullen sij aangesien en erkent werde als vrije liede.
Uit: Het vredesverslag tussen het Nederlands Koloniale bewind en de Marrons, 1760.