Het Stabilisatie- en Herstelplan #1: Hoe wordt de crisis gediagnosticeerd?
Het Stabilisatie- en Herstelplan dat is opgezet om de crisis in Suriname te bezweren is gemengd ontvangen. Critici menen dat het plan niet concreet genoeg is, terwijl voorstanders menen dat dit plan de enige oplossing is. Parbode analyseert het plan voor u in drie delen. Vandaag deel 1: Hoe wordt de crisis in het plan gediagnosticeerd?
Als het gaat om de analyse van de crisis wordt er gelijk benadrukt dat de verschillende opinies die heersen over de totstandkoming van deze crisis een juiste analyse bemoeilijken. Volgens het plan kan de regering ‘dan ook niets anders doen dan de cijfers presenteren, haar analyse met de belanghebbenden bespreken en na consultaties gezamenlijke actie propageren. Immers, elke Surinamer zal in zijn of haar eigen huishouden, bedrijf, kantoor, werkplaats of buurt in actie moeten komen om de problemen het hoofd te bieden.’
Vervolgens kijkt men naar de achtergrond, waar met tal van cijfers, verwijzingen en bronvermeldingen nog eens wordt benoemd hoe goed het ging met Suriname vanaf 2004. De exportinkomsten namen volgens het plan pas af in 2013, maar ten opzichte van 2005 was er nog steeds een enorme groei. De tabel erbij spreekt niet in het voordeel van de regering, want na zoveel jaren van groei, zou er voor een slecht jaar toch een buffer moeten zijn?
De crisis uit de jaren negentig
Is het om de situatie te bagatelliseren? Om ermee aan te geven dat het allemaal wel goed komt? De terugval in exportopbrengsten was kennelijk toen erger en de productie- en exportbasis is nu breder. In de jaren negentig hadden we alleen de bauxietindustrie, terwijl ‘vanaf 2010 zijn aardolie- en goudindustrie belangrijker geworden dan de bauxietsector geworden. Deze bredere basis geeft ons land veel meer kansen om uit de huidige “bust” te komen. Ook de vooruitzichten op herstel zijn gunstiger.’
Als redenen voor die vooruitzichten wordt er gekeken naar nieuwe productiefaciliteiten en investeringen die meer inkomsten moeten genereren. Er wordt echter voorbij gegaan aan het feit dat de olie- en goudsector een van de redenen is dat de overheidsinkomsten überhaupt terugliepen, en dat ondanks een redelijke stijging in de olieprijs is de vooruitzichten niet zo gunstig zijn als het plan bepleit.
Geïnternationaliseerde crisisbeheersing
Naast dat de groei van overheidsuitgaven wordt genoemd, noemt het plan als vierde reden ‘Het mobiliseren van externe financiering noodzakelijk voor crisisbeheersing’. In de jaren negentig was Suriname van Nederlands geld afhankelijk, wordt aangegeven. Echter, de eis van die donor was dat Suriname een stabilisatieprogramma opgesteld door het IMF, Wereld Bank of de EU zou moeten uitvoeren: men wilde toen al de ontwikkelingshulp aan Suriname “internationaliseren”. In de huidige crisis heeft Suriname meerdere opties en dit heeft geresulteerd in het veiligstellen van een financieringspakket van totaal USD1.075 miljoen.
Er wordt hier voorbijgegaan aan het feit dat de regering nu wel met het IMF in zee is gegaan, en dat de ontwikkelingshulp nu in de vorm van leningen komt, van enkel buitenlandse instanties, waarmee de ontwikkelingshulp toch ook is ‘geïnternationaliseerd’.
Polarisatie
Als vijfde reden worden de politieke tegenstellingen en de kans op consensus genoemd. In het plan wordt het treffend beschreven: ‘Politieke en sociale polarisatie creëert een milieu waarin in het algemeen de kansen op succesvolle crisisbeheersing minimaal worden, terwijl ook de uitvoering van een economisch groeiprogramma veel moeilijker wordt’. De afgelopen dagen is de economische malaise wat naar de achtergrond verdreven door een nieuwe crisis, namelijk de zogenoemde ‘constitutionele’.
Deze crisis, of zoals deze wordt geframed door belanghebbenden, heeft de afgelopen dagen partijen en sociale groepen al dermate gepolariseerd dat, zoals het plan zelf aangeeft, het gezamenlijk uitvoeren van een plan als het Stabilisatie- en Herstelplan langzaamaan utopisch begint te worden.