Het WK blijft een droom
De klad zit nog steeds in het voetbal
Het WK blijft een droom
Voetbal is nog altijd de meest beoefende sport in Suriname. En sinds mensenheugenis is het de droom van velen om onze nationale selectie te zien schitteren op een wereldkampioenschap. We leken er vroeger dichterbij. Maar klopt dat wel?
Het Surinaamse voetbal heeft in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw spraakmakende pieken gekend. Althans, zo lijkt het. Een terugblik in de geschiedenis, gesprekken met oudtopvoetballers en de voetbalstatistieken vertellen over deze spraakmakende periode echter een iets ander verhaal. Ook toen rommelde het al op veel fronten, zowel binnen als buiten de lijnen. Maar het voetbal leefde wel. Suriname heeft op landenniveau slechts twee hoogtepunten gekend: in 1977 drong ‘Natio’ door tot de laatste groepsronde voor deelname aan het wereldkampioenschap (WK). En in 1978 werd Suriname de eerste Caribbean Football Union-kampioen. Maar een eindronde van het WK wist ons land nooit te bereiken. Terwijl op clubniveau Suriname keer op keer prijzen in de wacht wist te slepen. Een voorbeeld is de Concacaf Champions League, waarvan Transvaal in 1973 voor het eerst kampioen werd. De club wist dit te herhalen in 1981. In 1975 en 1986 werd Transi semi-kampioen. Robinhood werd in 1976, 1977, 1982 en 1983 semi-kampioen. Naast deze prestaties zijn er tal van mooie wedstrijden gespeeld tegen Braziliaanse teams zoals Paisandu en Santos. Ook tegen Nederlandse clubs als Ajax en Feyenoord kwamen wisten onze jongens flink tegenstand te bieden.
Kaliber
Waar lag het aan, dat Suriname het destijds goed deed op clubniveau? Errol ‘Emau’ Emanuelson, oud-speler van Robin Hood en vader van de befaamde ex-Ajacied en huidig AC Milan-speler Urby Emanuelson, was onlangs voor vakantie in Suriname. Een mooie gelegenheid om met hem terug te blikken op die succesvolle Surinaamse voetbaljaren. Hij begon bij SV Tuna, maar na vier jaar stapte hij over naar Robin Hood. “Bij Tuna kon je niet naar het buitenland, want die club werd geen kampioen.” In het buitenland spelen, was volgens hem een enorme beloning. “Bij Robin Hood had je bijvoorbeeld Entingh, George, Leeflang, Garden, Rustenberg, Barron en Burleson. Dat waren spelers van kaliber.” Robin Hood en Transvaal waren de vlaggenschepen van die tijd, zij behaalden de meeste landstitels. “Het was een vete als die twee het tegen elkaar op moesten nemen. De spelers van Transi en Binhood waren gewoon vrienden, maar niet tijdens de negentig minuten die ze moesten spelen. Bundel en George bijvoorbeeld, die in het dagelijkse leven haast elke dag samen waren, stonden als aartsvijanden in het veld. Ze hielden geen rekening met elkaar, ondanks dat ze vrienden waren.” Het succes van de topvoetballerij was destijds niet alleen te danken aan talent. Zoals menigeen zich vast nog kan herinneren, is de sfeer in de stadions en de discipline van de spelers van toen niet te vergelijken met nu. “Er was sprake van humor en plezier”, zegt Emanuelson. “En als je het stadion binnenkwam, zag je de tribune helemaal propvol. Dat legde wel een enorme druk op ons. Niet alleen de persoonlijke inzet droeg bij aan de prestaties van de spelers, ook de houding van het clubbestuur speelde een belangrijke rol. Dat was erg betrokken bij het welzijn van de spelers. Het resultaat hiervan was loyaliteit en clubliefde van de spelers.”
Keerzijde
Bij de nationale selectie daarentegen was het een ander verhaal. “Je zag bepaalde bestuursleden van de Surinaamse Voetbal Bond (SVB) alleen bij de training langs de lijnen zitten wanneer wij naar het buitenland moesten. Ik heb nooit een bestuurder gezien die kwam vragen ‘wat moet ik voor je doen of wat heb je nodig?’ Nooit! Als spelers hielden we niet van bestuurders die meegingen naar het buitenland. Dat soort mannen hadden we niet nodig en dan klikte het dus niet met de selectie.” Ook de organisatie voor buitenlandse wedstrijden was slecht. Spelers kregen een schrale beloning van 7,50 Surinaamse gulden als ze met de selectie weggingen. Emanuelson haalt het voorbeeld aan van de eindronde van de WK-kwalificatie in 1977 in Mexico. “We waren met zijn negenen van Robin Hood, de rest was van Transvaal. Dat trainer Ro Kolf van Robin Hood meeging, wekte wrevel bij de Transvalers. Vanaf het begin van deze reis ging het mis: er was geen geld, geen trainingsveld, geen ploeg om tegen te oefenen. Ze hadden een piki piki-ploeg bijeen getrommeld om tegen ons te komen spelen, in een stadion met slechte verlichting. Tot overmaat van ramp werden Siegfried ‘Gusto’ Rustenberg en Roy Belfor tijdens een tussenstop in Medellín, Colombia neergeschoten. We moesten de reis verder voortzetten met twee gewonden, die ook nog eens werden getreiterd door overige teamgenoten. Dat kan toch niet leuk zijn? Daardoor werd er ook in het veld niet goed gepresteerd.”
Afleidingen
Wensley Bundel, oud-international en ex-trainer van de nationale selectie, heeft prettigere herinneringen aan de tijden van toen. “We waren altijd gemotiveerd om te spelen voor Suriname. Er was destijds niet veel anders om je mee bezig te houden. De vele hedendaagse afleidingen zoals internet en de BlackBerry waren er niet. Vroeger focusten we ons alleen op voetbal, voetbal, voetbal.” Tegenwoordig is de motivatie niet altijd optimaal. “Op dinsdag en donderdag kwamen de spelers bijeen om te trainen, drie uren per dag. Ook al was de interlandwedstrijd pas over vijf maanden, we trainden constant door. Vandaag de dag gaat men een maand voor de interland beginnen met de training van de selectie. Dus je ziet hoe de verandering is. Niet alleen aan de leiding schort het, ook aan de jongens. Want als je een extra dag wil inlassen om te trainen, dan hoor je ‘Trena a san o hebi.’ Het is zwaar trainer… Ze hebben altijd andere dingen te doen.” “Het Surinaamse voetbal is niet achteruitgegaan, het ontbreekt echter aan grote persoonlijkheden in het veld”, stelt Ro Kolf. Hij kan het weten, want al decennialang heeft hij topclubs als Robinhood en Transvaal getraind. “De clubs van vroeger hadden persoonlijkheden, maar de wijze waarop werd gevoetbald als team, was minder. Wij weten nu veel meer over teamfuncties en -regels. Als we deze kennis toen hadden, was Suriname gekwalificeerd voor het WK. De voetbalpersoonlijkheden van toen waren de SVB en de coaches ver vooruit.” Kolf is toch positief over de ontwikkelingen in de laatste jaren. “In de breedte is het voetbal sterk gedecentraliseerd. Wij zijn op dat stuk vooruit gegaan. Veel meer mensen nemen deel aan voetbal en veel meer mensen leven mee met de sport. Vroeger was voetbal geconcentreerd op Paramaribo, waardoor het stadion steeds vol was. Maar nu wordt er op verschillende plekken gevoetbald.”
Afdwingen
In april van dit jaar werden bestuursverkiezingen gehouden bij de SVB. De nieuwbakken voorzitter John Krisnadath mag de scepter zwaaien en moet proberen een frisse wind te laten waaien in de voetballerij. Al tientallen jaren wordt gesproken over hoe het Surinaamse voetbal mee kan doen met de wereldtop, resultaten blijven echter uit. “Sport kost geld”, benadrukt Emanuelson. “Men zal het Surinaamse voetbal moeten ombuigen en bij de onderbouw, bij de kleintjes, moeten beginnen. Spelers moeten worden opgeleid op het vlak van mentaliteit, voetbalvaardigheden, structuur en discipline. Zelf kunnen jonge spelers niets, de organisatie zal een voortrekkersrol moeten vervullen.” Daar ligt dus een schone taak voor de SVB. Maar helaas was John Krisnadath niet bereid om tekst en uitleg te geven over de strategie van zijn bestuur. Hij had “geen tijd” om te praten over de richting die het Surinaamse voetbal op moet gaan om in de toekomst succes af te dwingen. Daardoor kunnen we alleen maar gissen of de SVB de zaken serieus aan gaat pakken om de eeuwigdurende droom ‘Suriname op weg naar het WK’ eindelijk te verwezenlijken. Nu moeten we het nog even doen met de herinneringen aan de mooie clubsuccessen uit het grijze verleden.