Het zilveren koord
Tekst Cobi Pengel
De in de blauwgroene zee dicht bij de evenaar. Alle eilanden hebben een tariade-archipel is een eilandengroep naam, maar het zijn er te veel om op te noemen. Er is echter een naam die niemand van de eilandbewoners ooit vergeten zal, ook al bestaat dat eiland allang niet meer: tamarinde-eiland. over tamarinde-eiland wordt een verhaal verteld dat op iedereen die het hoort, steeds weer diepe indruk maakt. Het is het verhaal over tamarin, tamarina en Sunset, die heel lang geleden op het idyllische tamarinde-eiland woonden.
Aanvankelijk woonde tamarin er alleen. Hij was een eenzaam mens. De naam tamarin hadden de mensen voor hem bedacht; hemzelf kon het niet schelen hoe hij genoemd werd. Misschien kende hij zijn echte naam niet eens. tamarinde-eiland dankte zijn naam aan het grote bos van tamarindebomen die er lang geleden – misschien wel door de wind – waren geplant. Vanwege de vele tamarindebomen die het eiland bedekten kwam natuurlijk de naam ‘tamarin’. De tamarindebomen droegen voortdurend vruchten en werden bevolkt door vele vogels en prachtige, groene leguanen. Er was een open plek in het tamarindebos waar tamarin zijn eenvoudige huisje had gebouwd. Hij plukte de vruchten, verwerkte ze tot moes en tamarindestroop en werd daarbij geholpen door enkele arbeiders die in de vroege ochtend in hun korjalen van de andere eilanden kwamen en in de namiddag weer vertrokken. Behalve de arbeiders was het een komen en gaan van bewoners van de andere eilanden die tamarins producten kwamen kopen. of liever gezegd: ruilen voor de levensmiddelen die de eenzame man voor zichzelf nodig had. Nooit werd de suiker vergeten waarmee de stroop werd gemaakt. Deze ruilhandel verliep tot ieders tevredenheid. ook de arbeiders werden in natura betaald: met tamarinde en tamarindeproducten en met de leguanen die ze geregeld mochten vangen, zodat ze die op de markten van de andere eilanden konden verkopen. tamarinde-eiland was een klein paradijs tussen de andere eilanden van de archipel.
Niemand van de andere eilanden heeft ooit iets geweten van de herkomst van de eenzame tamarin. Hij was niet jong en niet oud. Bruin van kleur was hij, zijn gitzwarte haar kroesde op hoofd en borst. Zijn gezicht was scherp getekend, niet onknap, zijn lichaam lang en gespierd; het enige kledingstuk waarmee hij het bedekte was een lendendoek. Hij gaf niet alleen leiding aan de mensen die de vruchten van de bomen plukten, maar klom ook zelf in de bomen om aan de nooit eindigende arbeid deel te nemen. De bomen waren immers talrijk en droegen overvloedig vruchten. De rust die de statige bomen uitstraalden, de dansende, goudgele vlinders, het gezang van vogels en de overvloed aan bosplanten, waaronder groene varens, oranjerode reuzenpalulu’s en de mooiste orchideeën die tussen en op de bomen groeiden, zorgden voor een serene sfeer, door niets te verstoren. Zo zou het nog vele jaren zijn doorgegaan als er op een middag, toen de zon in kleurrijke schoonheid afscheid nam van de archipel om plaats te maken voor de nacht, niet iets merkwaardigs was gebeurd.
De ondergaande, langzaam in zee zakkende zon vormde elke dag opnieuw een boeiend schouwspel. Niemand van de eilandbewoners had er echter ook maar een flauw vermoeden van dat het niet alleen de ondergaande zon was die voor de kleurenpracht zorgde. ook de wisselende kleurschakeringen van de wolken deden mee aan het kleurenspel en niet zelden raakten ze met elkaar in gesprek. Meestal waren ze even slaperig als de zon en stelden die gesprekken niet veel voor. Maar op die ene namiddag toen er vrij veel, bijzonder mooi gevormde en gekleurde wolken waren, ontstond er een echt gesprek.
‘Hebben jullie daar, diep beneden ons, die prachtige groene eilanden ook opgemerkt?’ vroeg een nog maagdelijk blanke wolk. ‘Ja’, antwoordde een op een exotische bloem lijkende roze wolk. Een op een wollig schaap lijkende, wat donkerder roze wolk beaamde het. ‘En er is er een dat het dichtst begroeid is van alle’, voegde de schaapwolk eraan toe. ‘Het zijn bomen en als ik me niet vergis, zijn het tamarindebomen’, wist een vurig rode, ietwat slordig gevormde grote wolk. ‘Er woont een eenzame man die tamarin genoemd wordt. Hij werkt heel hard,’ vulde een langgerekte oranjesliertwolk aan. De wolken bleken dus niet alleen op de hoogte van het bestaan van de groene tariadearchipel, maar ook van tamarinde-eiland en zelfs van tamarin die er in zijn eentje woonde. De vurig rode wolk antwoordde de oranje sliertwolk: ‘Geen enkele man mag eenzaam zijn. Als die man zo eenzaam is, laat ons dan samen zorgen voor een vrouw die hem gezelschap houdt. We moeten snel handelen, want de zon is bijna onder en daarna kunnen we van onze kleuren geen vrouw voor de eenzame man meer maken.’ ‘Een briljant idee, vurig rode wolk!’ riepen de andere wolken. Enkele van hen lieten stiekem zelfs enkele tranen van ontroering in de zee vallen. Snel gingen ze aan het werk en schonken allemaal iets van zichzelf om de ideale vrouw voor tamarin te vormen. Een deel van de maagdelijk blanke wolk vormde een rank meisjeslichaam met nog kinderlijke borstjes. Een oranje-bruine wolk liet er tepels aan groeien die zich reeds uitdagend lieten gelden, terwijl een rozebruine wolk zorgde voor een verdwaald sproetje hier en daar als finishing touch. In de ogen die het hartvormige gezichtje nog mooier maakten dan het al was, spiegelde zich de blauwgroene zee. De vurig rode wolk die het initiatief genomen had, bekroonde het werk van de andere wolken met een vlammende rijkdom aan tot het middel reikende golvende haren en een meisjesachtig, eveneens met vurig rode krulletjes bedekt magisch driehoekje. Ziedaar: de vrouw voor tamarin was geschapen. De wolken waren het eens over haar naam: tamarina. Maar nu… Nu moest tamarina nog vanuit de wolken op het tamarinde-eiland worden neergelaten. Haast was geboden, want de zon was bijna onder. Van de laatste zonnestralen sponnen de wolken vliegensvlug een stevig, zilveren koord dat ze met tamarina’s navel verbonden en zo lieten ze haar neerdalen, precies op de open plek waar tamarins huisje stond. Het zilveren koord loste vanzelf op in het laatste licht. En toen was tamarin niet langer alleen.
Hij was echter zoals gewoonlijk al vroeg gaan slapen en vond het elf-achtige vrouwtje de volgende ochtend toen hij naar buiten kwam. Nooit was de eenvoudige man op het idee gekomen een vrouw te zoeken. Zijn huisje op het serene eiland en de vele tamarindebomen waren tot dat moment zijn wereld geweest. Hij had geleefd in de veronderstelling dat deze rust het volmaakte geluk op aarde was. Nooit had hij andere verlangens gekend. De ingetogen, aanvankelijk sprakeloze man kon zich na enkele minuten niet bedwingen en vroeg: ‘Wie ben je? Waar kom je vandaan?’ Het mooie vrouwtje wees op zichzelf en zei alleen maar: ‘tamarina’. toen richtte ze haar blik naar boven, naar het wazig-blauw van de vroege ochtendlucht, waarmee ze wilde aangeven dat ze daar vandaan gekomen was. Aarzelend wees de man op zijn beurt op zichzelf en zei: ‘tamarin’. toen spreidde hij zijn sterke armen uit om aan te geven dat het hele eiland van hem was. Al had hij nooit eerder de liefde voor een vrouw ervaren, welden nu als vanzelf ongekende, bruisende gevoelens in hem op. En al had zijn mond nooit eerder woorden van liefde tot een vrouw gesproken, waren dat toch de eerste woorden die hij daarna sprak en die hij haar leerde. Veel waren er niet nodig: ze begrepen elkaar ook zonder woorden. Het ging als vanzelf. Het duurde dan ook niet lang voordat hij, ondanks zijn gebrek aan ervaring, die woorden van liefde omzette in daden. In het lange, gespierde lichaam van de eenvoudige man ontwaakten gevoelens die hem vreemd waren. Zijn scherp getekende gezicht kreeg een zachte uitdrukking. Hij leerde snel het ranke lichaam met de verdwaalde sproetjes liefkozen. Hij warmde zich aan de vlammende rijkdom van de lange haren en aan de kinderlijke krulletjes van het driehoekje. Hij streelde de kleine borsten met de uitdagend opstaande tepels. De uit de wolken geboren tamarina genoot van iedere aanraking van tamarins stevige lichaam en zachte mond. tamarin en tamarina waren man en vrouw die hand in hand van het tamarindebos, van de vogels en de bloemen genoten terwijl de gele vlinders om hen heen dansten. Als de zon onderging, wandelden ze over het strand, langs de vloedlijn van de zee die hun vriend was. Het aangename gevoel rond haar navel wekte dan bij tamarina vage herinneringen op aan haar ongewone afkomst. Dankbaar keek ze omhoog naar de kleurenpracht van de ondergaande zon en de veelkleurige wolken die haar het gelukkige leven met tamarin geschonken hadden. Dit alles tot verbazing van tamarins arbeiders en de mensen van de naburige eilanden die hun koopwaar voor tamarindeproducten kwamen ruilen. Niemand begreep waar het mooie kleine vrouwtje, dat al gauw net als tamarin een lendendoek droeg, vandaan gekomen was. Het was vanzelfsprekend dat reeds binnen een jaar de spontaan ontstane liefde bezegeld werd met de geboorte van een kindje. Een meisje dat even mooi was als de ouders die haar tussen de groene varens en de oranjerode palulu’s onder de goedkeurend ruisende tamarindebomen en de toeziende oogjes van de dansende gele vlinders gemaakt hadden. omdat tamarina zich langzaam bewust was geworden van haar bijzondere afkomst, stond ze er op het meisje ‘Sunset’ te noemen. tamarin begreep het en was evenals tamarina dolgelukkig met hun kleine Sunset. Sunsets huid had de kleur en de geur van honing met net als haar moeder hier en daar een klein sproetje. ook zij had de blauwgroene ogen die op het water van de zee leken en donkerrode kroeskrulletjes bedekten het volmaakt gevormde hoofdje.
toen kwam die verschrikkelijke nacht, enkele maanden na de geboorte van Sunset. Een orkaan trof het prachtige tamarindeeiland. De golven van de zee, die een vriend was geweest, sloegen met door de orkaan opgezweepte kracht tot ver over de stranden. De zee was niet langer een vriend, maar een vijand. De zee was een verslindend monster geworden. tamarin en tamarina zaten gehurkt, met de kleine Sunset dicht tegen zich aan gedrukt, in een hoek van hun huisje, angstig wachtend en hopend dat het gauw voorbij zou zijn. Maar de orkaan nam toe in kracht en blies het lichte huisje met gemak uit elkaar. Nadat ze zich onder de resten van het huisje vandaan gewerkt hadden, werd het weerloze drietal meedogenloos door de regen getroffen. Maar de magische afkomst van tamarina werd hun redding. Het leek alsof de wolken die haar het leven gegeven hadden, haar nooit verlaten hadden en ook tijdens die verschrikkelijke nacht nog over haar, over tamarin en over de kleine Sunset waakten. opnieuw daalde daar zomaar opeens een zilveren koord neer, steviger en dikker dan het eerste, omdat het nu drie mensen dragen moest. Het hechtte zich aan tamarina’s navel. Die klemde zich, met Sunset in haar armen, stevig aan tamarin vast, zodat het drietal een eenheid vormde. Het oog Dat Alles Ziet, dat midden in iedere orkaan woont, waar altijd stilte heerst, had de nood van het drietal gezien. terwijl de orkaan rondom de stilte van Het oog Dat Alles Ziet zijn woede over het eiland uitbraakte, was Het oog daarentegen vol mededogen. Het trok de drie uitverkorenen op aan het zilveren koord dat vanuit tamarina’s navel ergens heel hoog eindigde. Misschien wel daar waar de wolken op hen wachtten.
Het paradijselijke tamarinde-eiland met alle bomen, vogels, goudgele vlinders, leguanen, groene varens, orchideeën en oranjerode reuzenpalulu’s werd echter die nacht door de zee verslonden. Alle andere eilanden bleven gespaard. De bewoners hebben nog gezocht naar de lichamen van het drietal. Maar ze raakten er al gauw van overtuigd dat ze door de woeste golven waren meegesleurd en verdronken. Van de wonderbaarlijke ontsnapping was immers niemand getuige geweest.