Hoe gaat het met je?
Pim de la Parra is paradoxaal. Hij is nergens voor
en nergens tegen. Eenvoudige parralogica
Bestelieve lezer en lezeres, een veel voorkomende vraag is wel: ‘Hoe gaat het met je?’ Waarop ‘Goed, dank je’ een van de meest gebruikte antwoorden is. ik heb eens een Tsjechische acteur gekend die deed alsof hij geweldig kwaad werd als iemand hem achteloos vroeg hoe het met hem ging. “Vraag me toch niet zulke domme dingen”, zei hij altijd en dan gaf hij je een speelse klap in het gezicht. Een andere vriend had weer de gewoonte om deze vraag te beantwoorden met ‘Dat gaat je geen moer aan!’ En ik kende een beeldschone feministe die op deze vraag van mannen gretig reageerde met de tekst ‘nu ik jou zie, voel ik me ineens erg belabberd’. Er bestaan ontelbare karakteristieke antwoorden op deze alledaagse vraag. ook ik heb een periode gekend waarin ik bewust wilde rebelleren tegen het automatisme dat in werking komt bij het stellen en beantwoorden van zo’n simpele vraag. “ik weet het niet!” zei ik dan aan iedereen die me vroeg hoe het met me ging. En om mijn antwoord te rechtvaardigen, zei ik dan direct: “Hou zou ik het kunnen weten?” Daarbij keek ik de vraagsteller aan en vroeg ernstig: “Weet jij soms hoe het met je gaat?” Meestal werd dan duidelijk dat het als grap was bedoeld, terwijl ik bij deze en gene vaak iets had losgemaakt, al was het slechts een glimlach of een rimpel. Als er toch iemand serieus op inging, dan opperde ik graag het idee dat niemand echt kan weten hoe het met hem of haar is gesteld, omdat onze zintuigen zeer onbetrouwbare instrumenten zijn om zoiets te kunnen meten. En afhankelijk van de reactie van de aangesprokene – die mij immers had lastig gevallen met deze haast automatisch gestelde vraag – gaf het mij plezier om nog te beweren dat de meeste aardbewoners niet eens weten of ze dood of levend zijn. Je begrijpt natuurlijk al dat ik een plaaggeest ben die het niet kan laten om zichzelf en zijn medemensen op zachtaardige manier eraan te herinneren dat mensen, dingen en verschijnselen niet zijn zoals ze zich aan ons voordoen. Wat inhoudt dat ook wij niet zijn die we denken te zijn. Een van mijn favoriete literatuurwetenschappers is de Franse filosoof Jacques Derrida (1930–2004), geboren en getogen in Algerije, in wie ik een verwante geest herken, zij het dat zijn genialiteit mij zo ontroert dat ik er zowel ultiem bescheiden als megalomaan van raak. net als Derrida verliet ik mijn geboorteland pas op mijn twintigste om in Europa – hij in Parijs, ik in Damsko – te gaan studeren. in de filosofische wereld werd Derrida wereldberoemd als grondlegger van de zogenaamde ‘deconstructie’, waarmee hij talloze schrijvers, filosofen en literatuurwetenschappers tot pure razernij bracht. Jaren geleden las ik in het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone een interview met hem, waarin hij zei: “Wanneer men mij vraagt: ‘Hoe gaat het?’ – wat een dwaze vraag! – heb ik zin om te antwoorden: ‘op welke verdieping?’ Het is alsof ik een kleine menigte mensen ben die op meerdere verdiepingen leven en elkaars pad kruisen. Er is een verdieping waarop iemand leeft die erg ziek is, bijna stervende, een andere waar een huichelaar verblijft, nog een andere waar iemand zich drogeert, en dan uiteindelijk een laatste verdieping waar men zich goed voelt.” Hieruit blijkt Derrida’s opvatting van het ‘ego/ik’, dat niet meer op elk willekeurig ogenblik toegang heeft tot alle verdiepingen en kamers. Het behoudt geen overzicht van alles wat er zich in het gebouw afspeelt en kan eerder gezien worden als een duizelingwekkend en onkenbaar labyrint. Lievebeste lezeres en lezer, ik vertrouw erop dat je heel goed hebt aangevoeld waar ik het over heb. Dank voor je aandacht en wees gezegend.