Hoezo werkloosheid?
Je hoort weinig over werkloosheid in Suriname. Vooral in de politiek wordt er angstvallig over gezwegen. Maar een probleem is het wel degelijk. De werkloosheid in de afgelopen jaren is gestegen van acht procent (2004) naar elf procent (2007). En naar ver-wachting wordt het alleen maar erger. Opvallend is dat niemand binnen de overheid zich echt met deze materie bezighoudt.
Voor wat betreft het herstel op de arbeidsmarkt is er weinig reden tot optimisme. Alleen al het vertrek van Billiton kost zo’n duizend arbeiders hun baan en ook in de toeleveringsbedrijven zullen de gevolgen merkbaar zijn. De wereldwijde recessie zal de zaak geen goed doen, hoewel op dit moment onduidelijk is in hoeverre dat effect op de Surinaamse economie heeft. Maar bij het verantwoordelijke ministerie van Arbeid, Technologische ontwikkeling en Milieu (ATM) maakt niemand zich echt druk over de huidige situatie en over wat eventueel nog komen gaat.
Toch heeft het departement prachtige uitgangspunten, zo blijkt uit de beleidsnota 2006-2010: ‘Een moderne arbeidswetgeving die de werkende mens adequate bescherming biedt, maar ook wijst op zijn plichten. Waarbij onder andere speciale aandacht wordt besteed aan kinderarbeid, seksueel molest en discriminatie van hiv/aids besmette personen op de werkplek en het duurzaam bestrijden van werkloosheid’.
Klinkt mooi: het duurzaam bestrijden van werkloosheid. Maar toch is volgens de meest recente cijfers van het Algemeen Bureau voor Statistiek (ABS) uit het eerste half jaar van 2007 elf procent van de beroepsbevolking werkloos. Dat komt neer op bijna vijftienduizend personen. Van de jongeren tot 24 jaar zit zelf 38 procent zonder baan. In het statistisch jaaroverzicht wordt geconcludeerd dat het werkloosheidscijfer vanaf 2004 alleen maar is toegenomen. Dus je zou mogen verwachten dat de overheid dit oppikt en probeert concreet tot bestrijding van de werkloosheid over te gaan.
Beleid
Minister Joyce Amarello-Williams van ATM reageerde niet op herhaalde verzoeken om het beleid van haar ministerie uiteen te zetten. Haar ambtenaren weten ook geen eenduidig antwoord te geven op de vraag wat er nu concreet wordt gedaan. Beleidsmedewerkster Samuels van het onderdirectoraat Arbeid: “Ja, wat doet de overheid precies? Er is geen werkgroep die zich bezighoudt met die problematiek. We doen niet echt zoiets, er is geen specifiek beleid. Maar we zijn wel bezig met de minimumlonen. Daar wordt onderzoek naar gedaan en die resultaten worden verwerkt in een rapport. En we hadden laatst ook een arbeidsmarktbeurs. Die was heel druk bezocht en sindsdien komen hier heel veel mensen om zich te laten registeren als werkzoekende. We geven trainingen voor school-dropouts en ook voor mensen die een eigen onderneming willen starten. Ook willen we mensen bewust maken dat mensen met een handicap best nog kunnen werken, dat is dan meer gericht op de werkgevers. We maken filmpjes daarover en hopen zo mensen bewust te maken.”
Zou het geen goed idee zijn om de werkloosheid in kaart te brengen? Samuels: “Dat is echt heel veel werk, dat is een hele studie op zich. Dan zou je alles moeten nagaan bij allerlei verschillende instanties, hoe het zit met de werkloosheid. Dat is nog niet in kaart gebracht. Het ABS houdt wel cijfers bij en die krijgen wij dan.” Haar collega weet nog te vertellen dat er een arbeidsbemiddelingsbureau is. Maar navraag daar levert weinig op. “Hoezo werkloosheid, wij bemiddelen tussen vraag en aanbod, dat heeft toch niet met werkloosheid te maken?”, zegt een medewerker.
Het valt ongetwijfeld niet mee om de situatie op de arbeidsmarkt goed in kaart te brengen. Suriname biedt geen sociale voorzieningen aan mensen zonder baan, die hoeven zich ook nergens aan te melden voor een uitkering. Bovendien kent ons land een omvangrijke informele economie: iemand die niet in dienst is bij een bedrijf, is niet per definitie werkloos. Duizenden Surinamers verdienen immers hun brood door bijvoorbeeld als tuinman te werken, taxi te rijden of als hulp in de huishouding. Dat is een arbeidscategorie waar de autoriteiten vaak geen weet van hebben. Maar dat er een grote groep werklozen is, staat wel vast. Een vergeten groep, die maar moet zien hoe dagelijks eten op tafel wordt gezet.
Strategie
Ook in de Nationale Assemblee lijkt niemand zich serieus te buigen over de arbeidsmarkt. Tijdens de begrotingsdebatten eind vorig jaar brak Soesila Angoelal (SPA) wel een lans voor een actieplan om werkgelegenheid te creëren, zo viel in De Ware Tijd van 12 december 2008 te lezen. ‘De overheid zou naar haar oordeel effectieve arbeidsmarktinstituten moeten opzetten en het onderwijs africhten op de vraag op deze markt’, schreef de krant. Angoelal pleitte voor ‘een nationale werkgelegenheidsstrategie’.
In het artikel wordt verder gesteld dat het Assembleelid onderzoek naar de materie heeft gedaan. Dus zou zij de aangewezen persoon moeten zijn om vanuit de volksvertegenwoordiging het licht op de werkloosheidsproblematiek te laten schijnen. Maar dat valt tegen, zo blijkt tijdens een telefoongesprek. “Dat onderzoek heb ik helemaal niet gedaan, dat is van Jack Mencke. Ik heb er alleen aan gerefereerd. Om er iets over te kunnen zeggen moet ik mij weer helemaal inlezen en daar heb ik nu geen tijd voor.”
Cirkels
Alesandro Spong, secretaris-generaal van de Moederbond, vindt het de taak van de overheid om de werkloosheid op te lossen: “Werkloosheid is een probleem, dat kan niemand goed praten. Al zestig jaar lang is het geen enkele regering gelukt om het op te lossen. Wat de overheid zou moeten doen is arbeidsplaatsen creëren. Meer bedrijven en fabrieken neerzetten. Geef kredieten, niet alleen voor de verkiezingen maar blijvend, zodat mensen bedrijfjes op kunnen zetten. De overheid heeft de taak om daar voor te zorgen. Dat moet. Maar het blijven Surinamers. Dan ga je rond in cirkels en gebeurt er uiteindelijk niets.”
Maar volgens Ronald Hooghart, voorzitter van Vakcentrale C-47, ligt het probleem bij de mensen zelf. “De werkloosheid in Suriname hoeft er niet te zijn. Het is een keuze van mensen zelf. Er zijn in dit land bijvoorbeeld een boel goede lassers. Die werken niet als lasser, maar lopen wacht bij de overheid. Binnen de overheid heb je zekerheden, zoals gezondheidszorg. Healthcare is duur dus willen mensen graag die zekerheid. Of bijvoorbeeld een pensioen. Mensen zijn moeilijk. Ze willen niet werken, maar bij de overheid luieren. De overheid kent weinig discipline.”
Gemakzuchtig
Toch vindt ook Hooghart dat het de taak is van de overheid om wat aan de werkloosheidsproblemen te doen: “De overheid heeft de verantwoordelijkheid om werkloosheid in te dammen. Dat doen ze door mensen in dienst te nemen, een sociaal-maatschappelijke oplossing. Ik zeg niet dat het dé oplossing is, maar het is een oplossing.” Hooghart meent dat er altijd werk in Suriname is: “Je kunt allerlei groenten verbouwen en verkopen. Je moet íets doen. En als ze niets willen doen, moeten mensen niet klagen. Er is genoeg werk. Waarom werken anders alle Chinezen hier en Engelsen. Sommige mensen willen gewoon niet werken. Mensen zijn minder actief geworden, meer van plezier gaan houden. De mens is van aard gemakzuchtig. Gemak dient de mens, maar voor gemak moet je betalen.”
Spong ziet dat iets anders. Hij noemt de problemen die mensen hebben om een bedrijf te beginnen: “Om hier een bedrijf op te zetten, dat lukt niet. Je krijgt geen grond. Om hier van een minister een stuk grond te krijgen, moet je zijn gat likken. En dan heb je nog niet eens een vergunning. Voor alles moet je dokken. De werkloosheid is absoluut een probleem. Dingen die gedaan moeten worden, worden niet gedaan. Ik hoop dat er een regering komt die niet partijgebonden is. Er moeten technocraten opstaan die niet denken in politieke structuren. Dat zou goed zijn voor de ontwikkeling van Suriname. Het kán. Je moet niet een broer of een neef helpen. Je moet het lánd helpen.”