Hoog bezoek
Zelf zit ik niet zo vaak in de werkplaats; da’s toch meer de plek waar de mannen hakken en zagen op de Robland (een soort hééééle grote keukenmachine voor de timmerman) om na afloop in een kringetje op krukjes tegenover mekaar eindeloos djogo’s te zitten hijsen. Maar nu waren onze nieuwverworven wereldreiziger-kennissen op bezoek om – op onze uitnodiging – wat zaakjes voor hun wereldreislandrover te verherzagen. Dus werd er oorverdovend gezaagd en zaten René en ik, samen met die Karin-Marijke in de werkplaats telkens de afweging te maken om te zwijgen of schril schreeuwend een conversatie te voeren.
tot ik schuin vanuit mijn rechterooghoek opeens een reusachtig zwart-bruin-wit gevaarte van zo’n tweeëneenhalve meter lengte het asfalt van onze parkeerplaats op zag hobbelen, toen nog nieuwsgierig besnuffeld door Wolfje en zijn zus tyche, twee uit de kluiten gewassen herders. Mijn reactie was er een van ongeloof, verering en paniek; want een reuzenmiereneter zomaar op mijn nederige erf? Waar danken we zoveel eer aan?! Maar diezelfde reuzenmiereneter kan met zijn machtige voorpoten een hond moeiteloos doden.
In mijn ‘Jezus Christus, kijk!!!’ lag mijn hele gemoedsrust besloten en iedereen sprong op om in te grijpen. Lag het aan onze reactie dat de honden opeens fel werden? Bloed roken? Wilden aanvallen?
De miereneter, met die wonderlijke snuit en die onwaarschijnlijk mooie, lange zwarte sluierstaart, kreeg het benauwd en zette al zijn rugharen stijf overeind. En met veel gillen kregen we onze vier honden weer onder appèl; alsof je een knop omzette (Wolf en tyche zijn nazaten van een echte Canadese timberwolf; het was hun overgrootvader, maar toch, op zulke momenten is het voor hen lastig kiezen tussen de roep van de jacht en de stem van de baas).
En toen zaten er dus twee honden braaf in de kennel en twee braaf binnen in het woonhuis. En kwam ik nog sullig met onze nieuwe camera – bungelend op mijn buik als een Japanse Wallentoerist – weer naar buiten, terwijl de miereneter al lang en breed naar het hoge wied van de buurman was uitgeweken. Geen foto dus. Van dit zeer hoge bezoek. tenminste, zo zagen René en ik dat.
Want onze bevriende wereldreizigers, die al tien jaar met die landrover over gods aardkloot dwalen, hadden ze natuurlijk overal al gezien, en onze schipper Harry spotte een moeder met kleintje op haar rug langs de berm van de oost-Westverbinding… Maar Baas René en ik zien nooit wat, en dan loopt hij zomaar over je erf!
twaalf jaar wonen we nu in dit prachtland – nooit een miereneter gezien, de grote noch de kleine. Jááá, in Guyana een keertje; we waren met een groepje vrienden in twee auto’s een rondje aan het rijden, dus via Guyana naar Brazilië, inschepen in de haven van Manaus en met de boot eerst een tussenstop in Santa Rem maken en dan verder over de Amazone tuffen om door de nog nasmeulende resten van verbrand oerwoud tenslotte via Frans-Guyana weer naar huis te crossen – erg veel kilometers vreten!
Maar goed, Guyana is een fantastisch land; je rijdt eerst door het reservaat Iwokrama. Dat park (wat geen park, maar gewoon een giga lap jungle is) beslaat een geweldig deel van het achterland en anders dan in Su krijgen stropers er geen kans om toe te slaan (je nummerbord wordt genoteerd bij aankomst en als je te lang in het bos verblijft, moet bij de laatste slagboom onverbiddelijk de achterklep open – en o wee als daar een lijkje in ligt!). Achter die jungle is er een wonderschoon, heuvelachtig savannegebied waar het wemelt van de wilde dieren. En overal zie je spookachtige mierenburchten in de grilligste vormen…
na een verschrikkelijk leuke tussenstop in Rock View Lodge, passeerden we op weg naar de Braziliaanse grens een fourwheeldrivende tegenligger met zo’n raar klimrek op de bumper (bullbar, of ‘roe bar’ voor de Australiërs, die vooral kangoeroes aanrijden), in gierende vaart. De klap echode nog na en om de bocht lag hij daar, in volle glorie, gestrekt over het asfalt, de fiere staart waaierde nog na in de heftige wind, mijn eerste reuzemiereneter, eigenlijk nog helemaal heel… Maar wel morsdood. Vriend M., die zowel slager van beroep is als minnaar van exotische dieren, overwoog in alle ernst om de machtige klauwen te amputeren, alsmede zijn beeldige staart. Maar hoe dat drie weken in de tropen te conserveren? nou ja. Hij zag er gelukkig van af. Maar ik begreep hem wel een beetje, want hoe wonderbaarlijk dat dier er ook uitziet, hij is echt van overweldigende schoonheid. En van niet te onderschatten gevaar.
Maart 2014, het was op Weg naar Zee, zag een passagier in de auto op een lummelige zondag een miereneter en zette direct de achtervolging in met zijn houwer: het dier zou kalfjes roven. Ja, deuh… hij heeft niet eens tanden! toch moest de man het met de dood bekopen. Want echt, hij eet alleen mieren. Maar breng je hem in het nauw (het is een keer eerder gebeurd, in 2007, met een oppasser in de dierentuin van Buenos Aires) dan verheft hij zich op zijn achterpoten en trekt met een haal van die machtige klauwen je hele binnenvering d’r uit. En daarom reageerde ik, reageerden we allemaal zo hysterisch. Waarna de honden dus echt begonnen te happen, en dat doemscenario dichterbij kwam
Monique Pool, de CNN-heldin die zich zo inzet voor de luiaard en diens verwante soortgenoten, de miereneter en het gordeldier, dacht dat ons exemplaar misschien vanaf de overkant is komen aanzetten, want wat doet zo’n dier in dit landbouwgebied? Gelukkig hebben we hem, de dagen erna, niet langs de kant van de weg gevonden, dat lot is hem tot dusver bespaard gebleven. Maar het schijnt dat sommige van onze buren er wel een smakelijke stoofpot in zien. Dus moeten we maar hopen dat hij, na die turbulente ontmoeting met de honden, gewoon de rivier weer in is gesprongen en lekker naar het veilige bos is gezwommen