Iets over de Hindoe-vrouw
Misschien dat de term ‘boek’ voor deze titel enigszins overdreven is: het werkje bestaat uit niet meer dan vijftien pagina’s. Maar omdat er in Nederlandse bibliotheken slechts vier exemplaren van ‘Iets over de Hindoevrouw’ te vinden zijn, mogen we deze uitgave gerust zeldzaam noemen. Corstiaan van Drimmelen (1860– 1935) leefde tussen 1884 en 1921 in Suriname. Eerst was hij lange tijd districtscommissaris van Nickerie, om vervolgens in 1902 hoofd van het departement Immigratie te worden. Hij nam deel aan een aantal wetenschappelijke expedities naar de binnenlanden van Nickerie, en vernoemde de waterval in de Boven-Nickerie naar zijn vrouw Blanche-Marie. In 1914 werd in Nickerie een polder aangelegd die zijn naam aan hem ontleende: De Van Drimmelenpolder.
Tijdens zijn baan als agent-generaal voor Immigratie schreef hij Iets over de Hindoe-vrouw. ‘In Hindostan wonen,’ zo schrijft Van Drimmelen, ‘niet minder dan 250 miljoen mensen. Men vindt er Hindoes, Mahomedanen, Budhisten, Animisten, Christenen en Joden. Maar meer dan drie-vierde van de bevolking belijdt de Hindoegodsdienst.’ Zij geloven naar zeggen van de auteur in een opperste wezen dat zij Paramatma noemen, en ook de onsterfelijkheid van de ziel maakt deel uit van dit geloof. Het kastensysteem (afgeleid van het Portugese ‘casta’) komt tevens aan bod. Bovenaan staan de Brahmanen en de Kshattryas, gevolgd door de Vaisyas (kooplieden en landbouwers en handwerkslieden). De vierde groep werd gevormd door de ‘dienstbaren’, de Soedra’s. De laagste volksklasse waren de paria’s, onder wie straatvegers en vuilophalers. In het wetboek van Manoe staat dat een dochter gelijk is aan een zoon. Maar Van Drimmelen is ervan overtuigd dat man en vrouw pas gelijk zijn als de vrouw een zoon heeft gebaard. Vaders wensen volgens hem geen dochters te bezitten, omdat die later toch van iemand anders zullen zijn. Onvruchtbare vrouwen of vrouwen die alleen dochters konden baren, konden soms verstoten worden. De opvoeding van vrouwen waarin geestelijke verzorging (onderwijs, red.) geen rol speelt, vormt volgens onze auteur een obstakel op de weg naar beschaving. Ook de voorschriften met betrekking tot het huwelijk worden door hem bekritiseerd. Alle meisjes moeten worden uitgehuwelijkt, het liefst met iemand uit een hogere kaste, maar in elk geval nooit met iemand van een lagere geboorte. In NoordoostIndia trouwen Brahmanen uit de hoogste stand soms met tien, twintig of soms zelfs wel met honderd meisjes. En als de vrouw eindelijk getrouwd is, dan is er een grote lijst met plichten en geboden. Zo eet zij nooit voordat de man gereed is, en als de ouders of familie van de man op bezoek zijn, spreekt zij zeer zachtjes tegen hen. En alsof het allemaal nog niet erg genoeg is, schrijft Van Drimmelen over het tragische lot van weduwen. Deze worden veracht en verwaarloosd en mogen slechts één keer per dag eten. Als gevolg van deze slechte behandeling zoeken weduwen soms hun heil in zelfmoord.
Het boekje vertelt helaas niets over de specifieke positie van de Hindoestaanse vrouwen in Suriname. We leren niets over de emancipatie van de Hindoestaanse vrouw die zich ook in Suriname heeft voorgedaan. Het zou interessant zijn als we iets zouden kunnen vinden van een Hindoestaanse die aan het begin van de 20e eeuw de verhalen uit haar leven in Suriname aan het papier heeft toevertrouwd. Zoek naar dagboeken of brieven van uw nani of uw adjie. En als die er niet zijn, vraag ze dan het hemd van het lijf en schrijf het op. In het belang van de Surinaamse geschiedschrijving.
Iets over de Hindoe-vrouw: bijdrage tot de kennis van het leven, de zeden en de gewoonten van het volk, waartoe de Britsch-Indische immigranten in Suriname behooren. C. van Drimmelen. Paramaribo: Immigratie-Departement, 1912.