Ilonka Elmont, op kruispunt in haar leven
Ze kan je finaal in elkaar schoppen. Moeiteloos. Om je vervolgens een warme hand te geven en te informeren naar je kneuzingen. Zo heeft ze het, na één jaar intensief trainen, geschopt tot Nederlands, Europees en wereldkampioen. Inmiddels is ze zevenvoudig wereldkampioen van verschillende thaiboks-bonden, en prolongeerde ze die titel ook nog eens hier en daar. Ilonka Elmont (33), beminnelijk, beeldschoon en Surinaamse. Ze staat op het punt te remigreren naar haar geliefde vaderland. En ze staat op een kruispunt: doorgaan met vechten of knokken op andere terreinen.
We zitten gezellig te blauwbekken in de aircolounge van hotel Torarica, samen met haar grootmoeder uit Lelydorp, die ons voor een halfuurtje gezelschap houdt voor ze door een van haar dochters naar huis wordt gebracht. Oma en kleindochter zijn zichtbaar dol op elkaar. Niet verwonderlijk; zes dagen na Ilonka’s geboorte werd ze als baby bij haar grootouders gebracht: “Mijn ouders waren nog jong, toen ze me kregen, zeventien om achttien. En ze wilden alle twee nog studeren. Dus hebben m’n grootouders me opgevoed. Mijn ouders waren trouwens vóór mijn geboorte al uit elkaar, maar gelukkig is de band altijd goed gebleven. En mijn moeder kwam elke dag, wanneer ik uit school kwam, naar Lelydorp. Dus ze was altijd om me heen, zij bracht me naar bed, ik ben echt niks misgelopen. En mijn oma was gewoon mijn tweede mama, strenger misschien, ze kon ons er vreselijk van langs geven met haar pollepel, maar ja, ik was ook een kleine lastpak, ondeugend en ongedurig.
“Mijn grootouders hadden op Lelydorp een boerderij, met een erf van zo’n vier hectare; een kippenkwekerij, koeien, varkens… en in huis woonden we met nichtjes, neefjes, twee kweekjes, zeker zo’n tien mensen tegelijk, altijd was er wel iemand om buiten mee te ravotten. Op m’n achtste vertrok mijn moeder naar Nederland om rechten te gaan studeren. En toen ik een jaar of elf was zei oma: ‘Je mag naar je moeder, hoor’. Mijn oom heeft me toen mee op reis genomen.
“Nee, ik zat niet op sport, thuis niet en ook niet in Holland. Mijn neefjes keken hier altijd naar Bruce Lee films en liepen de hele tijd te schoppen en te slaan. Ik weet nog hoe spannend ik karate toen vond, echt geweldig: ik wilde ook Bruce Lee zijn! Maar mijn oma zei dat het een jongensding was, ik mocht niet op les. Toch, die fascinatie is gebleven.”
Koud
“Nederland… ik had geen flauw idee wat ik me daarbij voor moest stellen, behalve dat het er erg koud kon zijn. Je hoorde verhalen, tantes namen wel eens chocolaatjes en andere cadeautjes mee, maar verder… Amsterdam overrompelde me volledig. We woonden eerst bij de Albert Cuyp-markt, later aan de Kinkerstraat en dat die stad zóveel verschillende culturen had… Ik werd ook voor het eerst van mijn leven gediscrimineerd. Op m’n nieuwe school, werd me een plaats aangewezen in de klas. Naast een Turkse jongen. Die dat maar niks vond. In de pauze lieten hij en zijn vrienden dat maar al te goed merken: ik werd uitgescholden, vraag me niet meer wat voor woorden, misschien wel nikker, ik zou het niet meer weten. Ik weet alleen nog dat het ontzettend pijn deed. En me verbijsterde; hij kwam zelf toch ook uit een ander land?!
“De stad joeg me angst aan, de eerste keer dat ik écht alleen met de tram moest, was ik totaal in paniek. Daarvóór bracht mijn moeder me naar school, later stapte ze halverwege uit, maar er kwam een moment dat ik echt alleen moest. De angst dat de chauffeur de verkeerde wissel zou nemen, of niet voor mijn halte zou stoppen, dat ik zou verdwalen en mijn huis niet meer terug zou vinden. En ik voelde me soms eenzaam, miste de sociale warmte van Lelydorp. We woonden met z’n drieën, maar ’s ochtends gingen mijn stiefvader en m’n moeder vroeg naar hun werk, en als ik ’s middags thuis kwam was het nog uren stil in huis. Dus had ik heimwee; ik miste Suriname ontzettend. De gezelligheid, de warmte. Maar wat angstaanjagend was, werd al snel spannend, je maakt je zo’n stad eigen, leert ervan te genieten. Het heeft alleen wel even geduurd.”
Ongelukje
“Ik ben Bedrijfskundige Informatica gaan studeren, een hbo-opleiding.”
Ze schiet in de lach bij mijn verbijsterde gezicht: “Ja, dat was ook eigenlijk niet de bedoeling. Eerder een ongelukje. Maar ik moest het wél afmaken, dat eiste mijn moeder van me: je diploma is je eerste man, zeggen ze hier, ja toch? Zelf wilde ik het liefst naar de toneelschool; acteren, op het podium staan, snorrende camera’s…. maar dat was geen optie, vond mijn moeder, daarmee kwam er geen brood op de plank. Een heel goed vriendje van me was ‘n totale computer-nerd, op een keer gooide hij voor m’n neus een computer open om hem te repareren. En ik was verloren. Normaal speelde ik alleen spelletjes op de computer, maar ik was wél altijd met schroevendraaiers in de weer, en toen ik dat binnenste had gezien, ben ik eigenlijk alleen daarom die studie gaan doen.
“We hadden een personeelsadvertentie voor een informaticadeskundige gelezen en spraken af allebei te solliciteren. Bij wijze van vakantiebaantje. We wedden dat wie het werd, door de ander op een etentje getrakteerd zou worden. Nou, hij moest betalen! En ik moet je zeggen, ik vond het allemaal verschrikkelijk interessant, zowel de studie als dat baantje hebben me enorm gegrepen; als ik mijn werk niet afhad reed ik gewoon terug naar kantoor en werkte met plezier het hele weekeinde door; ik ging liever naar daar dan naar een disco.
“Tot ik er genoeg van kreeg. Na vier jaar behaalde ik dat papiertje en besloot ik om de wijde wereld in te trekken, te reizen om mijn horizon te verbreden, ik wist dat ik overal aan de slag kon en ik was gefascineerd door Azië, plekken als Indonesië, Singapore, Thailand dus wat weerhield me? De relatie met mijn toenmalige vriendje was net voorbij…
“Maar door een stom toeval liep ik mijn toekomstige trainer tegen het lijf. Dat was óók weer helemaal niet de bedoeling. Ik woonde in de Bijlmer en mijn hond, een rottweiler, rende via mijn dakterras zó maar in het huis van mijn buurman. Dus ik er achteraan, ik wilde mijn hond terug! De deuren stonden wijdopen en in die huiskamer was ik opeens omringd door titels en trofeeën; één grote prijzenkast. Daar hoorde een dun, ielig mannetje bij, heel vriendelijk en lief, maar wél meervoudig wereldkampioen thaiboksen, karate en Shidokan, die jongen was wereldwijd razend populair en ik had nog nooit van hem gehoord! We raakten bevriend en maandenlang heeft hij me dag in, dag uit, gesmeekt om één keer mee te gaan naar zijn sportschool. Uiteindelijk heb ik toegestemd onder de belofte dat hij me daarna nooit meer aan m’n kop zou zeuren.
“En ik heb van mijn leven nooit zo verschrikkelijk genoten als juist van die sportles. Die trainer heette Lucien Carbin. Oók nog nooit van gehoord, wist ik veel dat hij één van de drie meest vooraanstaande thaiboks-trainers was?! Een levende legende! Nou ja, geen idee, maar ik heb die dag mijn hart opgehaald, kon letterlijk mijn ei kwijt. Na afloop vroeg die Carbin me of ik ooit wel eens eerder gevochten had. Nee dus, behalve af en toe een rammeling op het schoolplein. ‘Nou, als jij serieus bent, kan ik in één jaar een kampioen van je maken.’ Ik dacht: wie ís deze vent?!
Nee, ik geloofde er geen bal van. Dus ben ik om me heen gaan informeren, want ik was eigenlijk toch wel heel nieuwsgierig.”
“Maar goed, ik had alles al opgezegd, mijn huis, m’n baan, dus ik ben naar Suriname teruggegaan. Ik voelde me natuurlijk wel gevleid, maar toch, ik wilde reizen! En toen begon het hier aan me te vreten: zou het echt waar zijn dat hij een kampioen van me kan maken? Ik raakte er zó door geobsedeerd, het sleepte me zó mee, dat ik uiteindelijk weer in het vliegtuig ben gestapt. Toen ik eenmaal tegenover hem zat vroeg ik: ‘Ok, wat zijn je voorwaarden?’. Mijn voorwaarden? Wat mijn eigen voorwaarden waren? Zijn optimale aandacht en inzet. Hij moest er gewoon altijd voor me zijn. En hetzelfde eiste hij van mij. Een inzet van 110 procent, op elke training.
“En zo gingen we van start. Met drie trainingen per dag, dus minimaal vieren-eenhalf uur. Terwijl je er als topsporter in de dop sowieso 24 uur per etmaal mee bezig bent. Dat was best pittig hoor, zoiets doe je niet even tussen de bedrijven door, het wordt een levensstijl. ‘Ik ben de mond en jij bent de oren’, zei hij altijd. Er groeide een heel hechte vertrouwensband, een onderlinge chemie, noem het magie, met wederzijds een groot respect, Lucien werd mijn tweede vader. Al die technieken en strategieën, als je de ring zonder al te veel kleerscheuren wilt verlaten moet je blindelings vertrouwen op zijn adviezen en instructies, je mag geen moment twijfelen aan zijn inzicht.
“Waar ik van leefde… als je door een sportschool uitverkoren bent, krijg je eigenlijk alles gratis, je training, je voedingssupplementen, het wordt je zo makkelijk mogelijk gemaakt. Maar mijn grootste sponsor was mijn moeder. Nee, natuurlijk vond ze het absoluut drie keer niks, boksen is niet voor een vrouw. Maar ik zei: ‘je kan zeggen wat je wilt, ik zet dit door, ik word kampioen, ik word de beste van Nederland!’ En toen ik haar vertelde dat ik voor de eerste keer in de ring ging, keek ze of ze het in Keulen hoorde donderen.”
Verdi
Rotterdam, 5 maart 2000. In een bomvol Ahoy zou Ilonka vechten voor het Nederlands kampioenschap. “Twaalfduizend toeschouwers, ik was doodzenuwachtig. Ik had al eens tegenover Cunera Cremers gestaan en gewonnen, maar ze was best wel pittig, een stevige tante en goed voorbereid. Bovendien, ik had nog nooit zo’n afgeladen zaal gezien, er was ontzettend veel pers, Ton van Royen was een hele documentaire over me aan het filmen en alles draaide om winnen of verliezen, er stond zó verschrikkelijk veel op het spel, 24 000 ogen op je gericht, Amerika, Japan en Brazilië deden ook aan het evenement mee, het móést voor mij die dag zijn, er op of er onder, de spanning gierde door m’n lijf toen ik de catwalk af liep. Ik voelde m’n huid tintelen, nu nóg, nu ik het je vertel, ben ik weer helemaal terug in dat moment.
“Maar ik maakte wél een entree. Met klassieke muziek die door de luisprekers schalde: Il Trovatore van Guiseppe Verdi. Een grote zwarte cape om me heen geslagen, afgezet met fluorescerende witte band… ik groette het publiek als een vorstin, heel statig, net als mijn trainer en mijn twee verzorgers en het publiek zwaaide heel waardig terug.
“En dan sta je in die ring, je weet van al die weddenschappen die gaande zijn. Mijn trainer omhelsde me, mijn verzorger fluisterde: ‘Je gaat d’r pakken, je hebt het zo goed gedaan, dit ga je winnen!’ En opeens leek het of er een warme douche van zelfvertrouwen over me spoelde, wég was het publiek, alleen nog maar adrenaline en concentratie. Tussen al het gebrul en gejoel hoorde ik nog maar drie stemmen, die van mijn trainer en mijn verzorgers, zij waren mijn ogen buiten de ring: ‘Ilonka, linkerhoek!’, en ik aarzelde geen moment, volgde hun aanwijzingen onmiddellijk op. Bij die wedstrijden bestuurt Lucien de joystick en ben ik het poppetje op het computerscherm, hij dirigeert en ik gehoorzaam direct.
“Maar ik hoorde ook soms de coaching van háár trainer, en ik volgde haar opdrachten stiekem op: ‘Linkertrap!’, dan trapte niet zij, maar ík heel snel. En dat overrompelde haar zo, dat ze onzeker werd. In de vierde ronde won ik op een technische knock-out. Het was een stoot waarmee ik haar neus brak. En toen de trainer zag dat ze niet meer op zijn aanwijzingen reageerde, gooide hij de handdoek in de ring.”
Drive
“Dan krijg je die bokaal, en die belt… ik was in zó’n roes dat ik helemaal geen pijn had gevoeld. Die euforie, het is zo’n onbeschrijfelijk moment, het liefst wilde ik dóórvechten, ik wist gewoon van geen ophouden! Mijn familie was apetrots op me. Dan heb je zó’n drive dat je gelijk voor Europees en het wereldkampioenschap wilt gaan. Omdat je succes hebt gevoeld, de smaak te pakken hebt gekregen. Twee maanden later won ik van een Bulgaarse in achtenvijftig seconden de Europese titel.
“Toen moest ik dus nog de wereld veroveren. Dan lijd je als topsporter ernstig aan tunnelvisie hoor, je kunt aan niets anders meer denken. Of ik wel eens verloren heb? Ja en nee. Officieel heb ik vier keer verloren, maar het gaat niet altijd eerlijk toe bij de jurering, vaak willen landen hun titels behouden. Als ik door een goed pak rammel de mist in ga, zou ik zó willen toegeven dat ik de verliezer ben. Maar als je wéét, en je trainer wéét dat je op punten hebt gewonnen, dan is zo’n uitspraak de ergste klap in je gezicht. De eerste keer, in Italië, heb ik er twee weken lang van wakker gelegen. Er heerste na die uitslag ook een doodse stilte in de zaal. Nog steeds, we zijn nu zeven jaar verder, als ik voor haar zou staan, zou ik zeggen: ‘Herinner je je dat pak rammel nog? Nou, ik zou je d’r graag er nóg zo eentje geven!’ Ja, daar heb ik nog steeds moeite mee. Zo machteloos…, beroofd van de overwinning waar je recht op hebt.
“Maar goed, weer twee maanden later vocht ik in Almere voor de wereldtitel tegen de beste van Thailand. Die vrouw had drie keer zoveel partijen gevochten als ik, die vocht echt al haar hele leven. Ik zal je zeggen: ik was als de dood voor dat kind! Dat land kent een traditie van 300 jaar, het is dé volkssport en daar kom jij dan met je jaartje training! Dan ga je echt wel op je achterhoofd krabbelen: ben ik wel goed genoeg? Ik heb aan mezelf getwijfeld: waar ben je in godsnaam mee bezig? Die Thai staan er om bekend dat ze echt loei en loei hard trappen. En hun technische spelbeheersing liegt er ook niet om.
“Maar het ging verschrikkelijk goed. Ze trapte inderdaad keihard, maar ik was sneller, scherper. En dat had zij niet verwacht, ze bleef statisch vechten terwijl ik juist heel bewegelijk en onorthodox bezig was. Ik heb haar zelfs acht tellen gegeven. Die vraag je als je moet bijkomen van de pijn. Maar dan heb je die ronde al wel verloren.
“Ik heb gewonnen op punten. En toen was ik pas écht trots: de beste van de wereld! Groot feest in de kleedkamer en daarna uit eten met de hele Thaise delegatie, het was allemaal zó overweldigend, winst proeft heerlijk hoor, neem dat maar van me aan.”
Afleidinkjes
Zeven jaar lang is ze wereldkampioen geweest van verschillende boksbonden. Nu is ze 33 en ze zou, in theorie nog zeker zes jaar door kunnen gaan. Maar de tol van die roem is wel erg hoog. Haar studie psychologie heeft ze na twee jaar moeten opschorten vanwege het knellende wedstrijdschema en langzamerhand slopen er ook wel heel aantrekkelijke afleidinkjes in dat Spartaanse bestaan: “Aanbiedingen voor tv rolletjes, optredens, reizen, ik ben bij veel programma’s op tv geweest, van spel- en discussieprogramma’s tot Barend en Van Dorp en het Journaal aan toe. Dán werd ik gevraagd als fotomodel, dán mocht ik in de serie ‘Bureau van Speyck’ spelen, het leven had opeens zoveel meer te bieden dan alleen thaiboksen…
“En ik ben actief met mijn stichting Be Innovative. In Nederlandse gevangenissen hebben we trainingen gegeven aan jonge gedetineerden en dat gaf ze een geweldige impuls. Die kids vinden het sowieso een eer als je ze op komt zoeken, ze kijken er weken naar uit en koesteren die lessen na afloop, het geeft ze zelfvertrouwen en je helpt ze bij hun resocialisatie.
“Maar nu wil ik ook hier dingen van de grond krijgen, vooral voor kansarme jongeren uit de achterstandswijken. Omdat ik er van overtuigd ben dat sport de kansen biedt op een beter toekomst. Sport is een essentieel gereedschap voor karaktervorming, je krijgt zelfkennis, leert winst en verlies te incasseren, gaat jezelf doelen stellen, strategieën uitstippelen, het zijn elementen van het leven die overal van toepassing zijn. Het barst van de talenten in Suriname. En sportieve prestaties zijn toch de visitekaartjes van een land. Dan moet het toch niet zo zijn dat je die sporters kwijt raakt omdat elders de faciliteiten beter zijn?!
“Met andere woorden: we moeten de situatie opkrikken. Betere faciliteiten en vooral betere training voor trainers. Half januari start hier de eerste Train de Trainers. Dat is een basisvorming die voor alle sporten geldt, het draait er om didactiek, methodiek en coaching. En eerste hulp. En daarna moeten er regelmatig toptrainers overkomen om de trainers hier te coachen, niet de sporters, maar hun mentoren moeten naar school! Eerst werken aan het fundament!”
Tegen wie het maar horen wil, zegt ze dat ze nu op een kruispunt staat. Maar volgens mij is de keuze allang gemaakt. Ze schiet in de lach: “èèèh, ja, nee, misschien is dat wel zo, maar boksen kriebelt nog altijd, ik heb het nooit echt losgelaten. Maar ik heb nu zoveel wedstrijden gewonnen, heb zoveel titels in m’n zak zitten… ik sta nog steeds met één been in die sport, maar die andere, nieuwe dingen zijn allemaal zo spannend! Contacten met de zakenwereld, die tv-rolletjes… en ik zie dat het me goed afgaat… als ik verder ga met de sport moet ik eerst weer aan m’n conditie werken, maar het helemaal laten varen… ach, misschien heb ik de beslissing al genomen, alleen moet ik gevoelsmatig de stap nog zetten, er ook met mijn hart een streep onder zetten.”