IMF: reddende engel of vervloekte duivel? – Parbode Sneak Peek
Door president Chandrikapersad Santokhi wordt de samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) omschreven als ‘een financieel lichtpunt’, voor burger Siebrano Pique betekent het ‘een breekpunt’. Tijdens zijn protestacties begin dit jaar kreeg Pique geen massa op de been, maar zijn argwaan voor het IMF wordt door meer burgers gedeeld dan het handjevol dat wel kwam opdagen. Veel angst komt uit onwetendheid, maar er zijn ook gegronde redenen voor een kritische blik op het IMF. De realiteit is namelijk nooit zo mooi als een regering haar voorstelt.
Tekst Zoë Deceuninck
Het valt niet te ontkennen dat het IMF sinds zijn oprichting in 1945 enkele succesvolle financiële ‘reddingsoperaties’ heeft uitgevoerd. Maar het Fonds scoort slechtere punten in het bevorderen van de ontwikkeling van zijn cliënten (lees: ontwikkelingslanden) op lange termijn. De doeltreffendheid van IMF-programma’s wordt daarom al geruime tijd in twijfel getrokken. Zo ook door William Easterly, Amerikaans ontwikkelingseconoom gespecialiseerd in economische groei en ontwikkelingssamenwerking. In zijn boek The White Man’s Burden (2007) gaat hij uitvoerig in op de overmoed van ‘het Westen’ en zijn (tragische) pogingen om het lot van de zogenaamde ontwikkelingslanden te verbeteren. Eén hoofdstuk is volledig gewijd aan het IMF: ’s werelds machtigste kredietverlener. ‘Statistisch gezien lopen landen die een lange periode doorbrengen onder een IMF-programma een hoger risico op staatsinstorting’, schrijft Easterly, die ook zestien jaar als onderzoekseconoom bij de Wereldbank werkte.
Dat het Fonds geen verantwoording hoeft af te leggen voor de verbetering van het welzijn van de armen, is volgens Easterly een van de grootste problemen. ‘De situatie is de afgelopen twee decennia verslechterd, omdat de taakomschrijving van het IMF steeds omvangrijker wordt. De voorwaarden worden talrijker, de interventies indringender’, schrijft Easterly.
Het ‘Surinaams’ programma
Dit jaar gaat Suriname voor de tweede keer in de geschiedenis in zee met het IMF. Zowel minister van Financiën Armand Achaibersing als president Santokhi benadrukken daarbij steeds opnieuw dat het IMF-programma bovenal een Surinaams programma is. ‘Suriname kan zelf zijn beleid bepalen. Dat doen wij op basis van onze eigen deskundigheid, kader en vermogen’, is een slagzin geworden van Santokhi. Maar door de lege staatskas die hij erfde van zijn voorganger, Desiré Bouterse, blijkt hij toch behoefte te hebben aan buitenlandse deskundigheid, kader en vermogen.
Vier maanden na zijn aantreden begonnen de eerste formele gesprekken tussen de regering en het IMF. Om deze gesprekken het hoofd te kunnen bieden, heeft de regering twee externe adviesbureaus ingehuurd: de investeringsbank Lazard Frères en het advocatenkantoor White & Case, beiden gehuisvest in de Verenigde Staten.
Net zoals elke officiële kredietverlener, en dus zeker ’s werelds grootste, stelt het IMF strenge voorwaarden aan het verstrekken van een lening. Daar kan ook onze regering niet aan voorbij. ‘Het is verwachtbaar dat het IMF eigen monitoringseisen zal stellen’, staat er subtiel geschreven in het eerste concept van het Crisis- en Herstelprogramma (CHP), gedateerd 12 januari 2021. ‘Onvermijdbaar’ was hier een betere woordkeuze geweest, want zonder de eisen van het IMF komt er geen programma. Dat is niet meer dan logisch: als er geen gevolgen verbonden worden aan het niet-aflossen van een lening, zouden er geen crediteurs meer bestaan.
Lees dit artikel verder in de aprileditie van de Parbode, ook digitaal verkrijgbaar