Jaarrede 2019: Bouterse vergiste zich in zijn pet
Op 1 oktober, een van de drukste dagen van het jaar in Suriname, hield onze president de jaarrede 2019. Velen waren bang voor weer loze beloften, mooie praatjes en luchtkastelen in de vorm van honderden woningen, treinen en fly-overs. Maar hij repte met geen woord over alle beloften in vorige jaarredes. Het was niet een heel duidelijke toespraak dit jaar.
In ieder geval is duidelijk geworden dat Bouterse vindt: ‘We can do the job’. Een pure, inhoudsloze kreet. Niet een erg originele kreet overigens, want Obama was hem bijna tien jaar voor met ‘Yes we can’, die hij overigens niet tijdens een jaarrede inzette. Bouterse heeft wel eens beter gepresteerd op dit gebied, we kunnen denken aan: ‘Bakrabasi a keba’ of ‘Tide, tamara, w’e strei go moro fara’. De vraag luidt wat er mis is met de huidige tekstschrijver. Het is duidelijk een andere dan toen. Maar moeten we überhaupt genoegen nemen met een jaarrede waarin als opvallendste element een licht aangepaste, verouderde kreet gebruikt wordt? Is dat niet meer iets voor een populistisch praatje op de berm? Wat is eigenlijk een jaarrede; wat hoort erin en wat moet eruit? We vroegen het aan bestuurskundige August Boldewijn.
“Een jaarrede is te vergelijken met de State of the Union in de VS”, begint Boldewijn. Wat er in de jaarrede moet of mag voorkomen ontleent hij aan de artikelen 40 en 156 van onze Grondwet. Artikel 40 schrijft een sociaal ontwikkelingsplan voor en uit artikel 156, die over de verplichte begroting handelt, citeren we lid drie: De begroting wordt jaarlijks in één of meer wetsvoorstellen in overeenstemming met de wet en het ontwikkelingsplan door de Regering aan De Nationale Assemblee aangeboden uiterlijk op de eerste werkdag in oktober. Bij de indiening van ontwerpbegrotingen door de Regering aan De Nationale Assemblee zal door de President in een buitengewone vergadering van De Nationale Assemblee een rede worden gehouden.
De jaarrede zou dus, redelijkerwijze beredeneerd, een neerslag moeten zijn van een jaarplan. Dat jaarplan moet deel van het opgesplitste meerjarenplan zijn. Dat meerjarenplan heeft als grondslag het bij wet vastgestelde sociaal ontwikkelingsplan. “Dit alles moet geen probleem zijn, want het ontwikkelingsplan ligt er, in de vorm van een meerjarenontwikkelingsplan. Het moet simpelweg opgesplitst worden om er een jaarplan uit te halen”, stelt de bestuurskundige.
Uit de jaarrede valt echter geen enkele verklaring of uitleg over begroting of sociaal ontwikkelingsplan af te leiden. President Bouterse had ons, volgens Boldewijn, moeten vertellen wat er allemaal wel zou kunnen volgens die begroting. En meer nog, wat er allemaal níet mogelijk zou zijn in begrotingsjaar 2019. Het volk wil weten wat er gebeurd is met de begroting van 2018, of en hoever we de buikriem weer zullen moeten aanhalen, wat er met alle geplande en (gedeeltelijk) uitgevoerde projecten gebeurd is. Het heeft er allemaal niet in gezeten; in de plaats daarvan is de kreet ‘We can do the job’ welgeteld 28 keren opgetekend uit de mond van de hoogste burger van het land. De eerste keer met de smile van de ‘kleine Indiaan’, daarna met zijn bekende gulle lach, met een gebalde vuist, met wijd uitgespreide armen, steeds luider en zelfverzekerder alsof hij aan een dramaopvoering deelnam.
Het gebruik van een dergelijke kreet met een dergelijke frequentie in minder dan twee klokuren is een jaarrede van een zichzelf respecterende president onwaardig. Dit hoort thuis in een propagandapraatje of een massameeting waarin men het volk wil meesleuren in een partijgekleurde euforie. Maar niet in een officiële rede waar behalve de eigen regerings- en bedrijfstop ook vertegenwoordigers van andere mogendheden bij aanzitten. Mogendheden die Bouterse met misplaatste trots een voor een opsomt, omdat hij zo blij is ‘dat steeds meer landen Suriname en zijn rijkdommen ontdekken’.
Lees het hele artikel in het decembernummer van Parbode