Surinaams Jodendom: een eigenzinnig karakter – Parbode Sneak Peek
Een gemeente van 150 leden, een synagoge voor zowel Hoogduitse als Portugese joden, geen rabbijn, geen Joodse leraar. En toch, of misschien juist daarom, ontwikkelde Julie-Marthe Cohen, conservator van het Joods Historisch Museum, dat onderdeel is van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam, samen met twee anderen het project ‘Ontdek Joods Suriname!’, met een tentoonstelling en twee Joodse routes. Begin september hield ze in het Nationaal Archief Suriname een lezing rond de vraag: Waarom maken de Joden van Curaçao nog steeds deel uit van een blanke elite en die van Suriname van een gekleurde middenklasse?
Tekst Renate Sluisdom
In Suriname bezaten de Joden uitgestrekte suikerplantages, waar op elke blanke ongeveer 65 slaven woonden. Joden en tot slaaf gemaakten kwamen dag in dag uit met elkaar in contact. Op Curaçao hadden ze slechts kleine plantages, waar ze hun slaven – aanzienlijk minder in aantal dan in Suriname – gewassen lieten verbouwen bestemd voor de lokale en regionale bevolking.
Ze verdienden hun geld vooral in de winstgevende handel en behoorden tot de witte elite, die zich niet mengde met slaven. Die vermenging vond daarentegen wel plaats in Suriname. Eerst op de plantages, waar kinderen werden geboren uit Portugees-Joodse mannen en slavinnen, en later in Paramaribo, waar de inmiddels verarmde Portugese en Hoogduitse Joden zij aan zij leefden met de gekleurde bevolking. Door de onderlinge contacten werden de sociale en culturele verschillen tussen beide groepen steeds kleiner.
“Daarom maken de Joden in Curaçao nog steeds deel uit van een blanke elite, terwijl de Joden in Suriname behoren tot de gekleurde middenklasse”, zegt Julie-Marthe Cohen. Dat veel Joodse Surinamers arm waren – pindakasi-dyu – en dat er jarenlang geen rabbijn te lande was, heeft dus weinig te maken met het opgaan van de Surinaamse Joden in de Surinaamse samenleving?
Het hele artikel lees je in de novembereditie van Parbode.