Journalist Jason Pinas: ‘We have come a long way’ – Parbode Sneak Peek
Eind vorig jaar was journalist Jason Pinas zelf even ‘wereldnieuws’ in Suriname. Eerst werd hij op brute wijze mishandeld door beveiligers van vicepresident Ronnie Brunswijk, vervolgens werden een dag vóór owruyari twee aan elkaar vastgeplakte granaten aangetroffen onder een auto op zijn erf; een complete shock voor Pinas en de gehele Surinaamse mediawereld. In gesprek met Parbode vertelt de dertiger over zijn veelbewogen leven en hoe hij in de journalistiek belandde.
Tekst Naomi Hoever
Journalist Jason Pinas is nog niet geheel van de schrik bekomen als we hem een week na de vondst van de projectielen spreken. Op moment van schrijven is de kwestie nog in onderzoek bij de justitiële autoriteiten, bovendien heeft de dWT-journalist beveiliging van de Staat gekregen.
Hij vertelt dat hij uit een arm gezin komt, geboren is in Paramaribo en inmiddels voor een groot deel van zijn leven in Wanica verblijft. Hij heeft enige tijd in de buurten Pontbuiten, Frederikshoop en Santodorp gewoond.
Pinas betitelt de omgeving waar hij tussen Hindostanen, inheemsen, Javanen en stadscreolen opgroeide als een bromkidyari. “We have come a long way”, vat hij zijn jeugdjaren samen. “Het waren geen mooie jaren. Mi ben de potisma. Als ik kijk waar ik nu ben, zeg ik dat de moeite van mijn ouders niet voor niets is geweest. Wij hebben ons best gedaan en hebben niet teleurgesteld.”
Hij is het derde kind van zijn ouders. Zij kregen samen vijf zonen en een dochter. Zijn vader, inmiddels wijlen, had uit eerdere relaties voorkinderen. De band tussen de broers en zussen van moeder- en vaderskant noemt Pinas goed.
Met honger naar bed
Pinas vertelt dat zijn ouders ongeletterd waren en afkomstig uit het achterland. “Mijn moeder moest hard haar best doen in Paramaribo en moest zich leren aanpassen. Mijn vader kon zich een weg banen in de hoofdstad; hij was er veel langer dan mijn moeder.”
Ondanks de strenge opvoeding van zijn moeder, ervaart Pinas zijn jeugd als prettig. “Mijn vader werkte in het binnenland als houtverwerker. Als hij in Paramaribo was, speelde mijn moeder de klachten aan hem door. Wij waren ook geen koekjes”, geeft hij toe. Pinas merkt op dat zijn ouders de nodige tucht hebben moeten toepassen om hem op het rechte pad te houden. “Wij haalden kwajongensstreken uit zoals aan de vruchtbomen van de buren zitten, ondanks wij niet buiten de poort mochten. Wanneer mijn vader terugkeerde uit het binnenland, nam hij mij onder handen. Hij heeft mij maar twee keer een pak rammel gegeven, maar van mijn moeder kregen wij vaker billenkoek.” In huize Pinas was er soms geen eten.
Lees verder in het maartnummer van de Parbode
Wilt u informatie over het afsluiten van een (online) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren/