Julio
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij hetzien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugendemonki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: eenrubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot…
Nooiteerder zag ik in Suriname een tamme aap die zo vrij als een vogeltje over heterf tuimelt en buitelt, maar babun Julio komt op ons toe rennen zodra we heterf opdraaien. Eerst onderwerpt hij de auto aan een grondige inspectie, zodatwe nog als de bliksem de antenne naar binnen moeten drukken. Want die is inJulio’s ogen rijp voor de sloop. Vervolgens moeten wij er zelf aan geloven;gesjor aan mijn oren, getrek aan mijn neus, diepteonderzoek in de oorschelp.Laurence Pereira kijkt vertederd toe: “Dat doet hij bij iedereen die nietangstig of schichtig voor hem is. Dan gaat hij, bij wijze van kennismaking,echt aan je lopen klooien.”
Hij is nog een jonge brulaap van anderhalf jaar, maar alsniemand kijkt is hij al heel voorzichtig en zachtjes zijn brul aan het oefenen.Twee brillen en een camera later wordt de aap wat rustiger. Hij zit op tafel tekijken naar mijn gekrabbel in het notitieblok, en als hem duidelijk wordt dathij mijn pen tóch niet krijgt, drapeert hij zich als de eerste de beste del opzijn rug naast me en laat zich genotzuchtig aaien. Zijn vacht is prachtigroodbruin en glanst in de zon, kortom: Julio is een aanbiddelijke aap.
Het echtpaar Pereira woont op Rijsdijk, hun zoon heeft zijnhuis met zijn gezin er pal naast. De omgeving, zo halverwege Zanderij, houdthet midden tussen agrarisch gebied en verwilderde plantages. In dat bos houdtzich nog van alles schuil. Zo kon het komen dat hun zoon Carlos mei vorig jaarop een avond een jager voorbij zag komen met een groot jachtgeweer en een bollerijstzak. Daar bleek een dode moeder-babun in te zitten. Met haar jong van kraptwee weken oud. Vier duim lang was hij maar. Carlos mocht hem hebben voor tienSRD. Hij bracht hem naar zijn moeder, Rie, en vroeg of die hem op wilde kweken.“Ik ben direct allerlei mensen gaan bellen om te vragen wat je zo’n jong teeten moest geven, maar niemand die me iets wist te vertellen. Ze zeiden: ‘hetmaakt ook niks uit, je houdt hem toch niet in leven.’ Het bleek dat babuns ingevangenschap bijna niet te houden zijn. Ze sterven van eenzaamheid, verdrieten verkeerde voeding. Uiteindelijk gaf ik hem koeienmelk met babypap. Met eenpipetje, voor een zuigflesje was hij nog véél te klein. En hij kreegfruithapjes met geprakte liga. En dat bleek aan te slaan, hij kwam er de eerstemaanden mee door.
“Babuns eten bij voorkeur bittere bladeren, bloemknoppen envruchten. Daarom raadde dokter Banse ons aan om hem bitawiri te voederen. Datben ik gaan plukken, het staat hier gewoon in de tuin. Ik heb een blad in mijnmond gestoken om er op te zuigen. Daarna gaf ik het aan hem en hij vond hetlekker. Door hem vrij te laten rondlopen kan hij nu zelf overal zoeken wat hijgraag eet en wat dus goed voor hem is.
“In die tijd zat hij nog doorlopend op mijn schouder. Daarzette ik wel een handdoekje, maar toch, mijn T-shirts zijn allemaal helemaalgaar van het wassen, want die ontlasting is echt heel penetrant, net ammoniak.Inmiddels is hij honderd procent zindelijk. Dat ging geleidelijk: eerst ginghij op de vloer poepen en piesen, dat doet hij altijd in één moeite door, endaarna klom hij op de wc om door te trekken. Maar nu gaat hij naar buiten alshij moet. Of hij laat het op het dak van één van de hondenkennels lopen om dehonden te treiteren, of een nieuwe hond uit te proberen.
“Voor de nacht hadden we een plastic kenneltje, zo eentjewaarin je je hond mee het vliegtuig in meeneemt. Daarin lag een kussentje, eenhanddoek en een speelgoedbeertje. Hij kroop er tegen de schemering zelf in entrok het deurtje gewoon dicht! Wat later sliep hij in de kast van deslaapkamer, maar tegenwoordig ligt hij in bed tussen ons in. Maar dan wel metz’n achterwerk op het kussen en z’n kop onder het laken. En zodra het lichtwordt klimt hij door het raam en gaat spelen en zonnebaden met onze hond Goldie.Hij speelt trouwens met ál onze honden en die vinden het prachtig! Als hij metons aan het dollen is, maakt hij knorrende geluidjes van genoegen.
“In de tijd dat hij nog op mijn schouder zat, konden we hemgewoon meenemen naar de stad. Maar nu kan dat niet meer, hij haalt de helewinkel overhoop. Julio wordt volwassen, daarom hebben we hem inmiddels ooklaten castreren. Als hij geslachtsrijp is, kan hij link worden. Diezelfstandigheid kwam na een maand of zeven, héél voorzichtig kroop hij op de tafelom de boel te verkennen, later volgde de keuken, de bank… nu zit hij naastmijn man tv te kijken.
“Elke ochtend krijgt hij een halve kop koffie en als je hetvergeet wordt hij chagrijnig en probeert hij jouw mok uit je handen te trekken.Later op de dag krijgt hij soms nog een kopje. Of een kopje cola. Dan steekthij er eerst zijn vinger in: als het koud is kan hij het in één teugachteroverslaan, is het heet, dan moet hij even wachten. Zo zijn er meerslimmigheidjes: hij kent z’n naam en als je hem iets vraagt wat hij niet wil,schudt hij ‘nee’ met z’n kop. Ongedierte heeft hij niet. Misschien dat zijnbloed niet lekker is, met al die antruwa, oker en sopropo die hij eet, hijplukt echt dingen die voor ons giftig zijn, maar hij ruikt er aan en weet dathet goed voor hem is.
“Als hij ondeugend is, bijvoorbeeld te hard bijt, geef ikhem een corrigerende tik. Maar soms is hij echt stout: smijt alle boeken uit dekast en als ik ze terug zet doet hij het wéér. Dan krijgt hij écht straf. Ikpak hem op en zet hem in de slaapkamer met de ramen én de deur dicht. Dat vindthij verschrikkelijk. We sluiten hem wel vaker daar op, maar dan met een hond erbij. Om even de andere honden uit te laten. Dan is er geen vuiltje aan delucht.
“Overdag samen uit gaan, dat doen we nooit meer. Ik ben bangdat ze hem zullen jatten, babuns zijn zeer gewild omdat ze zo lekker schijnente zijn. De wilde babuns weten ook dat er jacht op ze gemaakt wordt. Daaromhoor je ze in het droge seizoen niet, dan staan de zwampen droog en durven zeniet over de open vlakte. Maar nu de regen weer begonnen is hoor je ze van allekanten. En dan antwoordt hij dus met dat bescheten, aarzelende brulletje.”