Kaas
Chris Polanen woont en werkt als dierenarts en schrijver in Nederland
Zowel in Amsterdam als in Paramaribo ben ik voorzichtig. Ergens wat gaan eten of drinken doe ik alleen als ik er zelf al geweest ben, het aangeraden is door kennissen of als een consumentenwebsite er positief over is. In Paramaribo komt daar nog bij: als mijn maag-darmstelsel het geconsumeerde zonder extreme peristaltiek of gasproductie via de normale weg heeft kunnen uitscheiden.
In België vertrouw ik op mijn vriendin Soufia. Toen wij voor het eerst naar een Indiaas restaurantje in Gent gingen, beschreef zij het als: ‘het eten is redelijk tot goed, de prijzen zeer schappelijk, de service is slecht tot onbeschoft’.
Ze had gelijk. De Indiërs lapten alle beleefdheidsnormen aan hun kleurrijke sandalen. Je werd er bij binnenkomst genegeerd, verwelkomd met een chagerijnig gezicht of een minachtend knikje. Bij bestelling van onze favoriete dranken, Indiase thee en mangolassie, kregen we de waarschuwing dat het lang zou duren, omdat het veel werk was. Soufia’s strategie was beide dranken direct na aankomst bestellen, zodat we ze in ieder geval voor ons vertrek kregen.
Wij besloten een paar weken geleden er weer te gaan eten. Zoals gebruikelijk zuchtte de ober hartgrondig na het aanhoren van de bestelling. ‘De thee is te veel werk… komt uit een zakje… we maken het niet zelf meer…. de mangolassie gaat erg lang duren.’ We glimlachten en zeiden dat het goed was.
Soufia bestelde matter paneer: doperwten en blokjes Indiase kaas. Ik bestelde saag paneer: spinazie met dezelfde blokjes kaas. Toen het eten kwam, bleek dat er geen blokjes paneer in zaten, maar dat er wat geraspte kaas overheen was gestrooid.
Soufia en ik keken elkaar aan en schudden ons hoofd. Ik wenkte de ober en wees hem op het probleem. Hij zuchtte. Fronste zijn wenkbrauwen. ‘Paneer is moeilijk… soms krijg je het wel, soms niet…. ik weet niet…. kan de kok vragen.’ Hij nam het eten weer mee.
Binnen een paar minuten was het terug. Er zaten blokjes kaas in. Ik proefde. Het was gewone kaas. Niet de zachte, milde paneer die het gerecht zo lekker maakt.
‘Gaan we het opeten?’, vroeg ik aan Soufia. Ze haalde haar schouders op, mompelde een verwensing en begon te eten. Ik volgde haar voorbeeld. Het was lang niet zo lekker als met paneer.
’Zullen we nog een beetje gaan klagen?’, vroeg ik haar na het eten. Ik zag een vonkje in haar ogen. Ze knikte.
We liepen naar de balie. De baas, een lange man met bolle wangen en een argwanende blik stond ons te woord. Ik deed mijn beklag over het ontbreken van de paneer.
Hij schudde zijn hoofd.
‘Twaalf mensen hebben dit gerecht besteld. Jullie zijn de enige die klagen.’
Wat wisten Belgen van Indiaas eten? ‘Misschien weten zij niet wat paneer is’, zei ik tactvol.
‘Je krijgt hier nooit paneer’, zei hij.
Ik was te verbaasd om te antwoorden. Waarom stond het dan op de kaart?
‘Ik heb hier een paar weken geleden wel paneer gehad’, zei Soufia.
De baas draaide zich als door een wesp gestoken naar haar toe.
‘Jij! Jij komt hier vaak eten, hè?’ Het klonk als een verwijt. ‘Waarom bestel jij altijd hetzelfde? Waarom altijd paneer?’
‘Ik eet graag vegetarisch. Ik hou van paneer.’ Soufia begon zich op te winden. ‘Maar je krijgt hier geen paneer! Hier – nooit – paneer!’
Soufia schudde haar hoofd en zei: ‘Ik heb het laatst hier gekregen.’
De man hief zijn armen omhoog. ‘Weet je wel wat paneer betekent? Paneer betekent gewoon kaas. Gewoon kaas!’
‘Laten we elkaars intelligentie niet beledigen’, zei Soufia.
‘Wat willen jullie eigenlijk? Korting? Is dat het?’
‘We wilden eigenlijk paneer….’, zei ik.
‘Hou op over die paneer. Je zal het hier nooit krijgen. Is tien procent korting goed?’
Ik keek naar Soufia. Ze knikte. ‘OK’, zei ik.
De baas overhandigde mij tien euro. We wisten beiden dat we elkaar nooit meer zouden zien. Ik vroeg mij af of er ooit nog paneer geserveerd zou worden. En wie het zou missen.