Kalkoen in de boom
Wanneer de gasten er aardigheid in hebben, varen we in de Pikin Gudu (onze kleine, overdekte motorsloep), heel vroeg in de ochtend, over de door dichte nevelen gekoesterde Saramaccarivier. De natuur laat zich niet dwingen, wordt er gezegd, maar bijna altijd spotten
Harry, de schipper, en de gasten op dat vroege uur verschillende groepen aapjes, vooral keskesi en monkimonki (met rode snoetjes van de bessen waar ze van snoepen), maar ook regelmati een fors babun-mannetje of een stel door de takken buitelende kwata-apen; er vliegen toekans over, een luiaardmoeder met haar jong kruipt onverschillig voor alle aandacht naar de boomtop, soms zie je de zeekoe naar adem happen… Zo dicht bij de stad is hier heel veel levendigheid, met het oerbos aan de overkant.
Na een korte vakantie op de Antillen haalden Harry en zijn vrouw Hetty ons – heel lief – ‘s nachts op van Zanderij. Ze hadden wijntjes en biertjes in de koelbox en al babbelend tuften we door het donker via de vertrouwde boropasi’s naar huis. Harry zat aan het stuur en vertelde, laverend langs de asfaltkraters van de zandtrucks, dat hij met zijn gezelschap een paar dagen terug een harpijarend had gespot, vlak bij ons resort. Dat was begin augustus.
Duh?! Een gonini?! Ik viel bijna van de achterbank! De harpijarend is de grootste roofvogel van Noorden Zuid-Amerika, en er zijn ornithologen die hem de grootste ter wereld noemen. Hij heeft een vleugelspanwijdte van twee meter en klauwen waarmee hij een aap, luiaard en zelfs een jonge jaguar zo uit de takken grijpt, of een konkoni van het bospad. Dan stort hij zich met vijftig kilometer per uur naar beneden en vliegt in één moeite door met zijn prooi weer hoog in de boomtop, naar zijn nest of naar een tak, waar hij zijn maaltje verslindt.
Maar hij is inmiddels in de regio zeer zeldzaam geworden en er wordt op websites nauwkeurig bijgehouden wie, wanneer, waar en hoe lang men het dier heeft gesignaleerd. Data waar je niet vrolijk van wordt; door boskap, door (niet zozeer in Suriname) inheemsen die hem schieten om de donsveren voor hun hoofdtooi, of door landbouwers die hem de kippen of biggetjes op het erf misgunnen, is zijn soort sterk uitgedund.
Ik dacht: die vogel moeten we op onze Facebookpagina van Bloemendaal hebben! Volgens Harry hadden de spotters ook beloofd om de foto’s op te sturen, maar ja, hoe gaat dat: je komt thuis, de kleren in de was, kinderen weer naar school, de baas klopt op de deur; allemaal dyugudyugu en switi Sranan drijft steeds verder weg.
Wie waren het dan precies? Want alle appartementen waren vol geweest, die periode… Ik ben gaan mailen, direct naar gasten en via reisbureaus. We hadden het steeds bij het verkeerde eind, tot eindelijk onze toenmalige logé Vincent Kwaks zich meldde. Met een duidelijke foto en zelfs met een filmpje van vier minuten. Dat hebben we direct geplaatst, blozend van trots. Maar was het toeval, was hij (of zij, het verschil schijnt, net als bij ara’s, nauwelijks waarneembaar) op doortocht? Even op bezoek? Of was het toch een blijvertje?
Een van onze zeer gewaardeerde schoonmaaksters vertelde een paar weken later dat haar man een harpij had gesignaleerd en naar de schuur was gerend om zijn geweer te halen. Godzijgedankt was de vogel gevlogen voor hij hem kon neerhalen, maar de minachting (en ook de angst) voor deze machtige vogel spreekt vele boekdelen.
In 2002 waren René en ik hier voor het eerst, op huwelijksreis. Onze Hindostaanse hotelbaas nam ons mee voor een plezierreisje op de Commewijnerivier, hij had zijn familie uit Nederland op bezoek en het zou knallen! En knallen deed het: met grove hagel schoten oom en neef alle sabaku’s die ze konden raken de plomp in; wat zit er nou voor vlees aan een reigertje?! Maar nee: jagen is sport, de prooi is voor de piranha’s. De Nederlandse echtgenote riep naar haar man: ‘nog een zo’n schot en ik vertel alles aan je dochters!’ Daarna was de jacht snel afgelopen.
Een half jaar later gingen we met zijn vrouw en hun zoon naar een nieuw verworven erf in het district. De zoon (hij zal zestien zijn geweest) schoot spontaan een valkachtige aka uit een boomtop: sport toch?! Het dier viel gewond op de grond; niemand nam de moeite hem uit zijn lijden te verlossen. Met die mentaliteit is onze gonini dus geen lang leven beschoren. Sterker, met deze mentaliteit schiet je je hele toeristische toekomst weg, want buitenlanders komen hier voor het bos, maar vooral voor zijn bewoners.
Gisteren waren hier Hollandse kennissen van een vriend uit Paramaribo. The Big Five, zo noemen ze zich en zo gaan ze als vriendengroep elk jaar met elkaar een weekje op reis. En bigi zijn ze! Allemaal tegen de twee meter. Ze huurden onze sloep en kwamen na twee uur terug, buitelend over hun ervaringen: ‘D’r zat een kalkoen in de boom!’ Ik zeg: ‘een kip!’ ‘Nee, serieus, we hebben een grote roofvogel gezien!’ Wij, blasé: ‘Zwart zeker? Tingifowru, is een gier, barst het hier van…’ ‘Nee, hij had een kuifje en zwart was hij niet.’
Aarzeling bekroop ons. Ze hadden foto’s gemaakt, die ze ons toonden. En ja hoor, weer was God met de onnozelen: het was onze gonini! Ze hadden onze harpijarend gezien! Hij leeft nog! En op hun foto ziet hij er vorstelijker uit dan ooit… Hij is beschermd, want bedreigd, staat op de rode lijst van de IUCN (International Union for Conservation and Natural Resources). Waar hadden ze hem gespot? Richting Uitkijk, drie of vier bochten bij ons vandaan. Maar wel aan deze oever, dus aan de rand van de bewoonde wereld: ga daar weg, mooie vogel! Trek je terug in het oerbos! Houd je onzichtbaar en overleef! Ok dan, laat je nog één keer zien. Alleen aan mij. En dan: wegwezen!