Kater Sjors
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij hetzien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugendemonki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: eenrubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
Na het avondeten zit kleine Grace van tweeënhalf in haarcampingbedje op de veranda, terwijl katertje Sjors haar van buitenaf uitdaagt.Zo spelen ze eindeloos door het gaas. Af en toe springt Sjors op de rand en danhúp naar binnen, dan is de lol al helemaal niet te overzien. Maar als hijvervolgens het bedje weer uit wil springen en Grace hem aan zijn staart tegenwil houden, krijgt ze een haal. Zo stellen ze elkanders grenzen vast. En geenvan de partijen neemt het de ander kwalijk: jij blijft van m’n staart af, danga ik je ook niet meppen. Uitgelaten spelen ze verder.
Grace en Sjors, het zijn beiden een beetje van dieverschoppelingen die liefdevol gehuisvest worden door Daphne en Brain vanGuesthouse Twenty 4, een misschien wat Spartaans, maar ontstellend gezelligpension in het hartje van de binnenstad. Brian kocht het zo’n jaar of tweegeleden en hun reputatie vloog al snel over naar Europa. Nu is het ’s avondsvaak, op die brede veranda, een ontmoetingsplaats voor reizigers die hunvrolijke, meeslepende en rampzalige ervaringen met elkaar delen. En allemaalspelen ze met Sjors, want die voert niet alleen in dit stukje, maar ook in hetguesthouse, de boventoon.
Brain z’n eerste huisdieren waren twee honden, Loes enBlack. Maar die bleven op het achtererf: “Omdat niet al onze gasten hunaanwezigheid op prijs stelden, honden zijn natuurlijk veel grotereaandachttrekkers, en een stuk minder zindelijk. Bovendien, hier tegenover wonenvijf honden op één erf, hiernaast zitten er vier, en als dan één een awarraziet langs hollen slaat de hele buurt alarm, dus ook die twee van ons. En ookdat werd door gasten, zeker zij die beneden logeerden, niet erg op prijsgesteld.
“Onlangs hebben we hier op loopafstand een huurhuis gevondenmet een veel groter erf. En daar wilden we gewoon ook onze mooie honden. Blackis een rashond, een kruising tussen Pitbull en een Fila…” Hier vallen wesamen eventjes óm van het lachen, want de Surinamer schept graag op over zijnhond en vindt hoe meer gekruist, hoe sterker het ras, dus als hij er nog eendrupje Rottweiler bloed bij had gehad was zijn Black alleen nog maar méér superras geweest.
Hun Loes noemt hij een ‘straatherder’, wat u en ik gewooneen straathond zouden noemen, maar wél in staat om Black te voorzien van negenpuppies. Die op één na allemaal reeds vergeven zijn, want ja, rashonden. Zelfhebben ze naar eigen zeggen natuurlijk weer de lelijkste pup overgehouden:Daphne: “Een lijf van een Jack Russell, met de kop van een pitbull enlabradorvacht. Een soort worst, zeg maar.”
Brain: “Maar met het vertrek van de honden hadden we hieropeens een huismuis. Haar kleintjes trapten in alle vallen maar Jerry wist zelistig te ontwijken, dus we zochten een Tom die Jerry het leven wel zuur zoumaken. Bovendien wilden we al heel lang een huiskat.” Die, in Suriname, nieteens zo makkelijk te vinden zijn, want poezen genieten hier geen grotepopulariteit.
Daphne: “Toen we Black zouden laten steriliseren moest hijachter in de praktijk van de dierenarts gewogen worden. En daar zaten driezwerfkittens bij elkaar. Dokter Banse zei: ‘Als jullie voor een pension eenkatje zoeken moet je déze nemen, die is het meest sociaal, komt op iedereentoelopen.’ Dus liep ik terug naar de auto met, ja hoor, het lelijkste katje vanhet nest.”
Brian: “Ik zat op haar te wachten en zag dat ze een soortgremlin had meegenomen, met bolle ogen, vreselijk mager, veel te klein voor z’nleeftijd, en een soort rechtopstaand nesthaar alsof hij net een stroomstoot van220 had gekregen. Maar goed, de keus was gemaakt, daar was Sjors dus.
“Die nacht vond hij in het kantoor, waar de bagage staat vanonze gasten die naar het binnenland zijn, een heerlijk slaapplekje en heeft aldie tassen en backpacks ijverig onder gepist en gescheten… Daphne, hoe heettedie apenonderzoeker ook alweer die naar Raleigh-vallen was, hij had ál z’ntassen achtergelaten en Sjors maakte er een openbaar toilet van.
“Maar de dag daarop snapte hij de intentie van de kattenbaken hebben we nooit meer problemen gehad. Behalve dat Sjors diezelfde dag op eensnelle manier naar beneden wilde springen en vanaf de veranda nét de verkeerdeboom uitzocht; een druivenboom vol met stekels… z’n hele achterpoot lagopen… zaten we wéér bij de dierenarts.
“En dan lijdt hij ook nog aan tepeldrift. Waarschijnlijk tevroeg bij z’n moeder weggehaald, dat gebeurt vaker, dan gaan katjes bijvoorbeeld op je schoot vreselijk met hun voorpootjes trappelen. Zo niet Sjors,als je die aait gaat hij verwoed aan z’n eigen tepels zuigen tot z’n hele buikdrijfnat is gelebberd.
“Sociaal katje, zei dokter Banse, knuffelziekte is het! Bijelke nieuwe gast ligt Sjors op de mat van de deur. In de kamers mag hij niet,dat weet-ie, dus nu klimt hij via het dak naar de derde verdieping en duiktdaar het open raam weer in. Iedereen geeft hem ook wel wat eten, bij hetontbijt lurkte hij vanmorgen nog een bakje yoghurt leeg. Mag ook niet! Hijbegint te bedelen als een onopgevoede hond.”Grace is hun kweekje. Een zwaarverwaarloosd meisje dat een paar maanden geleden nog niet kon staan, lopen ofpraten. Ze hebben haar geadopteerd en de kinderarts zei: ‘Ga er maar van uitdat ze nog een baby is en jullie op nul beginnen. Misschien heeft ze ooitgebrabbeld, maar als niemand daar op ingaat verleert een kind dat. En dat geldtvoor alles.’ Kortom, Grace heeft een nieuwe start gekregen. En wat er van dierare tepellurkende gremlin had moeten worden als hij niet liefdevol in hetguesthouse was opgenomen…? Misschien zijn die twee daarom ook zo dol opelkaar. Lotgenoten met een nieuwe toekomst.