Kees de knuffelaap
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij het zien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugende monki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: een rubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
“Eigenlijk weet ik dat het niet goed is om apen te kopen, maar toen ik langs dat kooitje liep, en haar daar zo heel alleen zag zitten, ben ik gezwicht”, vertelt Agnes terwijl haar kwatta-aapje Kees rustig aan haar nek hangt. “Al mijn hele leven ben ik gek van dieren. Vroeger speelde ik in de bossen en probeerde alle soorten dieren naar me toe te lokken. Voor niets was ik bang. Ik leefde buiten, want zelf hadden we geen huisdieren.”
Toen ze dan ook eindelijk op zichzelf woonde heeft ze haar hele huis ermee gevuld, het lijkt de Ark van Noach wel! Veertig stuks en van alles wat. Veel honden, verschillende vogelsoorten en schildpadden. “Ik ben de hele dag met ze bezig.” Haar dochter Nisha noemt de dieren haar andere kinderen. “Ik loop constant van mijn huis naar de hokken en weer terug.”
Nog nooit eerder had ze een kwatta-aap gehad. “Kees had nog bijna geen haar toen zij hier kwam en een heel onschuldig gezichtje. Ik was gelijk zo aan d’r gehecht dat ik haar overal mee naartoe nam; naar de winkel, op bezoek bij familie of vrienden, altijd hing ze om m’n nek…” Ze heeft niet naar de achtergrond van het dier gevraagd, maar het is altijd hetzelfde verhaal. Haar moeder zal wel tijdens de jacht doodgeschoten zijn en zij bleef alleen achter. De jagers hebben haar toen mee naar de stad genomen voor de verkoop.
“Ik voerde haar pap en melk uit een flesje, ze sliep tussen mijn man en mij in bed en als ik aan het koken was, zat ze rustig naast me op de grond.” Haar lach wordt breder als ze over haar aapje praat. “Volgens mijn dochter zaten we gewoon aan elkaar vastgeplakt.” Ze hebben Kees nu al bijna drie jaar. Op de eerste dag kreeg ze al een naam. Het was het eerste woordje van één van haar kleinkinderen. “We hebben er niet lang over na moeten denken. Het paste gewoon bij d’r, ook al is het een vrouwtje.”
Agnes zet Kees weer terug in haar kooi. Ze gilt en zwiept met haar lange armen, benen. Als het deurtje dichtgaat, springt ze op en neer, en vervolgens bungelt ze aan haar staart heen en weer voor het deurtje dat haar buitensluit. “Toen Kees wat ouder en groter werd, besloten we dat ze niet meer in huis kon leven.” Haar man bouwde een grote kooi van ongeveer tien vierkante meter voor Kees. Ze brengt daar nu de meeste uren van de dag door. “Ze heeft een touw in haar kooi waar ze heerlijk aan slingert en het leukste spelletje vindt ze om het waterteiltje heen en weer te gooien. Een paar keer per dag ga ik bij haar zitten of neem ik d’r weer in mijn armen. Eigenlijk knuffelen we altijd.”
Iedere avond krijgt de kwatta-aap de restjes van het avondeten. “Ze eet en lust alles. Rijst, groente, melk, thee en zelfs soft en stroop. Het maakt haar niet uit wat ze krijgt; alles stopt ze in d’r mond.”
“Ik zou graag willen dat ze los op het erf kon rondlopen, maar ik ben bang dat er dan iets met haar gebeurt. Ik denk ook niet dat ze nog in het wild zou kunnen leven, want zij is zo aanhankelijk geworden, zo op mensen gericht.”
De eerste nachten dat Kees in het hok moest slapen, waren moeilijk voor het aapje, maar ook voor Agnes. “Ze begon te schreeuwen als ik haar daar achterliet. Het was zo moeilijk, ik wilde haar gelijk weer mee naar mijn slaapkamer nemen, maar ik wist dat dit beter voor haar was. Haar armpjes om mijn nek in bed, het voelde zo fijn. Ik mis die warmte, net als met een echte baby.”
Toch heeft ze nooit moeilijk gedaan over haar eenzame opsluiting. “Het is een vrolijke rustige aap gebleven. Ik heb nooit problemen met haar gehad.” Haar dochter ziet het wel anders. “Als mijn moeder Kees even losliet begon ze te gillen. Wij konden haar ook niet oppakken, ze wilde alleen bij mijn moeder zijn. Ze konden gewoon echt geen moment zonder elkaar.”
Daarom zou Agnes ook het liefst nog een ander kwatta-aapje willen hebben. Om Kees gezelschap te houden. “Het moeilijke is dat je niet van tevoren kunt weten of twee apen bij elkaar passen en samen kunnen leven. Ik zou dan weer een baby moeten nemen en de twee langzaam aan elkaars geur moeten laten wennen. Pas als ze vertrouwd met elkaar zijn dan kun je ze in één hok zetten, maar Kees heeft nu al zo lang alleen geleefd, dat zij het er hoogstwaarschijnlijk moeilijk mee zou hebben. De liefde van haar baasje delen daarvoor is zij veel te verwend.”
LANA LEACH