Klederdracht om trots op te zijn
Feestdagen, bigi-yari en prodo waka’s zijn vaak dé gelegenheid om de koto in al haar glorie te aanschouwen. Doordat deze kledingstijl niet dagelijks te zien is, doet het denken aan vergane glorie. Christine van Russel-Henar werkt hard om deze typisch Creoolse klederdracht in de belangstelling te houden.
Van Russel-Henar vindt dat de koto en de bijbehorende angisa behoren tot het cultureel erfgoed van Suriname. Daarom is zij dan ook vastbesloten om deze klederdracht meer in de schijnwerpers te plaatsen. In het dagelijks leven is ze eigenaar van schoonmaakbedrijf Job Creation, maar de van oorsprong Afro-Surinaamse kleding is haar echte passie. In november 2009 opende zij op haar erf het Koto Museum, waarin zij een selectie van haar prachtige collectie kostuums en hoofddoeken tentoonstelt. “Elke drie maanden wissel ik de kostuums en daarin probeer ik steeds een ander thema naar voren te brengen, zoals de onafhankelijkheid, het Nederlandse Koningshuis of een ouderwets huwelijksfeest”, legt Van Russel enthousiast uit. De kasten in haar huis zijn overvol. “Ik heb genoeg materiaal voor in ieder geval de komende vijf jaar.”
Erfenis
Van Russels liefde voor de kotomisi werd haar vroeg bijgebracht door haar moeder, de bekende voorvechtster van vrouwenrechten, Ilse Henar-Hewitt. Zij organiseerde vaak kotoshows en publiceerde in 1987 het boek ‘Surinaamse Koto’s en Angisa’s’. Geregeld bezocht zij het district Para om onderzoek te doen voor haar boek en haar dochter moest noodgedwongen mee. “Uiteindelijk ging ik ervan houden”, meent Van Russel. Dat is duidelijk te zien aan de manier waarop alles is uitgestald. Er zit veel tijd en moeite in. “Deze klederdracht heeft een geschiedenis die door onze voorouders is neergezet; hier moeten we trots op zijn.” Het museum is klein en de expositie ademt een sfeer uit van vroegere tijden. De gesloten jaloezieën beschermen de fragiele stoffen uit de vorige twee eeuwen tegen het zonlicht. Over een oude, houten vloer, loop je langs vrouwelijke museumpoppen die erbij staan of zitten in kleurrijke koto’s met bijbehorende hoofddoeken op. Op de grond zijn verschillende huishoudelijke attributen, als een naaimachine, driepootpotten en glimmende kopro beki’s uitgestald. Om het geheel te completeren hangen aan de muur prenten uit de zeventiende en achttiende eeuw.
Het is een wijdverspreid idee dat de koto aan de slavinnen is opgedrongen, zodat de jonge mooie lijven van de slavinnen verscholen gingen achter de vormloze omvang van dit kledingstuk. De jaloerse misi dacht de meester het ‘lekkere’ uitzicht en de daarmee gepaard gaande verleiding te ontzeggen.
Van Russel: “Dit is niet juist. Hoewel de gedragen rok van de slavinnen deed denken aan de koto, kwam de echte bloeiperiode na afschaffing van de slavernij.” Volgens haar ook logisch: “De koto bestaat uit meters stof, waarom zouden de meesters dat voor hun slaven kopen? Dat is veel te veel geld.”
De angisa is een van de belangrijkste kledingstukken in de Creoolse cultuur. Zo belangrijk zelfs dat het een eigen taal heeft, die zowel in de katoenpatronen als de bindwijze tot uitdrukking komt. Zo kan het patroon van de angisa een naam krijgen, een odo, een kernachtige spreuk met levenswijsheid of een verwijzing naar een bijzondere gebeurtenis. Regelmatig hoort daar een sappig en humoristisch verhaal bij, een tori.
Gemoedstoestand
Naast het patroon van het stof, heeft ook de bindwijze vaak een naam en een betekenis. Van Russel: “Door deze bindwijze kan de draagster haar gemoedstoestand kenbaar maken of een boodschap doorgeven.” De angisa kan worden gebonden voor een feestje, voor een alledaagse activiteit of een ruzie. “De Feda-angisa’s zijn met de uitstekende punten dé ruziehoofddoeken; fel en uitlokkend. Zoals ‘let them talk’, ‘loop naar de pomp’ of ‘lik me de m…’ Die m staat voor mars. Oftewel: lik mijn gat”, grinnikt Van Russel. Ook kon je door de bindwijze duidelijk maken, dat je wel zin had in een afspraakje. “Stel, een man maakte avances naar een vrouw toe. Wanneer zij dan ready was, kon ze dat door haar gebonden hoofddoek laten weten.” Zo zijn er twee soorten bindwijzen ‘volg mij’; de nette variant, die ook letterlijk ‘volg mij’ betekent. De tweede iets meer ondeugendere drapering signaleert overduidelijk dat het menens is. ‘Ik wil met je naar bed,’ wenkt de hoofddoek dan. In het patroon achterop het hoofd is er dan een gaatje en diepte gecreëerd om de boodschap over te brengen. De mensen in de omgeving van de draagster begrepen deze hint natuurlijk wel, maar ze wisten niet voor wie het was bedoeld. “Wanneer de ‘volg mij’- draagster hierop werd aangesproken, zwaaide ze (hier maakt de curator een zwierige beweging langs haar heup) met een angisa in haar hand: ‘Laat me, dit is mijn tori, het gaat je niets aan’.”
Belangstelling
Hoewel de meeste namen van de stofpatronen en bindwijzen uit vroeger tijden stammen, blijft de angisa in ontwikkeling. Zo heeft Hellen Felter haar bindwijze ‘bel me op mijn cellulair’ genoemd.
Bij deze bindwijze is de vorm van de telefoon te zien. Van Russel is hier blij mee. “Je ziet dat het nog steeds leeft, misschien wel steeds meer. Ook onder jongere generaties ziet de curator de belangstelling toenemen. Regelmatig komen scholieren of studenten op bezoek. Daarnaast heeft zij plannen om dit jaar nog uit te breiden. Naast het museum wordt een tuinhuisje gebouwd om filmmateriaal te tonen. Van Russel is al geruime tijd bezig haar dochter in de wereld der kotomisi in te wijden. “Zij zal het ooit van mij overnemen, zoals ik van mijn moeder.”
Zelf een bezoek brengen aan het Koto Museum? Dat kan, het museum is dagelijks geopend van 10.00 tot 15.00. Bel voor een afspraak 8945621 of kijk op www.hetkotomuseum.org
Een tori over gierigheid en hebzucht
Dit verhaal speelde zich af in een groot herenhuis, waar een deftige ambtenaar woonde. Naast zijn vrouw thuis, had hij ook een buitenvrouw. De man werd ziek. En toen hij niet langer uit bed kon komen, eiste hij van zijn vrouw dat zij de buitenvrouw in het huis toeliet, zodat ook zij voor hem kon zorgen. Er ontstond een grote ruzie, die op het erf erachter nauwlettend werd gevolgd. De wettige vrouw gaf uiteindelijk noodgedwongen toe, want ze moest iedere dag werken en kon niet tegelijkertijd voor haar man zorgen. En dus kwam het liefje van buiten ook in het huis wonen.
De bewoners achter op het erf wisten allang dat het schatje van meneer nu ook bij hem woonde. En aangezien de hond en kat geboren vijanden zijn, verpakte één van de bewoonsters van het erf haar boodschap in de vete: Gridi nanga bigi ay meki dagu nanga puspusi e nyan na ini wan preti
(Gierigheid en hebzucht hebben ervoor gezorgd dat de hond en poes uit één bord eten).
Een tori over roddelen en genoegdoening
Vroeger stonden er vaak meerdere woningen op een erf. Aan de straatkant stond een groot huis en achterop het erf kleinere woningen, voor bijvoorbeeld werksters. Niet zelden woonde voorop een vrouw met haar kinderen zonder dat er een vaste partner in beeld was.
Doordat een werkster op zo’n erf wel een blijvertje had, voelde ‘mevrouw’ zich verheven boven de rest. Maar in feite was deze man een echte zuiplap. Eén van de vriendinnen van ‘mevrouw’ had dan ook fikse kritiek op haar. ‘Ik kan me niet voorstellen dat jij met zo’n man blijft samenwonen. Ik zou dat niet kunnen en willen’, zei ze vinnig.
Toen kreeg ook zij een partner; een prachtexemplaar die dronk, dobbelde en meer van dat soort dingen. En hij sloeg haar bovendien. De vriendin ontging dit natuurlijk niet en zij doopte haar nieuwe angisa: Yu e tak yu e frede fu opo hebi, te fu kaba yu opo asaw (Je zei dat je bang was om vracht te tillen, maar nu til je zelf een olifant op).
Een tori over overspel
Ambtenaar Cornelis had naast zijn wettelijke vrouw, ook nog een liefje, Petronella. Elke avond, wanneer het erf waar Petronella woonde rustig was, sloop Cornelis naar haar toe. Voor het ochtendgloren ging hij spoorslag ongezien naar huis. Petronella vertelde aan iedereen dat zij een man had en ze was zwanger. Niemand geloofde haar, want Cornelis kregen ze nooit te zien. Op een ochtend zorgde de slinkse Petronella ervoor, dat de ambtenaar zich versliep. Het erf was vol activiteit toen hij uiteindelijk vertrok. Toen Cornelis probeerde weg te sluipen, werd hij door iedereen gezien. Honend werd hem nageroepen: ‘Fremusu taygi awari: Musudey e go kori yu, sapatiya na wan switi froktu, ma yu musu koni fu dey no broko yu na ondro a bon’
(De vleermuis zei tegen de awari: Het krieken van de ochtend gaat in je de war brengen. Sapotille is een lekkere vrucht, maar je moet slim zijn, want anders zit je nog aan de boom als de dag aanbreekt). En zo was de gelijknamige angisa geboren.