Koken met een boodschap
Een kookboek mogen uitgeven is niet iedereen gegund. Zeker niet als je pas 21 jaar bent.Furgill Plet lukte het echter wel. De hobbykok verzamelde dertig recepten voor Furlen’s kookboek. Een hele prestatie. Alleen jammer dat de uitgave is doordrenkt met boodschappen van de gulle sponsors. Om nog maar te zwijgen over zijn getuigenis richting God als slotakkoord.
Het vijftig pagina’s tellende boekje is redelijk netjes opgemaakt. Maar bij het bladeren word je bevangen door het gevoel dat de schrijver eigenlijk aan veertig pagina’s ook wel genoeg zou hebben gehad. Zo herhaalt hij zijn voorwoord nog eens letterlijk op de achterkant van zijn boekje en is het geheel te overdadig opgevuld met (niet altijd even scherpe) foto’s.
Ook de sponsors krijgen samen drie pagina’s advertentieruimte. Op zich is daar niet zoveel mis mee, zonder gulle gevers is het in Suriname als particulier nagenoeg onbetaalbaar om iets op de markt te brengen. Maar dat diezelfde sponsors in of nabij vrijwel ieder gerecht nog eens uitgebreid in woord en beeld naar voren worden geschoven, is storend. Bij zeventien van de dertig gerechten heeft de lezer toch echt boter of margarine van de Margarine- en Vettenfabriek nodig, bij vijf maaltjes vloeit de Borgoe-rum rijkelijk en in tien gevallen is men aangewezen op de marinades van Plet’s eigen bedrijfje. De softdrinks van Fernandes zijn in glas of fles op vrijwel elke foto te vinden. Wat de kleurcompositie in combinatie met de gerechten niet ten goede komt.
Het meest opmerkelijke is zijn ‘Dedication’ op de voorlaatste pagina, waarin Plet verklaart het boek op te dragen ‘aan mijn Hemelse vader. Had ik hem niet leren kennen, was dit boek misschien nooit uitgegeven. Wijsheid komt van Jezus’. Leuk en aardig allemaal en iedereen mag geloven wat hij of zij wil, maar wat moet de lezer in hemelsnaam met zo’n boodschap in een kookboek? Bepaalde zaken moet je gescheiden houden. Zoals God en het gasfornuis.
De wijsheid van boven heeft in ieder geval geen positieve invloed gehad op de tekstuele invulling, die ronduit slordig is. De eindredactrice heeft behoorlijk zitten slapen (op de inhoudspagina: ‘Fecepten’ in plaats van ‘Recepten’) en heeft op school kennelijk nimmer geleerd dat het bouillonblokjes zijn en geen bouillon blokjes (het overmatige gebruik van bouillonblokjes getuigt trouwens van gemakzucht, dat zal iedere kok beamen; met kruiden bereik je een beter resultaat). Voor de eerste twee moksie alesie-gerechten heb je varkenstaart nodig in plaats van varkensstaart. Hoe je zo’n taart zou moeten maken wordt uiteraard niet vermeld.
Laat je al dit voorgaande even buiten beschouwing, dan is het eigenlijk een prima kookboekje met de meest heerlijke gerechten. Veel bekende kost, zoals de pindasoep met tom-tom, zoetzure vis en bojo, af en toe verrassend zoals de yoghurtcocktail. Vooral dat laatste moet je een keer bereiden: kinderlijk eenvoudig en om je vingers bij af te likken!
Wel jammer dat nergens vermeld staat voor hoeveel personen de recepten zijn. Het zorgt voor verwarring; bij de soepen wordt vier liter water voorgeschreven, maar bij de saoto heb je daarnaast maar vier eieren nodig. Een liter per persoon dus, wat wel heel erg overdreven is. Een paar eitjes extra koken kan daarom geen kwaad. Of gewoon minder water gebruiken.
Hoe dan ook: wie van lekker eten houdt en graag zelf kookt, zal aan Furlen’s Kookboek ongetwijfeld plezier beleven. Maar geloof me: ook met Blue Band, Bacardi en marinade van Sishado komt het best wel goed met al die smakelijke gerechten. En zonder de hulp van God eveneens.
Furlen’s Kookboek, Furgill L. Plet, uitgave Furlen’s Food, ISBN 99914-758-0-X, 25 srd