Kokospannenkoeken
Oorsprong
Pannenkoeken eten we allemaal wel eens. Soms met spek en kaas, de andere keer ‘simpel’ bestrooid met suiker. Maar er zijn tal van andere, minder voor de hand liggende, varianten mogelijk. Zoals met kokos. Hoewel kokospalmen nu overal in Suriname te vinden zijn, werden ze aan het eind van de vijftiende eeuw, toen de eerste ontdekkingsreizigers voet aan wal zetten, slechts sporadisch aangetroffen. Op de eilanden in de Stille Oceaan waren ze daarentegen op grote schaal te vinden.
Het vermoeden bestaat dat in die regio de oorsprong van de kokos ligt. De kokospalm wordt ook wel ‘de grootste gift van de natuur voor de mensheid’ genoemd. Elk deel kan worden gebruikt: de stam, hoewel niet duurzaam, wordt gebruikt als ‘hout’ en er kan kabbes uit worden bereid. De bladeren zijn geschikt voor uiteenlopend vlechtwerk, de bladnerven vinden hun weg in de alombekende printa-bezems. Van de bloemstempel wordt onder meer suiker (goela kalapa) gemaakt. En de vezels van het omhulsel van de noot vinden we terug in matten, borstels en touwen. Uit jong kokosvlees kan olie worden gewonnen, geschikt als spijsolie of voor cosmetische doeleinden.
Benodigdheden (voor circa 15 pannenkoeken)
200 gram blom
1 theelepel bakpoeder
0,5 liter melk
30 ml kokosmelk
2 eieren
1 theelepel zout
60 gram geraspte kokos
boter of margarine
suiker
Bereidingswijze
Zeef de blom en bakpoeder met een beetje zout en de helft van de geraspte kokos. De eieren toevoegen en al roerend de melk en kokosmelk. Het mengsel helemaal glad kloppen. Een koekenpan flink verhitten, een beetje boter of margarine laten smelten en het deeg in de pan schenken zodat de bodem volledig is bedekt. De pannenkoek aan beide zijden lichtbruin bakken. Zodra de pannenkoek klaar is, op een bord leggen en bestrooien met een beetje geraspte kokos en suiker. Vervolgens oprollen. Om de pannenkoeken warm te houden, kunt u ze op een schaal leggen die boven op een pan heet water wordt gezet.