Koninkrijkskind Noraly Beyer – Parbode Sneak Peek
Noraly Beyer heeft een voor velen bekend gezicht. En dat is geen wonder, ze werkte bijna tien jaar bij de Surinaamse Televisie Stichting (STVS) en meer dan twintig bij de Nederlandse Omroep Stichting (NOS). We spraken haar in de, net als overal door corona getroffen, Amsterdamse Bijlmer.
Tekst Ko van Geemert
“Ik ben in 1946 geboren, op Curaçao, in Willemstad. We woonden in de Penstraat, in een rijtjeshuis, door een steegje verbonden met zee, op de plek waar het Avila Hotel een aantal jaren geleden een nieuwe vleugel heeft gebouwd”, begint Beyer. Ze vertelt dat ze een onbezorgde jeugd had en naar de katholieke St. Jozefschool in Pietermaai ging. “Mijn ouders kwamen uit Suriname, mijn moeder stond voor de klas, mijn vader werkte bij de Shell, een groot gezin: één meisje, vijf broers.”
Voorouders
“Veel later (2017) heb ik samen met Typhoon (Glenn de Randamie) meegedaan aan een documentaire van Ida Does, Sporen van suiker, waarin we op zoek gingen naar onze voorouders. We kwamen tot vijf generaties terug.” Beyer ontdekte dat een zekere Egbert van Emden, een Asjkenazische Jood uit Amsterdam, met roots in Oost-Friesland, naar Suriname was gegaan om zijn geluk te beproeven. “Door te trouwen met Gracia de la Parra, dochter van een van de rijkste Sefardisch-Joodse families in Paramaribo, werd hij een aanzienlijk man met plantages en de bijbehorende slaven. Toen Gracia een jaar later in het kraambed overleed, werd het jongetje, Evert, gezoogd door de slavin Sophietje, Adriana Sophie Oostvriesland, geboren in 1807. Zij werd later vrijgekocht door Van Emden, waarna hij haar de achternaam Oostvriesland gaf, mijn meisjesnaam. Onze familienaam is dus terug te voeren op de koloniale geschiedenis van Nederland. En bedenk wel: de slavernij is in 1863 afgeschaft, dat is helemaal nog niet zo lang geleden.”
Vertrek
Beyer was een jonge tiener toen ze een halve wees werd. “Op mijn elfde overleed mijn vader plotseling, aan een hersenbloeding, hij was 44. Mijn moeder redde het niet in haar eentje met vijf kinderen, één broer was al in Nederland, en daarom werden er drie, via de katholieke kerk waar mijn moeder veel contacten had, naar Nederland gestuurd, onder wie ik. Ik kwam in een internaat in Roermond terecht met – uiteraard! – alleen maar meisjes. Dat vond ik, die met jongens was opgegroeid, ontzettend leuk.”
Lees het hele artikel in het oktobernummer van Parbode