Kruktu: Criminele losers
Parbode zoekt het verhaal achter een rechtszaak en beschrijft, met een tikkeltje fantasie, de aanleiding tot een arrestatie
Vol afschuw kijkt Giovanni naar zijn broer Bryan die links van hem zit. Onderuitgezakt en ineengedoken als een klein, bang vogeltje, met zijn handen in zijn gezicht. Beschamender moet het niet worden met Bryan. Beter houdt hij zich gedeisd, en voert hij geen dramastuk op.
Geen emoties. Ik ben onschuldig, denkt Giovanni.
“Leugens. Deze broers zijn wel degelijk schuldig. De verklaringen die Bryan heeft afgelegd, zijn stuk voor stuk verschillend, wat getuigt van leugens.” De officier van justitie kijkt neerbuigend naar de twee Creoolse jongemannen, die beiden vooraan in de rechtbank voor strafzaken zitten.
Van tevoren had Bryan nog grote praatjes over dat ze eindelijk van hun schulden verlost zouden worden. Hij had het plan zogenaamd compleet uitgedokterd. Er zou volgens hem niets misgaan op die bewuste avond.
Het is woensdagavond 26 augustus 2015. Bliksemschichten vliegen door de lucht. In een smal steegje naast de begraafplaats aan de Jagernath Lachmonstraat wacht een Toyota Corolla. Giovanni staart uit het autoraam. De zenuwen gieren door zijn lijf. Wat is hij in vredesnaam aan het doen? Op de achterbank ligt het geladen jachtgeweer van zijn broer Bryan, die buiten aan de autodeur hangt en zijn peuk uitdrukt.
“Let’s go”, gebiedt hij, terwijl hij instapt en achter het stuur gaat zitten.
“Weet je het zeker?” vraagt Giovanni.
“Gi, niet weer hetzelfde gezeik!”, sist Bryan. “Je weet toch dat we geld nodig hebben? Het zal snel gebeuren, daarna zijn we van onze schuld af.”
Het is geen nieuws. De woorden van Bryan herhalen zich steeds in zijn hoofd. Als grote broer bepaalde hij altijd alles wat Giovanni moest doen. Hij maakte hem altijd uit voor vriendje, een loser. En omdat Giovanni daar nooit tegenin durfde te gaan, maakte Bryan er regelmatig misbruik van. Zelfs toen Bryan in een drugscircuit was terechtgekomen, maakte hij Giovanni ook verantwoordelijk voor zijn problemen.
“Gi, ik meen het. Niet nadenken.”
Dit zou het moment moeten zijn om op te stappen. Wegrennen. Eindelijk eens opstaan en zeggen waar het op staat. Maar de angst overstelpt hem.
“Perfect, die ouwe is er”, grinnikt Bryan.
Hij wijst naar het kantoor van de begraafplaats. Een 70-jarige man zit nietsvermoedend achter zijn bureau.
“Je weet het, hè. Ik doe het werk, jij wacht buiten in de auto.” Bryan grist het jachtgeweer van de achterbank, rent naar de voordeur van het kantoor en ramt op de deur.
De wachter doet voorzichtig open. “Wie is daar?”
Bryan richt het geweer op de man, grijpt hem vast en sleept hem naar binnen. De man gilt en schreeuwt, maar aan de ogen van Bryan te zien, is hij van plan zijn doel te bereiken: hij wil geld.
Giovanni durft niet te kijken, het zweet staat op zijn voorhoofd. Laat het snel over zijn.
“Ik smeek je, doe me niets aan. Pak alles wat je wilt. De kluis staat daar!” roept de man.
Wat er dan precies gebeurt kan Giovanni niet volgen. Er klinken schoten. De man schreeuwt en blaffende honden komen op het geluid af.
Shit, denkt Giovanni volledig in paniek. Hij moet nú terugkomen.
“Bryan! We moeten nú weg. Nu!” schreeuwt Giovanni, terwijl hij het kantoortje in stormt.
Het kamertje links is afgesloten. Hij ziet door het raampje dat de man is opgesloten en bewusteloos op de grond ligt, met een schot in zijn been.
Bryan komt hijgend uit een andere kamer, met een bruine envelop met geld. “Let’s go, we hebben het!”
Beide broers rennen het kantoor uit, en stappen in de auto.
Maar als Giovanni de auto wil starten, gebeurt er niets. Buurtbewoners komen voorzichtig kijken wat er allemaal aan de hand is.
“Schiet op, schiet op!” roept Bryan zenuwachtig.
“Bryan, de auto start niet!”
“Probeer nog eens.”
“Echt niet. Hij doet het echt niet”, wanhopig doet Giovanni pogingen de auto aan de praat te krijgen, maar tevergeefs.
In een bliksemflits opent Bryan de deur en rent weg. Het jachtgeweer laat hij achter. Als Giovanni weg wil rennen, staan er twee mannen om hem heen die hem op de grond slaan en vastgrijpen. Een man slaat hem in zijn gezicht en grijnst. “Wat dacht je van een aantal jaren in Santo Boma, mannetje? De politie komt eraan. En die vriend van je krijgen we nog wel.”
“Giovanni.”
Giovanni schrikt op uit zijn gedachten. De officier van justitie kijkt hem aan. “De strafeis voor Giovanni is twee jaar. Hij zei onschuldig te zijn, maar hij is wel degelijk medeplichtig. De strafeis voor Bryan is 2,5 jaar.”
Er klinkt een wanhoopskreet naast hem. Bryan kijkt angstig naar Giovanni.
“Bryan, heb jij nog iets te zeggen?”, vraagt de rechter.
Tien minuten lang begint Bryan te praten over onschuld, maar zegt niets over Giovanni. Met een moeilijk gezicht kijkt hij de rechter aan, alsof hij elk moment in huilen kan uitbarsten. Giovanni kan wel door de grond zakken. Is dit de broer voor wie hij altijd wilde presteren?
“Giovanni, wil jij nog iets zeggen?”
Het liefst had hij willen zeggen dat hij zijn broer wil vermoorden. Dat Bryan hem zijn leven lang heeft geteisterd en gedwongen om dingen voor hem te doen, tot deze criminele daad aan toe. Maar dat hij ook blij is. Blij, om te weten dat niet hij de loser is van de twee, maar Bryan.