Kwik ook vloek voor Paramaribo
Kwik ook vloek voor Paramaribo
Jeuk. Vermoeidheid. Geheugenverlies. Hartkloppingen. Nierfalen. Beschadiging van het zenuwstelsel tot een acute dood. Dat een overmatige blootstelling aan kwik ongezond is, staat buiten kijf. Toch wordt in Suriname onbedachtzaam met het metaal omgesprongen, en lang niet alleen in het binnenland. De gemiddelde uitstoot in Paramaribo ligt zelfs acht keer boven de internationale norm. Boosdoener: de illegale goudwinning.
Al langer dan een eeuw staat de Saramaccastraat in het teken van de goudwinning. Vroeger was het de stoomtrein, omgedoopt tot ‘De Goudexpress’, die je van een van de drukste handelsstraten in de binnenstad rechtstreeks naar de goudvelden kon brengen. Goudzoekers die na wekenlang ploeteren in kreekjes en slapen in pinahutten met dezelfde trein terugkeerden naar de stad, kochten er met de opbrengst witte pakken, hoge hoeden en gouden polshorloges. De trein mag dan al meer dan een halve eeuw niet meer rijden, de goudkoorts is er alleen maar groter en zichtbaarder op geworden. De stoomwolken van de locomotief zijn vervangen door de blauwe dieseldampen van de lange rij bussen die dagelijks naar plaatsen als Brownsweg en Atjoni rijden. Minder zichtbaar, maar des te schadelijk, zijn de giftige kwikdampen die net zo goed in de Saramacca-straat en omgeving hangen. Afkomstig van het vijftal gowtu oso’s (letterlijk: goudhuizen), genesteld tussen casino Tropicana, tientallen Chinese winkels met slecht gefabriceerde kledij en de Jeruzalem Bazaar. Met namen als ‘Gérie Kondré’ (geel land) en ‘Republic Gold N.V.’ en hun protserige Portugese opschriften zijn ze er zo tussenuit te pikken. Verspreid over de hele stad zijn er ongeveer zestig, buiten het oude stadscentrum voornamelijk in ‘Klein Belém’, de Braziliaanse buurt aan de Anamoestraat, in het noorden van Paramaribo. Het is naar plekken als deze dat de duizenden illegale goudzoekers hun klompjes of korreltjes goud brengen die ze in het binnenland hebben gevonden. De goudhuizen kopen de vele kleine hoeveelheden op voor harde dollars – momenteel veertig USdollar per gram, smelten die om tot een staaf en verkopen die vervolgens weer aan grote spelers als Century Mining (familie Cheung) of Amazone Gold (familie Issa). Die hebben een exportvergunning, waardoor het Surinaamse goud uiteindelijk beland op vooral de goudbeurs van Dubai.
Zoete inval
Pottenkijkers hebben ze daarbij liever niet: bij verschillende goudhuizen waar Parbode aanklopt, wordt de toegang geweigerd. Op zich is dat niet zo verwonderlijk, ondanks de recente prijsdaling is een gram van het gele edelmetaal nog steeds meer dan dertig euro waard. Zelfs in de kluizen van de allerkleinste goudhuizen ligt er daardoor voor vele duizenden euro’s aan cash. Alleen al uit veiligheidsoverwegingen blijft de deur dus op slot. Bovendien maakt de recente aandacht in binnen- en buitenland voor de duistere kanten van de goudkoorts de achterdocht nog veel groter. Toch mogen we na meermaals aandringen een kijkje nemen in een goudhuis, al wil niemand met naam genoemd worden. Op het eerste gezicht lijkt het dat het opzetten van een kleine goudsmelterij niet veel om het lijf heeft. Een smalle, duistere gang met een zware, metalen poort leidt ons in een centrale ruimte, niet groter dan tien vierkante meter. Aan een bureau zit een man die de klanten ontvangt en het goud int. Enkele meters verderop wordt het gewogen en vervolgens bij een temperatuur hoger dan duizend graden omgesmolten in een provisorische zuurkast. Na schooltijd rennen er kinderen in het rond, een lcd-televisie aan de muur toont intussen een potje Amerikaans worstelen. De hele dag lang is het een zoete inval van mensen met kleine hoeveelheden goud, niet vaak meer dan tien gram. “Ik denk dat haar ouders een winkel in het binnenland hebben waar de klanten ook met goud mogen betalen”, vertelt een arbeider over een jonge studente die de zaak betreedt. Uit haar vestzak diept ze een enveloppe op met tien gram aan gele korrels, op dat moment nog goed voor meer dan vierhonderd USdollar. “Waarschijnlijk studeert ze in de stad, maar gaat ze elk weekend naar haar ouders in het binnenland. Die geven haar het goud mee om het hier om te ruilen en de valuta het volgende weekend terug mee te nemen naar huis.” Klanten komen en gaan, tot op het einde van de dag liefst 535 gram is verzameld. Voor een laatste maal gaat de brander erop, die het metaal omsmelt tot een platte goudstaaf die nog het meest doet denken aan een kleine schoenzool. Daarna verdwijnt de staaf in een dikke kluis. De omzet op deze doordeweekse dag: een slordige 25.000 USdollar.
Kwikdampen
Het geld mag dan aanlokkelijk zijn, gezond is het absoluut niet. Zo wordt in veel kleine goudhuizen gewerkt zonder een goed afzuigsysteem of beschermende kledij. “Gevaarlijk, want in het ruwe goud dat rechtstreeks van de jungle wordt binnengebracht, zit nog altijd een behoorlijke hoeveelheid kwik, ongeveer vijf procent. Dat komt pas vrij wanneer in Paramaribo het goud wordt omgesmolten. Het staat buiten kijf dat een arbeider die veertig uur per week aan hoge concentraties kwikdampen wordt blootgesteld hier ontzettend onder lijdt”, vertelt natuurkundige Dennis Wip, verbonden aan de Anton de Kom universiteit. Gewapend met een babyblauw, draagbaar snuffeltoestel van Russische makelij, dat via een slang lucht naar binnen zuigt en tot op twee nanogram (0,000.000.002 gram) nauwkeurig de samenstelling meet, rijdt hij al zeven jaar het land rond. Niet alleen op plekken waar goud wordt verwerkt. “Kwik is een product dat van nature voorkomt in de aardkorst. Overal waar de combinatie van mijnbouw en hoge temperaturen voorkomt, heb je dampen”, legt Wip uit. Zo zijn ook verhoogde concentraties gemeten bij de bauxietsmelterij in Paranam. Toch is de goudindustrie ontegensprekelijk verantwoordelijk voor de meeste vervuiling. Het bij kamertemperatuur vloeibare kwik wordt door de goudzoekers aan de opgegraven blubber toegevoegd, om er zo makkelijk de begeerde grondstof uit te kunnen halen. Het giftige goedje bindt zich aan het ruwe goud, vaak zo fijn als stof, waardoor een amalgaam ter grootte van een knikker wordt gevormd. Zo kan de bodemschat uit de grond worden gehaald. Dat metaalmengsel wordt door de goudzoekers ter plekke opgewarmd, waardoor een aanzienlijk deel van het gebruikte kwik ter plekke verdampt – en de lucht en het water sterk vervuild achterblijven. Het resterende kwik wordt er later in de goudhuizen uitgehaald. Remy (56) werkte jarenlang op de goudvelden, zoals tienduizenden andere mannen. “Ik had geen idee dat de stof zo gevaarlijk was. Mijn grootmoeder hield het vroeger in huis, in een flesje boven de deur, om boze geesten buiten te houden. Ik heb bij het goudzoeken jarenlang niet alleen kwikdampen ingeademd, maar ook vervuild water gedronken”, vertelt hij. Op een gegeven moment hielden zijn nieren ermee op. “Nu moet ik me driemaal per week laten dialyseren.” Dat kwik een bedreiging vormt is nochtans al jarenlang bekend. Al in 2005 werd bij metingen in Kwakoegron, te midden van de goudvelden, in de haarstalen van lokale inwoners dubbel zoveel kwikdeeltjes gevonden als normaal. Drie jaar geleden belandde een blauwe haai uit Surinaamse wateren op een snijtafel in Spanje. Uit het onderzoek bleek dat de roofvis propvol kwik zat, waarop Celsius Waterberg, toenmalig minister van Volksgezondheid, in De Nationale Assemblee ter verantwoording werd geroepen. Antwoorden op de vraag waar het kwik dan wel vandaan kwam, had hij niet. Ook dat is niet zo verwonderlijk. Hoewel het verboden is kwik te importeren naar Suriname, vinden jaarlijks toch vele duizenden kilo’s hun weg naar ons land. Aangezien een garimpeiro twee à drie kilo kwik nodig heeft om een kilo goud uit de grond te halen, en er jaarlijks vele duizenden kilo’s van het edelmetaal het land verlaten – in 2010 waren het er 18.815, exclusief de goudmijn van het Canadese Iamgold; waar geen kwik wordt gebruikt – moet in de Surinaamse bodem, rivieren en kreekjes jaarlijks zo’n veertig ton kwik verdwijnen. Officiële importcijfers zijn er niet: al sinds 1996 rapporteert Suriname zijn kwikimporten niet meer aan de statistiekafdeling van de Verenigde Naties. In 2007 maakten de Verenigde Staten wel bekend dat ze dat ene jaar alleen al 118.000 kilogram kwikamalgaam naar Suriname hadden verscheept. Wat daar uiteindelijk mee gebeurde, is niet bekend. Begin dit jaar gaf de presidentiële Commissie Ordening Goud Sector in de Ware Tijd toe dat ook zij machteloos staat. Ellen Naarendorp, toen nog adviseur van de commissie, weet dat aan de poreuze grenzen van onze republiek. “De oostelijke en westelijke grenzen beslaan ieder zo’n vijfhonderd kilometer, die van het noorden en zuiden driehonderd. Met de kleine politie- en militaire macht die wij hebben zijn wij niet opgewassen tegen de illegale invoer.” Uit de onderzoeksresultaten van Wip blijkt dat zeker niet alleen de binnenlandbewoners daar wakker van horen te liggen. Hij mat dat in het stadscentrum de gemiddelde kwikconcentratie acht keer hoger is dan de internationale norm van duizend nanogram per kubieke meter lucht. Het meest alarmerend zijn de metingen in de gowtu oso’s zelf. “Daar zijn soms zelfs waarden opgemeten die zéstig maal boven de internationale norm liggen”, vertelt Wip. Hij vindt dat de bal nu in het kamp van de overheid ligt. “Die moet de goudhuizen motiveren om goede afzuigkappen met distilleerkolven op te zetten, waarmee de kwikdampen weer vloeibaar worden en kunnen worden verwerkt. Die systemen worden nu nog niet adequaat gebruikt. Blijven ze weigeren, dan zou er wetgeving moeten komen die het hen verplicht. Liever gisteren dan vandaag.” Het blijft echter de vraag wanneer die overheid in actie komt. Wip zat al meermaals met politici en ambtenaren rond de tafel, maar zag zijn alarmerende rapporten dode letter blijven. Toch ziet de wetenschapper zich niet als een roepende in de woestijn. “Het besef van de gevaren is er zeker wel, zelfs op verschillende ministeries. Suriname treedt dit jaar misschien nog toe tot het Minamata-verdrag van de Verenigde Naties, dat dient om kwikemissie internationaal aan te pakken. Ik heb verder begrepen dat er wel degelijk wetgeving in de maak is, maar alles loopt via die ambtelijke procedures. Daardoor gaat het veel te traag.”