Lage pakkans in Nederland moedigt arbeidsuitbuiting aan
Arbeidsuitbuiting in de privésector neemt wereldwijd dramatisch toe. Dat stelt een nieuw rapport van Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Zowel het aantal slachtoffers stijgt, als de ‘winst’ die over elke rug gemaakt wordt. De internationale gemeenschap moet nú actie ondernemen, stelt ILO. Nederland staat niet sterk in de strijd tegen arbeidsuitbuiting. Daders worden amper bij de kraag gevat. Waar loopt het fout? En wat kunnen we beter doen?
Tekst Goele Vandenberghe
Moderne slavernij in Nederland. Misschien zegt het je weinig. Weinig mensen zijn zich bewust van het probleem of liever van hoe groot het probleem effectief is. Slavernij doet denken aan mensen aan kettingen, aan iets waar Nederland zich in een ver verleden en ver van hier aan schuldig maakte. Maar niet hier en niet nu. De enkele gevallen die de krant halen, zijn sensationele verhalen over veelal zielige meisjes die in de prostitutie worden gedwongen of jaren opgesloten worden en onbetaald als huisslavin werken. De daders zien we als rotte appels die we met zware straffen uit de samenleving moeten (en kunnen) halen. Niets meer dan uitwassen van de Nederlandse kapitalistische maatschappij.
De schrijnende verhalen van buitenlandse mannen die uitgebuit worden op Nederlandse werkvloeren, halen de media minder vaak. We lezen weinig over arbeidsuitbuiting als een systematisch probleem dat we niet zomaar uit de samenleving kunnen wegsnijden omdat het er diep in genesteld zit. Het nieuwe rapport van ILO bevestigt dat de situatie steeds complexer wordt. De slachtoffers zijn vaak arbeidsmigranten die naar Nederland gehaald worden onder de valse belofte dat ze hier meer geld zouden verdienen om hun families te onderhouden. Daders gaan in bijna alle gevallen vrijuit. Hoe komt dat?
Inbreuk op waardigheid, integriteit en vrijheid
Volgens de wet is arbeidsuitbuiting een vorm van mensenhandel, een grove schending van mensenrechten. Het is een ‘aantasting van de waardigheid en integriteit van de mens en een inbreuk op de persoonlijke vrijheid’, stelt de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Als een Poolse arbeider in de tuin- en landbouwsector – het beeld van een arbeidsmigrant dat de meeste Nederlanders kennen – het minimumloon verdient, spreken we nog niet over uitbuiting. In de meeste situaties van arbeidsuitbuiting worden lonen ingehouden, worden arbeiders slecht gehuisvest en zijn hun papieren niet in orde. Niet zelden worden paspoorten afgenomen of wordt gedreigd met geweld tegen hun familieleden als ze niet meewerken.
Exacte cijfers zijn lastig, maar de ILO schatte in 2022 dat wereldwijd 27,6 miljoen mensen het slachtoffer zijn van arbeidsuitbuiting in de privésector (anders dan dwangarbeid opgelegd door de staat). Dat is meer dan de bij ons ‘bekendste’ vorm van uitbuiting, namelijk gedwongen prostitutie, dat toen 6.3 miljoen slachtoffers kende. Elk land wordt met moderne slavernij geconfronteerd. Ook Nederland kent duizenden, mogelijk tientallen duizenden slachtoffers van economische uitbuiting alleen. Ze zijn in vrijwel elke gemeente te vinden. Naast EU-burgers zijn dat steeds vaker ook niet-EU-burgers, vooral uit Azië. ‘Moderne slavernij is onzichtbaar, omdat het handig is’, stelt ILO. Arbeidsmigranten voeren vaak het vieze, zware, ongezonde of onveilige werk uit dat we zelf niet willen doen. Ze werken in de ‘zakelijke dienstverlening’, bouw, transport, vlees- en andere industrie, land- en tuinbouw, schoonmaak, horeca en tal van andere zichtbare sectoren. Overal waar vraag is naar goedkope, laaggeschoolde werkkrachten
Moderne slavernij in België: ‘Ongezien in Europa’
Arbeidsuitbuiting trok lang minder aandacht dan seksuele uitbuiting, ondanks de vele alarmerende rapporten van ngo’s en overheidsinstanties. Dat is sinds enkele jaren aan het veranderen. De coronacrisis maakte verschillende groepen extra kwetsbaar en zwengelde mensenhandel en uitbuiting wereldwijd aan. De uitbuiting van arbeidsmigranten in Nederland werd zichtbaarder doordat mensen vaker thuis waren. En dan kwam 2022, het jaar dat verschillende schandalen aan het licht kwamen. Eerst nog ver van huis, met het WK Voetbal in Qatar. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International probeerde de wereld al vanaf 2010 een geweten te schoppen, maar het duurde twaalf jaar voor het brede publiek zich het lot van de ‘slaven van Qatar’ aantrok. Arbeidsmigranten die in Qatar aan stadions en andere faciliteiten bouwden werden niet betaald, sliepen op de grond en kwamen om bij arbeidsongevallen. Organisator FIFA trok overigens geen lessen. Voor het WK Voetbal van 2034 gebeurt op dit moment net hetzelfde in Saudi-Arabië. Wir haben es gewusst.
In de zomer van hetzelfde jaar werd België opgeschrikt door zijn eigen schandaal. Minstens 174 arbeidsmigranten uit onder meer de Filipijnen, Bangladesh, Oekraïne en Turkije werden uitgebuit op de bouwwerven van chemiegigant Borealis in het Antwerpse havengebied. Ze waren zwaar onderbetaald, slecht gehuisvest, en hun werkvergunningen waren niet in orde gebracht, waardoor ze niet wisten dat ze illegaal waren toen de arbeidsinspectie binnenviel. Nederlands zuiderburen kregen te maken met de grootste zaak van moderne slavernij die ooit in Europa is ontdekt. Nederland speelde ook een rol. De Nederlandse onderaannemer MO Alliance plukte negen Filipijnse arbeidsmigranten van Borealis weg en stelde hen met valse rijksregisternummers te werk op de werf van BASF, ook in de Antwerpse haven. De mannen werden net over de grens in Zeeland en Limburg ondergebracht.
Een half jaar na hun ontdekking spraken we zes slachtoffers, Filipijnse lassers en pijpfitters die voor ze naar Antwerpen werden gehaald in Qatar en andere landen hadden gewerkt. Ze getuigden dat ze het in al die jaren nergens zo slecht hadden gehad als in België. De Belgen stonden paf. Hoe kan zo’n grote groep mensen onopgemerkt uitgebuit worden in een sociaal, georganiseerd land? Hoe kan een situatie van moderne slavernij hier voorkomen, onder onze welvarende, West-Europese neus? Was uitbuiting niet voorbehouden aan arme en corrupte landen? Autoriteiten en mensenrechtenorganisaties noemden de ontdekking van moderne slavernij in Antwerpen echter het topje van de ijsberg. De samenleving moest zich realiseren, zo klonk het, dat overal in België en Nederland mensen worden uitgebuit. Deze groep mensen werd alleen maar gevonden, zo klonk het, omdat een van de Oekraïense arbeiders als oorlogsvluchteling verbleef bij een voormalige arbeidsauditeur (een functie verbonden aan de Belgische arbeidsrechtbank).
Lucratief en onuitroeibaar
Een andere realisatie is dat uitbuiting geen nieuw probleem is. Wel integendeel, mensenhandel (niet te verwarren met mensensmokkel) en slavernij hebben nooit opgehouden met bestaan. Toen de slavernij in de negentiende eeuw in veel landen werd afgeschaft, werd de nood aan goedkope arbeidskrachten vanzelf anders ingevuld. Het handelen in en uitbuiten van mensen was niet meer legaal, maar ging gewoon door in steeds meer clandestiene vormen. Moderne slavernij – een term die uit Engeland langs de Verenigde Staten in de Nederlandse media werd overgenomen – telt naar schatting 50 miljoen slachtoffers wereldwijd. Dat is vijf keer meer dan tijdens de hele periode van transatlantische slavenhandel. Daar valt arbeidsuitbuiting onder, naast seksuele en criminele uitbuiting, dwanghuwelijken, gedwongen orgaanverwijdering en tal van andere vormen van uitbuiting.
Mensenhandel is na de wapen- en drugshandel de meest lucratieve misdaad in de wereld. Volgens het rapport van ILO levert seksuele uitbuiting de meeste illegale winsten op, gevolgd door arbeidsuitbuiting. Samen met een kleiner deel uit dwangarbeid opgelegd door de staat, zijn deze drie vormen van uitbuiting (ILO bundelt ze onder de noemer ‘dwangarbeid’) goed voor 236 Amerikaanse dollar aan illegale winsten per jaar wereldwijd. Dat is 64 miljard dollar of 37 procent meer dan in 2014. Dat betekent dat alsmaar meer mensen worden uitgebuit, op steeds meer (en extremere) manieren en voor meer geld per slachtoffer. Criminele netwerken gaan ook steeds doordachter te werk. In Europa en Centraal-Azië levert een slachtoffer het meeste geld op.
Bij economische uitbuiting van arbeidsmigranten vullen verschillende partijen hun zakken. Er zijn de mensenhandelaars, die enorme bedragen eisen voor het transport van het thuisland naar het land waar ze aan de slag gaan. Je hebt de clandestiene uitzendbureaus en tussenpersonen, die mensen uit kwetsbare groepen misleiden en onder valse voorwendselen rekruteren. Zij rekenen daarvoor hoge wervingskosten. Dan zijn er de werkgevers die lonen inhouden, overuren eisen en contracten vervalsen. Een andere profiterende partij, bij wie we later terugkomen, zijn de huisjesmelkers die met de werkgevers samenwerken. Arbeidsmigranten betalen hen hoge bedragen voor slechte huisvesting en extra kosten zoals vervoer naar de werkplaats. “Het geld dat ze afnemen komt uit het inkomen dat arbeidsmigranten naar hun familie willen sturen”, geeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in zijn rapport aan. Het gevolg is dat slachtoffers omgekeerd hun familie om geld moeten vragen om hun schulden bij hun uitbuiters af te betalen.
‘Nederlandse Arbeidsinspectie faalt’
In het rapport beklemtoont ILO dat de internationale gemeenschap in actie moet komen. Landen hebben er baat bij om in de strijd tegen arbeidsuitbuiting te investeren. “Voor regeringen betekenen deze illegale winsten gederfde belastinginkomsten vanwege de illegale aard van de winsten en de banen die ze genereren.” Ook moedigt succesvolle uitbuiting meer uitbuiting aan, wat corruptie versterkt en de rechtsstaat ondermijnt. De Nederlandse regering trekt sinds 2018 extra miljoenen uit voor de strijd tegen uitbuiting, tot vijftig miljoen sinds 2022. Een deel van het geld vloeit naar de Nederlandse Arbeidsinspectie (de NLA, eerder de Inspectie SZW) dat als wettelijke taak heeft om arbeidsuitbuiting te bestrijden, maar wordt niet efficiënt geïnvesteerd. Dat stelt de Algemene Rekenkamer, het orgaan dat de inkomsten en uitgaven van de regering controleert, in een vernietigend rapport van 2021 met de veelzeggende titel ‘Daders vrijuit, slachtoffers niet geholpen’.
De NLA is de enige overheidsinstantie die zonder aankondiging elke werkvloer mag controleren. Dat maakt van de dienst de grootste bedreiging voor werkgevers die hun werkkrachten uitbuiten. Maar die hebben weinig reden om voor een plotse binnenval te vrezen. Volgens het onderzoek van de Algemene Rekenkamer zien verschillende inspecteurs het opsporen van uitbuiting niet als hun kerntaak. Het algemeen controleren van arbeidsomstandigheden op Nederlandse werkvloeren zou al hun tijd opslorpen. Meer dan een derde van de inspecteurs gaf ook aan niet getraind te zijn in het herkennen van arbeidsuitbuiting. Een meerderheid van de bevraagde inspecteurs had in de tijd van het onderzoek wel mogelijke uitbuiting gemerkt, maar meldde dat niet aan de afdeling Opsporing, vaak omdat ze geloofden dat de opsporingsdienst het toch te druk had.
Bevragingen en dataonderzoek maakten duidelijk dat de inspectiedienst onder jaren van bezuinigingen gekraakt is. Veel inspecteurs bleken uitgeblust en overwerkt te zijn door de vele verantwoordelijkheden voor te weinig mensen. Het geld waarmee de regering nu over de brug komt, lijkt de stikkende overheidsorganisatie niet terstond te kunnen redden. Uit het rapport bleek dat 85 procent van de meldingen van mogelijke arbeidsuitbuiting in 2019 niet werd opgepakt. Dat jaar leidde 4 procent van meldingen tot een opsporingsonderzoek, waar dat in 2016 nog 27 procent was. In de periode 2017-2021 werden 57 opsporingsonderzoeken naar arbeidsuitbuiting gestart, waarvan vijftien unieke zaken bij het Openbaar Ministerie werden ingeschreven. In 2022 werden vier onderzoeken afgerond, en amper één zaak bij het OM ingediend. In 2023 werden vijf onderzoeken afgerond. Het (net verschenen) laatste jaarverslag van de NLA vertelt niet hoeveel zaken daarvan werden ingeschreven. Wel staat bij het dalende aantal aangiftes van arbeidsuitbuiting (48 in 2022 en 22 in 2023) in kleine letters geschreven dat die cijfers passen binnen ‘een trend die ook landelijk bij de samenwerkingspartners wordt geconstateerd’.
Slachtoffers durven niet getuigen
Dat veel daders in Nederland vrijuit gaan, kunnen we niet alleen de NLA aanrekenen. Een serie van obstakels staan veroordelingen in de weg, als een volle trechter met verstopte hals. Het probleem begint bij het lage aantal meldingen. Uitbuiting wordt niet snel herkend door burgers en professionele instanties. Wie wel signalen van uitbuiting oppikt, meldt dat niet altijd aan de Nederlandse Arbeidsinspectie. Onderzoeken naar ‘meldingsbereidheid’ wijzen uit dat velen twijfelen of signalen wel ‘meldenswaardig’ zijn. Ook worstelen instanties zoals de politie met de privacywetgeving die stelt dat gegevens van slachtoffers niet zonder expliciete toestemming mogen worden gedeeld. Weinig slachtoffers melden zelf hun uitbuiting, uit schrik voor hun werkgever of omdat ze zichzelf niet als slachtoffer zien. Arbeidsmigranten die naar Nederland komen, kennen hun rechten meestal niet goed.
De grootste uitdaging ligt in het aantonen van arbeidsuitbuiting. Een verklaring van een slachtoffer kan een sterk bewijsstuk zijn, maar een bruikbare verklaring is niet eenvoudig te bekomen. Ook hier telt mee dat veel slachtoffers zichzelf niet als slachtoffer zien, en daardoor minder snel geneigd zijn om aangifte te doen of een verklaring af te leggen. Anderen durven niet tegen hun werkgever te getuigen uit angst hun baan te verliezen en geen geld naar hun familie te kunnen sturen. Inspecteurs botsen soms ook op een omerta of een zwijgplicht onder slachtoffers van wie hun families met geweld bedreigd worden. Arbeidsmigranten zijn volledig afhankelijk van de werkgever, voor hun inkomen, huisvesting, verblijfspapieren en medische zorg. Dat maakt hen extra kwetsbaar.
‘Vrijwel nooit verder onderzoek’
Wat ook meespeelt bij hun lage aangiftebereidheid, zo stellen verschillende organisaties die buitenlandse slachtoffers van uitbuiting in Nederland helpen, is hun doorgaans beperkte vertrouwen in de rechtsgang. “Als er meer succesvolle voorbeelden zouden zijn van de aanpak van daders van arbeidsuitbuiting, zou dat de bereidheid van slachtoffers om hulp te zoeken en aangifte te doen enorm ten goede komen”, stelt bijvoorbeeld de organisatie Fairwork in een pleidooi om de aanpak van arbeidsuitbuiting de ‘hoogste prioriteit’ te geven. “Een hogere aangiftebereidheid zou vervolgens de strafrechtelijke aanpak van het fenomeen weer versterken.”
Buitenlandse slachtoffers die aangifte doen van mensenhandel, komen volgens de B8-regeling in aanmerking voor een verblijfsvergunning. “Maar als het om een asielzoeker gaat, krijgt het slachtoffer alleen een verblijfsvergunning als de Officier van Justitie het nodig vindt dat het slachtoffer langer in Nederland blijft, bijvoorbeeld om een getuigenverklaring af te leggen. En dat is zelden het geval”, weet advocaat Judith Pieters. “Het is opvallend dat in deze zaken vrijwel nooit verder onderzoek plaatsvindt, ook als er wel degelijk nadere aanknopingspunten zijn voor strafrechtelijk onderzoek. De absolute meerderheid van mijn zaken wordt gewoon geseponeerd.”
‘Nederland wil niet meer asielaanvragen’
De advocaat vermoedt dat ‘de asieldruk’ daar een grote rol speelt, en de politieke druk om die te doen afnemen. “Nederland wil niet verantwoordelijk worden voor asielverzoeken van slachtoffers waarvoor op grond van de dublinverordening een ander land verantwoordelijk is.” Als een asielzoeker een B8-vergunning krijgt en voor het onderzoek in Nederland kan blijven, vervalt de dublinclaim namelijk. Dat betekent dat een zogenaamde dublinclaimant niet meer overgedragen kan worden aan het land waar eerst asiel werd aangevraagd, vaak het land waar deze persoon het Schengengebied is binnengekomen.
“Als justitie een zaak van zich af kan houden, gebeurt dat ook”, stelt Pieters. Al dertig jaar verdedigt ze slachtoffers van mensenhandel in notoir lastige zaken in asielrecht en vreemdelingenrecht. Tot voor kort verleende ze ook rechtsbijstand aan slachtoffers van seksueel geweld. “De moeilijke en trage rechtsgang in die zaken stelde zodanig teleur dat ik ermee ben opgehouden.” Ook in andere zaken van buitenlandse cliënten vindt Pieters de omgang met de Nederlandse justitie frustrerend. “Er wordt vaak met twee maten gemeten als het asielrecht ermee te maken heeft. Ik heb een officier van justitie geconfronteerd die zich in twee van mijn rechtszaken volstrekt anders opstelde. In de zaak met een Nederlands slachtoffer leek zij zodanig persoonlijk betrokken dat zij weinig professioneel een arm om het slachtoffer sloeg. In een andere zaak met Italiaanse slachtoffers, net zo goed een verhaal van seksuele uitbuiting, seponeerde zij meteen.”
Verdacht van valse aangifte
Volgens Pieters worden slachtoffers er te snel van verdacht verhalen over moderne slavernij te verzinnen om verblijfspapieren te bekomen. Slachtoffers van uitbuiting zijn kwetsbare personen die bescherming nodig hebben, maar krijgen volgens de advocaat met veel wantrouwen te maken. “Mijn cliënten krijgen steevast suggestieve vragen. ‘Je kon toch weglopen, waarom deed je dat niet?’”, vertelt de advocaat. “Ik krijg vaak te horen dat ze het verhaal van mijn cliënt ‘maar vaag’ vinden. Het is op zich waar dat ze vaak alleen de roepnaam van de mensenhandelaar kennen, en niet goed kunnen vertellen waar in Nederland ze werden vastgehouden, maar dat hoeft niet te betekenen dat hun aangifte nep is. Het gaat om grove misdrijven die serieus onderzocht moeten worden. Maar het is zeer de vraag of deze zaken prioriteit hebben in een overbelast strafsysteem.”
‘Strafrechtelijke drempel is te hoog’
Voor de weinige zaken van arbeidsuitbuiting die voor de rechter komen, moet de harde dobber nog komen. “De drempel om iemand in deze context te veroordelen is te hoog in ons land”, stelt prof. dr. Masja van Meeteren, hoogleraar criminologie aan de Radboud Universiteit. Dat komt doordat het Nederlandse strafrecht alleen wetgeving rond mensenhandel kent. Arbeidsuitbuiting is nu geen afzonderlijk strafbaar feit. Als een dader van arbeidsuitbuiting veroordeeld wordt, komt het label ‘mensenhandel’ op zijn strafblad. “Mensenhandel wordt gezien als een heel zwaar delict. Rechters vinden dat label vaak te zwaar”, verklaart Van Meeteren. “Dat was in het begin anders. Toen mensenhandel in 2005 strafbaar werd gesteld, veroordeelde de rechter sneller.”
Ook Greta, een groep internationale deskundigen op het vlak van mensenhandel van de Raad van Europa, ziet dat rechters de mensenhandelwet strikter zijn gaan interpreteren. Dat betekent dat arbeidsuitbuiting in de rechtbank moeilijker als een vorm van mensenhandel is te bewijzen. Als het strafrecht geen uitkomst biedt, kan de Arbeidsinspectie een zaak ook onder het bestuursrecht inschrijven. “Onder het strafrecht kan je voor uitbuiting een gevangenisstraf van twaalf jaar krijgen. Onder het bestuursrecht legt een rechter een bestuurlijke boete op. Die boete is vaak te laag om daders daadwerkelijk te straffen of af te schrikken”, stelt Van Meeteren. “Grove misstanden hebben nu vaak geen serieuze gevolgen.”
Volgens de Nationaal Rapporteur wordt in zaken van arbeidsuitbuiting minder vaak veroordeeld dan bij andere vormen van mensenhandel. Ook krijgen daders minder vaak een onvoorwaardelijke celstraf. Wat ook ontmoedigend werkt is de doorlooptijd van zaken van arbeidsuitbuiting. Met een gemiddelde van bijna 39 maanden duren ze veel langer dan andere mensenhandelzaken. “Soms zijn mijn cliënten al vertrokken uit Nederland wanneer hun zaak voorkomt”, vertelt Pieters.
Nood aan eenvoudigere en ruimere wet
De mensenhandelwet van 2005 moet gemoderniseerd worden, vermanen de Nationaal Rapporteur en andere organisaties die het schaarse aantal veroordelingen en de lage straffen frustrerend vinden. De wet is nu te complex en te beperkt, en moet eenvoudiger en ruimer worden. Dat is nodig om meer situaties van arbeidsuitbuiting strafbaar te kunnen stellen, stellen ze. Arbeidsuitbuiting is nu strafbaar als ‘overige uitbuiting’, als uitbuiting dat geen seksuele uitbuiting is. De wetgeving definieert arbeidsuitbuiting verder niet, waardoor de grens tussen slecht werkgeverschap en een slavernijsituatie vaag is. Dat maakt arbeidsuitbuiting concreet aantonen erg moeilijk.
Er ligt een wetsvoorstel op tafel om de mensenhandelwet, artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, aan te passen. Maar het huidige wetsvoorstel beantwoordt nog niet aan alle wensen. Arbeidsuitbuiting wordt niet als apart strafbaar feit aan de wet toegevoegd. Wel komt het nieuwe delict ‘ernstige benadeling’, bedoeld voor ernstige arbeidsmisstanden die minder zwaar zijn dan mensenhandel.
Een nieuw delict toevoegen maakt de wetgeving complexer in plaats van eenvoudiger, klaagt de Nationaal Rapporteur. De term zelf zorgt ook voor verwarring. In het bestuursrecht bestaat het label ‘ernstige benadeling’ ook al voor ernstige overtredingen van arbeidswetten. Zo moet de Nederlandse Arbeidsinspectie beslissen of een opsporingsonderzoek onder het label ‘arbeidsuitbuiting’ (strafrecht) of het label ‘ernstige benadeling’ (bestuursrecht) wordt opgestart. Het onderscheid tussen beide labels, tussen ernstige benadeling onder het strafrecht en ernstige benadeling onder het bestuursrecht, is niet goed afgebakend. Volgens de Nationaal Rapporteur vergroot dat het risico dat zaken van arbeidsuitbuiting sneller onder het bestuursrecht berecht zullen worden, met lagere straffen als gevolg. En dat is nu ook al het probleem.
Gezamenlijk dragen van de kosten
De feilende aanpak van arbeidsuitbuiting in Nederland treft eenieder in dat land. “Arbeidsuitbuiting brengt economische en sociale kosten met zich mee voor de hele samenleving”, stelt ILO in het nieuwe rapport. Van Meeteren bevestigt dat. “We lopen achter de feiten aan. We moeten de sociaal-economische problemen onderzoeken.” Ze denkt in de eerste plaats aan de problematische huisvesting van arbeidsmigranten. “Ze worden opgehokt in erbarmelijke omstandigheden, in een woonwijk waar ze de taal van de bewoners niet spreken. Dat wakkert gedragsproblemen aan”, verklaart de hoogleraar. “De overlast waar arbeidsmigranten mee geassocieerd worden prikkelt het rechtse stemgedrag in ons land.” Ook de woningnood in Nederland draagt bij aan de negatieve houding ten opzichte van buitenlandse werkkrachten. “Arbeidsmigratie zet de huizenmarkt onder druk”, bevestigt de hoogleraar. Enerzijds doordat arbeiders woningen innemen, anderzijds doordat huur- en woningprijzen omhoog gaan. Huisjesmelkers verdienen namelijk goed aan arbeidsmigranten in hun huizen, en willen dezelfde winst uit hun andere panden halen.
Over die erbarmelijke omstandigheden. Politiediensten, inspecteurs van huisvesting voor arbeidsmigranten, vakbonden, gemeenten en andere instanties klagen al jarenlang aan over de omstandigheden waarin arbeidsmigranten leven. Ze stellen steevast overbewoning vast, ze zien matrassen op de grond, of het ontbreken van een douche of kookgelegenheid. Journalisten komen in huizen met kapotte ramen, bedwantsen of schimmel op de muren. Door de aanhoudende problemen stelde de commissie Roemer, het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten onder leiding van Emile Roemer, in 2020 bij de regering een norm voorop waaraan huisvesting voor arbeidsmigranten moet voldoen. Die norm is nog niet in de wet verankerd. De jaarrapportage arbeidsmigranten 2023 wijst uit dat de woningen die in orde zijn nog altijd dun gezaaid zijn.
Overlevingscriminaliteit
En dat leidt tot problemen. Pharos, dat onderzoek doet naar gezondheidsverschillen tussen maatschappelijke groepen, ziet een groter risico op mentale gezondheidsproblemen bij arbeidsmigranten, door de ‘chronische stress veroorzaakt door hoge werkdruk, een laag en onzeker inkomen en slechte woonomstandigheden’. Volgens RTL Nieuws werden in 2022 zeker vijf arbeidsmigranten vermoord door hun kamergenoten. In een van die zaken had het slachtoffer het uitzendbureau meermaals verteld dat hij zich onveilig voelde bij de man met wie hij een kamer moest delen. Het uitzendbureau greep niet in.
Uitbuiting ligt aan de oorzaak van een ander sociaal-economisch probleem. Volgens Van Meeteren tonen statieken aan dat steeds meer arbeidsmigranten, vooral EU-burgers, in de overlevingscriminaliteit terechtkomen. Dat betekent veelal dat ze kleine diefstallen plegen om te overleven. “In tegenstelling tot migranten van buiten de EU worden arbeidsmigranten uit Europese lidstaten in Nederland niet opgevangen.” Wanneer arbeidsmigranten ontslagen worden of aan de situatie van uitbuiting willen ontsnappen, hebben ze niet veel opties. Er zijn getuigenissen van slachtoffers van arbeidsuitbuiting die ontslagen werden na een arbeidsongeval, zonder medische hulp te krijgen. Anderen werden op straat gezet toen ze zich ziek hadden gemeld. Ze staan dan letterlijk op straat, want zonder werk hebben ze geen huisvesting. Ze staan onder druk om ander werk en huisvesting te vinden. Terugkeren naar huis is zonder geld geen optie.
Is arbeidsmigratie nodig?
Omwille van de toenemende uitbuiting en de sociaal-economische problemen die met arbeidsmigratie worden geassocieerd, drong de Arbeidsinspectie in 2020 bij de regering aan om te stoppen met arbeiders uit het buitenland aan te trekken. Een volledige stop is lastig, want verschillende sectoren zijn afhankelijk van arbeidsmigratie om vacatures in te vullen. Van Meeteren steunt wel het idee om kritischer na te denken over welke arbeidsmigratie écht onontbeerlijk is: “Welke van die afhankelijke sectoren willen we in Nederland wel en niet hebben? We horen op te schuiven naar een samenleving waar we het niet meer nodig vinden om op deze ellendige manier met mensen om te gaan.”
In tussentijd moeten we tot een holistische kijk op het complexe probleem komen, meent Van Meeteren. “Nu is de aanpak van arbeidsuitbuiting van een paar organen afhankelijk. We moeten meer actoren uit verschillende disciplines betrekken, zorgen voor een goede samenwerking, en tegelijk de sociaal-economische context van arbeidsuitbuiting beter begrijpen.” Volgens de hoogleraar laten we te veel van het strafrecht afhangen. “Strafrecht zou de laatste oplossing moeten zijn. We moeten eerder ingrijpen.”
Uit haar dossieronderzoek naar zaken van arbeidsuitbuiting kwam naar voren dat werkgevers al te vaak niet weten wat wel en niet strafbaar is. “Nederland schiet ook tekort in het informeren en controleren van bedrijven. Het moet moeilijker gemaakt worden om zomaar een bedrijf te beginnen terwijl je niet weet hoe je je personeel moet behandelen.” Uit onderzoek blijkt dat ondernemers die eerder misstappen zijn begaan moeiteloos een nieuw bedrijf bij de gemeente kunnen inschrijven, doordat de voorgeschiedenis zelden wordt nagegaan. Ook een uitzendbureau starten vergt weinig moeite. Wie vijf tientjes bij de KvK betaalt, kan meteen arbeidsmigranten rekruteren. Volgens Van Meeteren zou het een goede zaak zijn als gemeenten vooraf, voordat bedrijven arbeiders uit het buitenland werven, nagaan of ze goede huisvesting kunnen voorzien en aan andere arbeidsvoorwaarden voldoen. “Leg werkgevers meer verantwoordelijkheid op. Zij strijken namelijk de winst van arbeidsmigratie op, terwijl de kosten op de maatschappij afgewikkeld worden.”
Dit artikel werd mogelijk dankzij de steun van Journalismfund.eu.