Leriman, sabiman, koniman en sabiso
Als kleinzoon van een evangelist vond mijn vader het toch goed dat ik naar de zondagsschool ging. Een jeugdvoorganger, echt zo een leriman, spijkerde ons in een benedenkamer van de domineeswoning van de Emanuelkerk heftig de Bijbelse kronieken bij. De buurtjongens knikten braaf mee op de maat van de woordenstroom, maar ik onderbrak die regelmatig met achtergrondvragen. Het verwonderde mij dat onze kerkelijke sabiman dat irritant vond, te oordelen aan de chagrijnige trek op zijn gezicht als ik zijn stichtelijke bijles weer eens onderbrak. Een zondag liep dit helaas uit de hand.
De jonge broeder had het steeds heftig over Judas, in feite de tweede man in de groep geloofsvernieuwers onder leiding van de veelbelovende Jezus van Nazareth. Die Judas was een smerige verrader; die had zijn leider voor dertig zilveren munten, de berucht geworden zak met zilverlingen, verraden aan de Romeinen. Ik vroeg: “Broeder, wat had Judas over Jezus verraden?” De jonge evangelist keek me aan, knipperde een paar maal met z’n ogen en zei toen geïrriteerd: “Judas heeft de Romeinen verraden wie de Here Jezus was.” En voort ging hij met z’n opdreunlesje.
“Maar Jezus zei tijdens het Laatste Avondmaal dat hij wist dat iemand hem zou verraden. Er was dus iets aan de gang binnen de groep”, merkte ik op. Streng zei de jeugdpredikant: “Speel hier geen sabiman. Ze gingen na het avondmaal gewoon bidden op de olijfberg; daar bad de Here Jezus graag.” “Maar waarom moest een van de discipelen daar de wacht houden als er alleen maar gebeden werd?” “Die brave discipelwacht viel in slaap, net als de rest. En toen hij wakker schrok, waren ze omsingeld door Romeinse soldaten met Judas voorop.”
“Maar waarom waren ze gewapend, als ze gingen bidden?”, vroeg ik. Boos antwoordde de broeder: “Hoe kom jij daarbij? Ben jij de sabiso hier?” “Nou, u hebt ons zelf verteld dat een van de discipelen zijn zwaard trok en een oor van een Romeinse soldaat afsloeg.” Nu had ik de jeugdpredikant ongewild voor schut gezet. Een van de jongens, ook een kleine sabiman in wording, zei: “Judas moest aangeven wie de leider was, daarom gaf hij de Here Jezus een kus, de Judaskus.” Ik haakte daar op in: “Dus dat was dat verraad van Judas. Maar wat waren ze dan van plan geweest om die nacht te gaan doen, wat door het verraad van Judas niet is doorgegaan?” Nu werd de jeugdprediker woedend: “Jij speelt hier de koniman; stel geen vragen meer. Je brengt mijn Bijbelles in de war.” toen zei mijn vriendje, collega sabiso: “Zeker wilde de groep de macht in het paleis gaan overnemen, want Jezus werd al ‘de koning der Joden’ genoemd, verrichtte wonderen en had een grote aanhang.”
Meester Sabiso kreeg een winti en joeg ons naar buiten. Pa kreeg de klacht dat ik sabiman speelde en de zondagsschool verstoorde. Dus geen zondagsschool meer voor mij. Ik had geleerd dat braaf meeknikken minder problemen gaf dan de koniman en sabiman uit te hangen.