Leven van vuilstort
Leven van vuilstort
Tien kilometer ten zuiden van Paramaribo, gerekend van Latour en vlak langs de Highway, ligt de vuilnisbelt van Ornamibo. Een groot en steeds hoger wordend terrein, waar vuilniswagens hun lading storten, honden maanblaffen en soms met een arm rondlopen. Waar de bulldozer de stinkende massa platdrukt, zodat alle vloeibare smerigheid in de Pararivier stroomt. En waar tientallen rapers waardevolle spullen verzamelen. “Het is gewoon ons werk, we zijn geen zwervers.”
Bongo is niet bang
Bongo was visser op een garnalenboot, altijd op zee en zou net kapitein worden toen zijn vrouw ging uitlopen. “Ik heb gezegd: pak al mijn geld, maar doe dát niet, ik wil een vrouw voor altijd. Maar ze ging toch weg. Ik ben toen gescheiden en nu bewaak ik hier de machines, anders worden er onderdelen uit gesloopt.” Bongo woont in een hutje bovenop de doti ipi – de ‘vuilhoop’. Hij moet ’s nachts zijn kleren afdekken, anders zitten ze de volgende dag vol zwarte stippen van de vliegenpoep. Elke avond dweilt hij met Creoline en steekt hij vier rollen muskietenwierook aan om de zwerm insecten van zich af te houden. “Ik ben geen echte hosselaar hoor, oké, een beetje dan, als ik iets kan bijverdienen. Maar ik heb hier een baantje en ben elke ochtend trots als de mannen komen om hun machines op te starten. Ze vragen bij de rivier nog wel eens of ik weer wil varen, maar dat doe ik niet, want hier voel ik me op mijn gemak.” Het zijn eenzame nachten voor Bongo: “Tegen de ochtend gaan die honden maanblaffen en gaat de wind zuchten, diep en zwaar. Veel mensen hebben criminele dingen gedaan, maar als de hebi’s ze lastig gaan vallen, dan komen ze die op de vuilstort dumpen. Ze willen dat die geesten hier blijven. Daarom kan niet iedereen op de belt werken, mensen worden er bang van als ze geestelijk niet sterk zijn, maar ikzelf heb er geen last van. Laatst nog kwam die vrouw. Ze is met een schep gekomen, ze heeft in het afval een diepe kuil gegraven en daar is ze voor gaan staan. Ze draaide een kip de nek om, strooide met dat bloed in het gat en dan gaat die vrouw er in staan baden. Dat water hebben ze bij zich; ze komen comfortabel, ze hebben alles meegenomen! Het zijn vaak binnenlandbewoners, maar je hebt ook van die moderne mensen uit de stad die door demonen worden bezeten. Ik hou een flinke afstand, moet me sterk tonen, zodat die hebi’s op mij geen vat kunnen krijgen. Dan sta ik daar met mijn twoshots en mijn houwer en dan voel ik opeens die wind, een felle windvlaag die je haast omver blaast, kippenvel krijg ik er van. Het is de hebi die voorbij gaat. En dan is alles weer muisstil. Je moet niet rennen, je moet sterk zijn, want als je gaat rennen, pakken ze je.”
Rapers zijn geen zwervers
Ze hebben het altijd over die zwervers van Ornamibo, maar daar klopt niets van, want, zegt Bongo: “De meesten hebben hun verblijf in de stad. Er wordt hier gewoon gewerkt en goed verdiend, soms honderden srd’s per dag. Oud ijzer, koper, aluminium, voedsel, kleding, noem maar op. Die junkie is de enige die hier woont, ze zit daar op dat mooie bankstel. Het is een topjunkie, ze baadt al jaren niet, slaapt niet, rookt steeds die coca. Haar hand was opgezwollen. Ik heb haar antibiotica gegeven, ook hier gevonden, want ik heb één ding opgemerkt: als je een snee hebt moet je niet in vuil gaan zoeken. Die andere vrouwen wonen in de stad, ze verzorgen hun kinderen met wat de belt geeft, met het eten dat ze vinden. En als je bij die mensen thuis komt, dan is het net of je bij Torarica binnenwandelt, want hier worden zelfs nieuwe vloerkleden gedumpt. Ze komen met de bus en niet alleen van Latour hoor, sommige hebben zelfs pick-ups. Ze zoeken kleding uit, wat nog goed is wassen ze en verkopen ze bij Ondrobon. Pakken geld hebben ze, want wat de man niet voor ze koopt, kunnen ze hier halen.” Dat het geen zwervers zijn, ligt gevoelig. De zus van Alfred Bongsodipo liet zelfs in de krant zetten dat haar broer geen zwerver was. ‘Hij lag in een doos te slapen en werd door de bulldozer platgereden, maar hij was geen zwerver! Hij zag het zoeken naar bruikbare spullen als zijn werk, hij was weduwnaar, had een huis en drie kinderen’, zegt zus Astrid in de Times of Suriname. Raper Dogla zag de dood van Alfred trouwens aankomen. “De dag voor zijn dood vroeg hij om water en dat had hij nog nooit gedaan, dat had hij altijd zelf bij zich. Hij zakte geestelijk af, redde het niet meer.” Dogla zelf is al dertig jaar raper, maar is het afgelopen jaar weinig op de belt gezien nadat hij in een spijker was getrapt. Hij is een mooi voorbeeld van iemand die het rapen als gewoon werk ziet. Dogla is kieskeurig, zoekt alleen waardevolle spullen, stopt het in zijn weekendtas, trekt om vier uur ’s middags zijn overall uit om als een kantoorbediende naar huis te gaan. Er zijn ongeveer vijftig hosselaars en opkopers op de vuilstort, personeel van Openbare Werken niet meegerekend. Hoewel die meehosselen, want betalen de wagens niet, “dan gaan ze je lastig vallen”. De OW’ers moeten alle kentekens noteren voor het geval een lijk gevonden wordt. Een hosselaar, liever anoniem: “bepaalde auto’s worden niet meer toegelaten, eigenlijk mag dat geld vragen niet, want men krijgt al geld van de baas. Men moet je zelfs begeleiden naar de juiste plaats. Maar betaal je niet, dan kan je teruggaan met je afval. Daarom wordt hier in de buurt overal vuil gedumpt.” De rapers snijden vuilniszakken open, metaal wordt verzameld, etenswaren gaan soms terug de handel in. Zo werden laatst emmers met zoutvlees gevonden en weer terug aan de markthallen geleverd. Piepkuikens komen in zakken aan; nutteloos, omdat het mannetjes zijn. De meeste zijn dood, maar sommige liggen versuft tussen het vuil, hapklaar voor de gieren. Een enkel kuiken rent piepend weg, tientallen gieren cirkelen daarboven, zo volgevreten dat het beestje nog een kans maakt. Een buurtbewoner verzamelt de kuikens in een doos en kweekt ze thuis. Er is onder de hosselaars geen rangorde, wel veel geruzie over van wie het afval is. Een mooi tafereel als ze aan beide uiteinden van een lange kabel trekken. Ze schreeuwen naar elkaar, maar vechten doen ze niet, niemand is de baas. Eigenlijk zijn de opkopers de baas, want als je geen vervoer hebt, dan moet je op de vuilstort zelf gaan verkopen en de opkopers stellen de prijs vast. Bongo: “Er kwam laatst een andere opkoper, die hebben ze verjaagd, terwijl die nieuwe juist goed wilde betalen!”
Veel geld is hinderlijk
Bongo woont in een hutje naast de vuilnisbelt, heeft een lekkere stoel en dito vrouwen aan de wand. Hij is arm, maar kent de zorgen van rijke mensen: “Als die man van huis gaat en ze hebben veel zwart geld wat niet op de bank staat, dan gaan ze het zelf bewaren hè. Maar geld is een hinderlijk ding. Als je veel geld hebt, dan gaan ze er mee wandelen. Het wordt te veel, ze vertrouwen niemand meer. Ze gaan het in een plastic zak op de kast zetten, maar dat is niet goed daar, dan toch beter in de ijskast, maar het is ook niet goed daar, dan liever in de vuilnisbak, want daar gaat die boef niet kijken, maar dan komt die vrouw thuis of de dienst en toevallig komt de vuilniswagen voorbij en hup, daar gaan jouw euro’s. Is vaak gebeurd hier. Iemand had een zak opengemaakt, alleen maar dollars, maar hij heeft een fout gemaakt, want je moet het inleveren toch? Hij begon met zijn vrienden naar die hoerententen hier te gaan, toen werd het bekend en hebben ze het in beslag genomen. De politie heeft hem opgesloten en het geld zelf gehouden.” Dogla vertelt over de hier overleden Nederlandse Surinamer: “Zijn kinderen kwamen over uit Holland en hebben de inhoud van zijn hele huis op de belt gesmeten, maar er was een sodablik bij vol geld, duizenden dollars. Ik heb het verdeeld onder de jongens, want er is hier een geest die alles checkt en die ik te vriend wil houden. Die geest geeft me inspiratie en leidt mij naar het goud. Zie je daar mijn tas staan, onzichtbaar tussen de rotzooi, die is van mij, daar stop ik alles in, ik moet dat voor die jongens verstoppen.” Dus niet alles wordt gedeeld. Een keurige Chinese dame zocht hier haar tas met vierduizend USdollars, maar ze kon niets vinden. Als een bericht rondgaat dat iemand geld kwijt is en als ze een nette dame zien zoeken, dan komt iedereen erop af. Een raper vertelt anoniem (“straks komt die Chinees mij opzoeken”): “Wat ik heb opgemerkt: als er geld hier terechtkomt, wordt het nooit vernietigd. Volgens mij zorgt God ervoor dat het nergens gaat, maar Hij zoekt het goede moment en geeft dan iemand de opdracht er regelrecht op af te lopen, en dan vind je het. Zo ging het, ik ben na twee weken plotseling opgestaan, heb als een robot een loopje genomen, ik heb niet gezocht, maar liep er recht op af. Want net in die baan waar een Poclain voorbij was gegaan, heb ik die zwarte etui zien liggen. Ik verzamel spullen hier, daarom heb ik het genomen. Ik heb het opengemaakt en wie schetst mijn verbazing? 4200 Amerikaanse dollar. Ik loop naar voren, naar de wacht, of ze wat willen kopen en die geven 120 srd voor een briefje van honderd dollar. Toen ben ik naar de winkel gegaan, heb Baygon gekocht, want het is hier onhygiënisch, begrijpt u, overdag heb je last van vliegen en kakkerlakken.”
Een academische kwestie
Zeg Bongo, vertel eens, liggen hier ook lijken? “Nee, geen hele, maar wel delen ervan, dan zie je soms een hond met een arm rondlopen. Het komt van ziekenhuizen, zoals het Academisch Ziekenhuis, die geld geven aan de Poclain om alles meteen te begraven. Maar het gebeurt niet, alles wordt gewoon gedumpt: spuiten vol bloed, misschien wel van aidslijders, medicijnen, bloederige watten, stukken vlees, het lijkt wel slachtafval.” Laten we de afdeling Voorlichting van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) eens bellen en vragen wat ze met hun medisch afval doen. We worden correct doorverbonden, maar dan: “Nee, we zijn de afdeling Public Relations, we doen aan communicatie, maar niet aan voorlichting.” Een verbluffend mooi antwoord, waar we niet van terug hebben. Vervolgens de medisch directeur proberen, die even vakkundig wordt afgeschermd, totdat het hoofd Laboratorium duidelijkheid geeft. Mevrouw Gopalrai, niet in haar eerste leugentje gestikt: “Geen sprake van Ornamibo. Hoe komt u er bij? Het gaat apart in rode zakken; het gaat het ziekenhuisterrein niet af, want we hebben een verbrandingsoven.” Rode zakken, mevrouw? Dan gaan we die eens zoeken. We zetten koers naar Ornamibo en vinden stapels rode zakken op de belt, grote, met ‘BIO HAZARD INFECTIOUS WASTE’ erop gedrukt. Vier bronnen bevestigen onafhankelijk van elkaar dat alles van het AZP komt. Een medewerker van Openbare Werken vertelt: “Het gaat al jaren zo, we moeten het meteen begraven, maar dat doen we pas aan het eind van de dag. Geen foto maken, want het is geheim.” Die foto was toen al genomen. De volgende morgen staan we bij de verbrandingsoven van het AZP. Karretjes met rode zakken komen aangereden en worden voor de oven gezet. Zou Gopalrai toch gelijk hebben? Maar er komen steeds meer zakken, nu ook zwarte en containers met dozen. Zoveel dat het nooit in die kleine oven past, dat is dan weer verdacht. Ons geduld wordt beloond: daar komt de vrachtwagen waarover we getipt werden en alles wordt opgeladen voor Ornamibo: de oven wordt niet gebruikt! Medewerkers van naastgelegen ziekenhuisafdelingen vertellen dat het waarschijnlijk door de stank komt waar patiënten over klagen, want de oven staat midden op het terrein, pal naast de watertanks van het ziekenhuis, wat ook niet handig is. Maar het kan ook zijn dat de directie van niets weet, dat het wel een taak is, dat er zelfs mensen voor betaald worden, maar dat die ergens anders hosselen. Hoe erg het is? Ze lijken wat wereldvreemd bij het AZP, van die types die op Zanderij tegen de douaniers zeggen dat ze in alle koffers mogen kijken, behalve in die ene. Verder zou juist een academisch ziekenhuis het goede voorbeeld moeten geven, meer dan dat is het eigenlijk niet, want, vertelt Bongo: “Door die rode kleur weten we het en passen we op, maar medisch afval zit overal in, die poli’s en huisartsen stoppen het gewoon bij hun huisvuil, daar prikken we ons aan.” Wat er in de toekomst gaat gebeuren? De Amerikaanse ambassade heeft een nieuwe verbrandingsoven geschonken, die bij Recomsur terecht is gekomen. Het recyclingbedrijf moet het medisch afval nu overal gaan inzamelen, maar zonder regels, registratie en sancties zal dat waarschijnlijk mislukken. Donaties hebben Suriname zelden geholpen: dan staat weer ergens een duur ding te roesten en kan je opnieuw beginnen.
De benen van Bommel
Een klein deel van het afval op de belt wordt gerecycled, zoals koper, waarvoor elektromotoren uit elkaar worden geschroefd. Niets aan de hand, want erger is het wanneer om dat koper, kabels worden verbrand. Dat moet bij zeer hoge temperaturen gebeuren, wat onhaalbaar is op de vuurtjes van de opkopers rond de belt. Die percelen zullen zwaar vervuild zijn met het extreem giftig dioxine. Onschuldig zijn dan weer de djogoflessen, door de Parbo-brouwerij afgekeurd en gedumpt, maar door rapers bij de Chinees aan de Highway ingeleverd, om vervolgens door de brouwerij opnieuw afgekeurd te worden. Een eeuwige kringloop waar de jongens aan het eind van de dag dankbaar een biertje op nemen. Was er maar een ‘nieuwebenenkringloop’; dat een ziekenhuis verse dumpt voor de raper van wie de benen in het AZP zijn afgesneden. Manuel Bommel, in een rolstoel op zijn vaste hangplek bij de supermarkt Sam Hing op de hoek Kwattaweg en Schimmelpenninckstraat: “Ik was aan het hosselen op die berg, ik deed het goed, vooral aluminium en koper en dat verkocht ik aan Baram. Op de vuilstort ben ik op iets getrapt en na een paar dagen begon mijn voet op te zwellen. Toen ben ik naar een dokter op Charlesburg gegaan, maar het ging niet goed, het begon te stinken. Ik moest naar het AZP, maar een dokter daar wilde eerst duizend srd voor een kleine amputatie, maar die had ik niet; ik was zwaar aan de coca. Pas twee weken later kon ik wel in het AZP geholpen worden, maar het was te laat, het vreet je van binnen op. Ze hebben eerst mijn voet afgesneden, maar daarna steeds grotere stukken omhoog. Toen ging later ook mijn andere been er aan, dat was eerst een sneetje bij mijn teen. Ook dat been moest er af.” “Was het jaloezie? Hebben die andere rapers hebi’s op me afgestuurd, want ik maakte veel geld op die belt, toch? Of kwamen ze van mijn ex-vrouw? Het blijft verdacht, want waarom pakken die bacteriën alleen je benen, ze willen toch alles, mijn hele lijf? Die hebi wilde zeker dat ik in armoede zou leven.” Op de vraag of hij zijn benen nog zou hebben als zijn ouders van de elite waren geweest, antwoordt Bommel: “Natuurlijk had ik ze nog gehad. Ik moest duizend srd betalen, maar ik was een zwaar verslaafde raper van de belt, niemand gaat die helpen.” Hij is nu met alles gestopt, rookt zelfs niet meer, drinkt soms een biertje. Hij hoopt op een scootmobiel en dan misschien een baantje ergens. Of hij geen vader had dan? “Mijn vader woont al 35 jaar in Nederland, ik heb hem in mijn hele leven één keer gezien. Hij kwam naar mijn huisje en ging op een boomstronk zitten, tegenover mijn rolstoel. Toen kreeg ik honderd srd en daarna heb ik hem nooit meer gezien.” De tranen komen, maar Bommel lacht er snel overheen, want hij zegt ‘moeite te maken’ en wil sterk zijn.