Maandagochtend
Je hebt zo van die dagen, je komt maar niet op gang. Vandaag is zo’n dag. Er ligt een hele vracht werk: kapotte machines. Deprimerend om te repareren, want de klanten gaan er ruw mee om en de machines zijn toch al niet zo best. De Chinese waterpomp zal ik maar terugsturen; er wordt zoveel geld verbrast bij die waterleiding, dus ze kopen maar een nieuwe. Maar die twee kapotte houtbewerkingsmachines moet ik wel repareren. Want voor die miskoop ben ik zelf verantwoordelijk: destijds wist ik nog niet dat ook Amerikaanse machines geassembleerd worden uit Mexicaanse en Chinese onderdelen.
Mijn werkbank ligt dus vol: twee kapotte elektromotoren, die waterpomp, een rammelende drijfriempulley, een uitgelubberde aandrijfrol, en al het andere werk dat al langer ligt te wachten. Gisteren is tot twee maal toe een perspassing mislukt. Er is dus iets niet in orde met de draaibank, eigenlijk moet ik die een opknapbeurt geven. Maar dat geldt voor de hele werkplaats: na de overstroming van 2006 ben ik nog steeds niet goed op orde gekomen en de klanten wachten. Waar moet ik beginnen?
Het regent al een maand, elke dag twee of drie keer en ’s nachts urenlang. Het is donker; het voelt aan als half zes in de middag, tien uur ’s morgens al. Tijd voor loeisterke koffie met een scheut rum en dan terug naar bed. Maar mijn oploskoffie is een kleverige sinterkoek, al maanden, alcohol moet als het tegenzit juist niet en mijn bed is ook al klam. Als alternatief zet ik maar een pot thee op een rookvuurtje (nat brandhout) en ga wat lezen. Het alumniblaadje van mijn oude school: een promovendus zeikt daarin een lasrobot af en oordeelt dat verder onderzoek geboden is. Ook al geen opwekkende lectuur: ik wou dat ik half zo goed kon lassen als die robot, dan was ik dik tevreden. Nu niet dus. Alles gaat mis, mopper mopper.
Waar ligt dat nou aan? De regentijd, natuurlijk. Alles klam en donker, wekenlang geen zon, dat maakt een mens depressief. Maar dat wist ik al, houd er rekening mee. Dus dat kan het niet zijn. Het werk zelf. Al die vicieuze cirkels. Duurzame ontwikkeling betekent duurzaam voortmodderen en daar brand je van op. Daarom doen verstandige mensen daar niet aan. Ik wel, maar dat is mijn eigen keuze. Dus ik mag niet mopperen. Een dienstplichtig soldaat mag chagrijnig worden van een geforceerde mars, een marathonloper doet zo’n marsje voor zijn plezier. Ik moet denken als zo’n marathonloper: niet klagen over de eindeloze weg, niet jaloers zijn op het publiek dat me met een biertje in de hand staat uit te lachen, maar letten op hartslag, ademhaling, melkzuur, vocht; alles staat onder druk. Maar welke parameter is kritisch? Adrenaline, weet ik. Adrenaline? Ben ik dan kwaad? Op wie dan? Daar heb je het weer: dat geluid: piepiepiepiepiep… alsof er een lager acuut aan het uitlopen is: 200 toeren per minuut, staal op staal zonder smering. Al tweemaal eerder was ik naar het generatorhuisje gerend om de motor te stoppen, om er dan achter te komen dat het een vogeltje is. En nu ontdek ik dat hij me niet alleen voor de gek houdt, hij maakt me ook kwaad.
Hoe vogelliefhebbers zulk vogelgescheld rustgevend kunnen vinden, snap ik niet. Dat is pure agressie, afbakening van territorium. De meeste vogels versta ik gelukkig niet, maar deze wel: dat rotbeest sommeert me op te rotten. Uit mijn eigen werkplaats! Een halve dag al verpest, maar ik laat me niet verder opnaaien. Ik ga gewoon aan het werk, ik weet nu waarom ik onrustig ben en dat helpt. Straks, als de school uit gaat, dan komen de jongetjes langs en deel ik paazaa-palmhout uit, spijkerpunten en touw. Die gaan dan wel pijl en boog maken. Dan merkt dat rotvogeltje wel wie hier de baas is. Primaten hebben zo hun eigen manier om hun grondenrechten op te eisen.
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers