Marcia Dalfour, Queen of Gospel Kaseko
Tegen de achterkant van de buitendeur hangt een schoolbord waarop met krijt de data van hun optredens van april zijn neergekalkt: zowat de helft van de maand is volgeboekt voor de gospelgroep Stem Fu Prijs (Stem om te prijzen, te loven). Hun voorzangeres Marcia Dalfour is inmiddels zó bekend, hier en in Nederland, dat ze in 2004 op Kwakoe letterlijk gekroond is tot Koningin van de Gospel Kaseko. Haar grootste wens? Een optreden in de Amsterdam Arena!
Het kantoortje, beneden aan de Verlengde Hoogestraat, is afgeladen vol. Vooral met instrumenten, trommels in het zijkamertje, gitaren aan de muur. Veel foto’s, Marcia in klederdracht met haar prijs (ze kreeg een vergulde microfoon bij haar kroning), Marcia in actie, trouwfoto’s (waar ze een speciaal lied voor haar aanstaande, Claide Dalfour, zingt bij het altaar). Er hangt een spandoek van hun stichting Prisiri fu Masra (Vreugde des Here), Muziekbeleving en Muzikale Vorming.
De optredens voor de maand april zijn eigenlijk kruimelwerk, dan zingen ze op feesten, bruiloften en partijen. Nee, dan 13 juni! Dan wordt Marcia veertig: dubbele Bigi Yari, want op die dag zijn ze ook precies twintig jaar getrouwd. Dus geven ze het ‘The Lady who sings the Gospel-concert’ in het CCS aan de Henck Arronstraat, samen met verschillende andere gospelzangeressen.
De kamer is dingen-vol en de kamer is mensen-vol. Niet alleen Claide (soms denk je weleens dat ambtenaren van de burgerlijke stand hier analfabeet zijn: Rebekka, Stenlie, en nu dus weer Claide) is er (hij is haar man, manager en basgitarist in het gospelorkest). Ook Ricardo Millien (technisch manager, zanger in het koor) zit op de bank. Haar twee zoontjes van dertien en negen lopen in en uit en haar kweekje, het zevenjarig dochtertje van haar overleden broer draalt in Marcia’s buurt.
Ze is in 1968 geboren in het centrum van Paramaribo. In een gezin met vijf kinderen. Haar vader deed “iets technisch bij Suralco” en haar moeder was huisvrouw. Haar gospelkoor is van het Volle Evangelie, hoewel de koorleden bij verschillende Gemeentes aangesloten zijn. “Nee, dat heb ik niet van m’n ouders meegekregen. We waren wel christelijk, gingen ook zondags naar de kerk, maar bijvoorbeeld, toen ik nog heel klein was en op een RK school zat, bracht m’n moeder me ook naar de RK kerk. Maar daarna gingen we verhuizen en werd ik naar een EBG-school gestuurd, dus kozen we met het gezin ook voor de EBG-kerk. Ja, ik heb het christendom wél met de paplepel ingegoten gekregen.
“Op de kinderclub had ik ook al wel over het evangelie geleerd. Maar niet genoeg. En naarmate je ouder wordt, voel je dat je keuzes moet gaan maken. Als kind bezoek je de kerk uit traditie, je weet niet beter. Maar als je bewust wordt van het leven, dan ga je denken: is het zo dat ik het wil? Nee. Ik besefte dat ik God ernstiger wilde dienen. Zoals ik het leven ernstig wil leven, serieus, daarom ben ik ook netjes getrouwd met meneer Dalfour. Voed ik mijn kinderen goed op. Luister, no. Bij de EBG ga je uit traditie zondag naar de kerk, maar van maandag tot en met zaterdag mag je doen wat je wilt. Na die zondag stopt het, waar je ook gaat. Terwijl ik de Here ken, Hem dien, elke dag, elke minuut van die dag, elke seconde van die minuut. Wij willen rekening houden met de Bijbelse traditie. Dat is onze keuze en daar leven we naar. En het is goed. Ik had een leeg hart en Hij heeft het gevuld.
“Dus afgezien van de zondag hebben we drie keer in de week kerkdienst en nemen we deel aan de bijbelstudie. Vinden we belangrijk. Omdat ik meer wil weten van Gods woord, de diepere betekenis van de bijbel wil leren kennen. De voorganger legt dan bepaalde dingen uit, en de leden van de studiegroep kunnen dan aanvullingen maken, opmerkingen, vragen stellen, dan is er, hoe heet dat ding alweer, interactie! Dus dat van beide kanten reacties komen. Onze kinderen gaan dan naar zondagschool, of naar de tienerclub. En de puppies krijgen kleurplaten van Jezus en zijn discipelen, dan kunnen ze lekker verven en krassen.
“Pas wanneer de kinderen ouder zijn gaan ze een keuze maken om God ernstig te dienen. Of die van mij daar later ook voor zullen kiezen? Daar heb ik eigenlijk nog nooit bij stilgestaan! Kijk, wij voeden ze op. Dus wij geven ze de tools. Nu al is de oudste een muzikant. Hij krijgt drumles van zijn vader en hij drumt in Stem Fu Masra. Maar wat ze later zullen kiezen… Nu, zij zijn mijn kinderen, ze wonen bij mij in huis, wij zijn de ouders die hen op moeten voeden. Dus nu moeten zij doen wat wij zeggen. Maar als ze volwassen zijn, een eigen gezin en een eigen huis hebben, dan moeten ze zelf beslissen of ze het positieve vast willen houden. Ik hoop dat ze blijven geloven, want als je in Hem gelooft word je niet beschaamd. En zoals ik van mijn ouders geleerd heb om het goede te kiezen en het verkeerde te laten, zo zal het waarschijnlijk van generatie op generatie gaan.”
Streng in de leer betekent bij de familie Dalfour niet streng in het leven. Integendeel, haar gospels heeft Marcia grotendeels in een kaseko-jasje gestoken. Een definitie van kaseko, daar komen we samen niet uit. Dus houden we het op typisch Surinaams, typisch bigi bigi koto, typisch keti koti en srefidensi. Kortom: swingend. Een lekker ritme. En dat geeft haar liederen een lichtvoetig tintje. “We hebben alleen bas, slaggitaar, drum en keyboard. Meer is niet nodig. En we maken opgewekte, vrolijke muziek.” Op 16 maart van dit jaar bestond Stem Fu Prijs twintig jaar. En dat is met de beste gospelgroepen van Suriname uitbundig gevierd.
Zangvogeltje
Grappig genoeg was de kleine Marcia geen echt zangvogeltje. Integendeel. “Nee, ik heb in mijn jeugd nooit echt gezongen. Ja, misschien op kerstevenementen, als de school een feest organiseerde. Maar verder niet. Terwijl mijn moeder de hele dag zong; tijdens het strijken, het koken, als ze de was deed, altijd zong ze religieuze liedjes, ze hield van zingen. En ik zat of stond haar dan te bewonderen. Ze zong hoe groot God was en hoe goed, ze zong van smeekbedes en vertroosting en om hulp van God. En ik genoot er van om naar haar te luisteren. Natuurlijk heb ik later veel liederen zelf geschreven, dan maken mensen uit Stem Fu Prijs het arrangement. Maar veel van wat mijn moeder zong, hebben we in een nieuw jasje gestoken en staat nu op ons repertoire. En telkens als ik dat zing, moet ik aan haar denken.”
Samen met twee broeders van de Volle Evangelie vormde ze destijds het fundament van de nieuwe gospelgroep. “Toen ik op mijn negentiende de Here ernstig begon te dienen, vroeg ik hem om mij te gebruiken in zijn dienst. Ik wachtte op antwoord en kreeg een profetie. Daarin kreeg ik te horen dat Hij mij machtig zou gebruiken om al zingend het evangelie te verkondigen. Die dag heb ik de Here een belofte gedaan: Mi sa singi gi Masra. En dat ben ik blijven doen.”
In de loop der jaren zouden ze groeien en stabieler worden. Muzikale ondergrond kreeg Marcia bij een driejarige IOL opleiding. “Het is om muziekdocent te worden, hè. Dus je kreeg er muziekgeschiedenis, zangles, solfège, gitaar practicum, een heel pakket. Maar ook in Nederland heb ik in verschillende steden cursussen genoten. Ik geef ook daadwerkelijk lessen stemvorming aan jongeren via onze stichting Prisiri Fu Masra. Maar mijn hoofddoel was toch de verpleging. Ik werk op de Intensive Care van het ‘s Lands. Verpleging is een beetje mijn tweede roeping. Achttien jaar doe ik het nu al. Het is liefdeswerk; mensen bemoedigen, aansterken, met ze babbelen, ik houd van dat soort liefdeswerk. Het is een zwaar beroep, je moet psychisch sterk zijn en lichamelijk gezond om zieke mensen op te vangen.
“Na een jaar of vijf bereikten we een doorbraak. Overal hebben we opgetreden, in kerken, in de districten, in het binnenland… duizenden optredens, steeds vaker werden we gevraagd. Dus inmiddels zijn we heel bekend in Suriname. Hoe we gekleed gaan? Nou, meestal Surinaams. Met Afrikaanse tintjes. Soms ook in normale dracht; de jongens in leuke hemdjes en ik doe er een leuk pakje bij.
“Claide heb ik ook via de kerk ontmoet. We waren op zoek naar een bassist voor Stem fu Masra en dat vertelde een broeder hem. Zo kwam onze bas, die nu uiteraard mijn man is. Ha! Ja! Het was echt liefde op het eerste gezicht! Heel jong zag hij er uit, en heel klein. Twee jaar hebben we een relatie gehad en op zijn jaardag zijn we verloofd. Dat vierden we heel rustig. Maar op het trouwfeest, 11 juni ’93… hónderden fans kwamen naar het VOS, familieleden, een dienst in de kerk… Ik had een lied voor Claide geschreven: ‘Blessi fu Hemel’. Dat heb ik in de kerk voor hem gezongen. In mijn trouwjurk! Ik was zó zenuwachtig!”
Plezier
Plankenkoorts of niet, zingen is puur genieten: “Ik belééf me gewoon er in, zingen is mijn lust en mijn leven. Als ik heel ingespannen heb gewerkt, ben ik soms zo moe, dat ik er tegenop zie om te beginnen. Maar na de eerste gospel is het voor mij pure ontspanning. Als je je niet stabiel in je lichaam voelt is het moeilijk te starten, maar eenmaal begonnen groeit het plezier, dan geniet je van het zingen, het dansen, het feesten.
“In 1999 zijn we voor het eerst naar Nederland gegaan. We hadden met gospelgroepen Yamm en Joshua een uitwisselingsverband. Zij kwamen vaak naar hier, dus toen nodigden ze ons uit om naar daar te komen om op te treden in kerken. En sindsdien gaan we elk jaar. Soms betalen sponsors, soms schieten we het zelf voor en krijgen we het na de optredens terug. Die eerste keer vond ik natuurlijk ontzettend spannend: hoe ziet het er daar uit? Hoe zijn de mensen? Is het er echt zo koud? Ook die optredens vond ik heel spannend: opeens moest ik zingen voor honderden mensen, zou ik in staat zijn te performen voor zo’n grote groep? Gaandeweg ging het beter, en achteraf mag ik zeggen dat geen van onze optredens zijn mislukt.
“Veel heb ik in Amsterdam gezongen, maar ook in Rotterdam, Utrecht en Almere. De laatste keer hadden we een logeeradres achter het Concertgebouw in Amsterdam. Wel prachtig, hoor, heel klassiek. Natuurlijk zou ik er graag willen zingen, maar zelf denk ik dat we meer geschikt zijn voor de Arena. Dat is echt mijn droom!
“Op een keer kwamen enkele leden van WWB, Weet Wie je Bent naar Suriname. Ze zochten onze CD en wilde met me praten. Ik gaf een interview over wie ik ben en vervolgens zijn ze bij een heleboel mensen gaan informeren, bij radiostations in Amsterdam Zuid Oost en hier. Datzelfde jaar werd ik uitgenodigd om te zingen op Kwakoe. Toen voelde ik al wel aan dat er iets ging gebeuren, dat ik een award zou krijgen of zo. Op 15 augustus ging het gebeuren, het was eigenlijk heel angstig, ik was echt zenuwachtig. En ik miste Claide zo! Want die was achtergebleven.
“Ik werd gehaald door mijn manager daar. En eenmaal in de Bijlmer wachtte allemaal journalisten en honderden fans me op. Er was een apart podium voor gospelmuziek, daar moest ik op gaan staan. En daar kreeg ik een kroon op mijn hoofd, een gouden langspeelplaat, een met goud bewerkte microfoon en een lint waarop stond ‘Queen of Gospel Kaseko’! Zo eervol! Daarna moest ik optreden en ja, dan moet je dus je beste beentje voorzetten. Dan moet je echt flink zijn om te tonen dat je die onderscheiding waard bent. Maar met de steun van de Here heb ik er mooi gezongen.”
Mosterdzaad
“Daarna werd ik in de gemeente Mosterdzaad door voorganger Bakaman Adolphe gezalfd voor mijn werk als gospelartiest. En ook dat maakte diepe indruk op me. Eindelijk, eindelijk was het allemaal voorbij en kon ik naar huis. Ik werd met de auto gebracht, stapte naar binnen en werd door tientallen vrienden en fans met gejuich ontvangen! Ze zongen tegelijk ‘Mi de wan wini uma’! Een surprise party, ik wist écht van niets, was zó verrast! De tranen stroomden over m’n wangen. Ik kreeg allemaal cadeautjes, er was volop eten en drinken, iedereen omhelsde me…echt zo leuk…
“Na zes weken mocht ik eindelijk terug naar huis. Maar ook hier wachtte een menigte me op het vliegveld op! Met bussen tegelijk waren ze naar Zanderij gekomen. En ook thuis had Claide een groots feest voorbereid. Met de Parbo Brassband nog wel! En natuurlijk met de leden van ons koor. Dus moest ik weer tonen dat ik de titel ‘Queen of Gospel Kaseko’ ook waard was.
“Het waren prachtige momenten. Maar ik laat mijn Claide voortaan niet meer achter. Wat héb ik hem gemist. Je staat daar alleen, terwijl je zulke heftige emoties ondergaat… dan heb je iemand nodig die je nabij staat, iemand die je vast kan houden als je een traantje moet laten. Echt, je maakt zoiets groots mee, dat moet je met iemand kunnen delen. Dus nadien zijn we altijd samen geweest. En zeker met de steun van de Here ben ik dan niet meer angstig of eenzaam.”
TEKST: LEONOOR WAGENAAR BEELD: Hester Jonkhout