Marie Keimling-Gummels
Marie Keimling Gummels bereikt deze maand met de wil van de Almachtige de magische leeftijd van honderd jaar. haar naasten lijken zich daar meer mee bezig te houden dan Marie zelf. “Ik heb me er nooit zo in verdiept. Ik heb gewoon gewacht en nu kom ik tot de ontdekking dat ik honderd jaar word. Ik bekijk het van dag tot dag.” Marie is naar eigen zeggen een tevreden mens. “Ik word goed verzorgd, heb allerlei mensen die me helpen. Maar vooral ben ik blij met mijn vrienden Lesly en June, die te allen tijde voor me klaarstaan. Ik zou niet weten wat ik zonder hen moest.”
Marie is geboren op plantage hazard in het district nickerie. haar vader was directeur van de plantages hazard, Waterloo en nursery. haar moeder overleed al op jonge leeftijd. toen het eenmaal tijd was om naar school te gaan, verbleef Marie met haar zus Esje (zie Stonfutu september 2015, red.) en broers hugh en Ludwig bij grootma en mama Betty in Paramaribo. Later trokken ze in bij een zuster van haar vader. De herinneringen die Marie het meest koestert, zijn die van de jaarlijkse grote vakanties op hazard en Waterloo bij hun vader. “We waren de hele dag buiten aan het ravotten en spelen. We rolden bijvoorbeeld door de modder in het vieze water van de afvoerkanalen. Als mijn vader eraan kwam, begonnen we te rennen”, grinnikt ze.
In 1943 trouwde Marie met Jules Keimling. Een Indonesische marinier, die wegens het gevaar van de Japanners in zijn vaderland was uitgeweken naar Suriname. Marie begint te grijnzen. “Ik zag een witte korte broek, witte sokken en een stel prachtige kuiten en pas daarna keek ik naar boven, naar zijn hoofd.” na het huwelijk volgde Marie haar man overal. In 1946 werd Jules weer aangesteld in Soerabaja. Met in totaal zes mannen, zes vrouwen en twee baby’s begon het eerste deel van de reis: met de boot naar Amsterdam. Daar aangekomen, ging het schema niet volgens plan. “We zouden opgehaald worden om onze reis te vervolgen, maar dit gebeurde niet. uiteindelijk verbleven ze een week in kazerne Kattenburg en nog een tijdje in een pension op het Roelof hartplein. “op de kazerne heb ik nog zo gelachen. Wij vrouwen werden bij de Marine vrouwenafdeling geplaatst. toen die jonge meiden voor het eerst thuiskwamen van de dienst, schrokken ze zich wild van de twee huilende baby’s in de kamer.” uiteindelijk kon de reis naar Soerabaja doorgaan. het gezelschap dobberde vier weken rond op een stoomboot. “We aten wekenlang droge aardappelen. Ik weet nog dat toen we eindelijk Soerabaja bereikten, we snakten naar een bord rijst en een glas ijswater. helaas was dit niet het geval; we kregen hete thee met aardappelen uit blik.” na een periode van vijf jaar in Soerabaja, verhuisden Marie en Jules naar Middelburg. “Ik heb vier jaar met zo veel plezier daar gewoond! In Soerabaja kon ik jarenlang geen kant op, maar in Zeeland kreeg ik mijn vrijheid terug.”
In 1955 verhuisde het echtpaar weer. Ditmaal binnen nederland. Ze kwamen terecht in Rotterdam. In 1968 bracht Marie voor het eerst weer een bezoek aan Suriname, sinds haar emigratie in 1946. Ze bleef er regelmatig op vakantie gaan, tot 1998. haar mening over de huidige situatie in Suriname? “Lastig te zeggen. Ieder mens zegt altijd dat het in zijn of haar tijd beter was in Suriname. Ik vind ook dat het vroeger beter was in het land, maar wij hebben ook tijden gekend dat we met bonnen in de rij moesten staan om een pak suiker te kopen of olie te halen. Maar over het algemeen hield ik me niet bezig met de situatie in het land tijdens mijn vakanties in Suriname. het belangrijkste was genieten van mijn familie. Die blijft altijd hetzelfde.”