Mati, 22
Nada meer dan niets
Voor kinderen kan de Surinamer streng zijn, maar bij het zien van zijn vogeltje smelt hij. Weerloze liefde voor die ondeugende monki-monki, die rebbelende papegaai, die trouwe hond of kat. Kortom: een
rubriek over mensen en hun dierbaarste huisgenoot.
De geschiedenis van hondje Nada begon voor Lana om twee uur ’s middags, toen er een totaal ondervoed en uitgeput, of misschien zelfs dood hondje midden op de Sommelsdijkstraat lag. Auto’s scheurden links en rechts rakelings langs dat hondje, maar Lana bedacht zich geen moment en stak over naar het midden van de straat waar ze eerst nog even zachtjes met haar voet porde om te kijken of het niet dood was. Maar het hondje opende de oogjes en keek Lana hoopvol aan. Ze vertelt: “Ik heb haar onmiddellijk mee naar huis genomen, eten gevoerd, drinken gegeven, een beetje afgesponsd en schoon geveegd, in een baddoek gewikkeld… Enfin, intensive care, want alleen haar oogjes zeiden me dat ze leefde, voor de rest was ze te ziek en ondervoed om meer te kunnen dan die hapjes en wat melk slikken.
“Nadat ik door mijn collega-stagiair Marcus met dat onooglijke hondje, als de maagd Maria, met haar kindje in doeken gewikkeld, naar de dierenarts was gegaan voor een check-up en een wormenkuurtje, kwam huisbaas Jona met verpletterend nieuws. Hij had twee maanden geleden resoluut een ander mormeltje geweigerd, hij heeft een pesthekel aan honden enzovoort. En dat ondanks hondjes zieligheid, d’r aanbiddelijke oogjes en haar in wezen mooie vacht: bruin-zwart met van die tijgerstrepen. Na veel soebatten, bijna gefluisterd van mijn kant, want hondje lag zoetjes op mijn schoot te herstellen van de eerste vaccinatie die net in haar magere nekje geprikt was, kreeg ik een ultimatum van drie weken om hondje op te kalefateren en weg te geven.
“Intussen had ik het teefje Lepel genoemd, naar de gelijknamige Nederlandse kinderfilm. Huisbaas Jona had ook voorwaarden: Lepel mocht niet in huis en moest zindelijk zijn. Gelukkig bleek Lepel zindelijk van nature en tevreden op het terras, zij kwam na één waarschuwend woord nooit meer binnen en bleef, toen zij na een paar dagen op haar pootjes stond, keurig voor de deur staan kwispelen. Bij het koffie drinken, lezen of schrijven zat Lepel knusjes bij me op schoot, stil genietend en overduidelijk opbloeiend van de aaitjes. Blaffen of janken deed ze ook niet en daarom werd ze zonder verder commentaar door Jona gedoogd. Na een week leek ik wel een trotse moeder die met baby Lepel van het consultatiebureau kwam, de arts maakte me een compliment, Lepel was in een week 2,5 kilo aangekomen, zijn gewicht was verdubbeld! En dat voor een eenvoudige kleine hond van het Surinaamse vuilnisbakkenras.
“Maar haar vacht, die eerst mooier leek te worden, vertoonde in de tweede week grote kale plekken, Lepel had letterlijk zwaar de schurft. Wij dus weer met Lepel naar de dokter, we kregen speciale shampoo en een probaat middeltje om haar drie keer per week mee in te smeren en zie, haar ‘tijgerstreep’ vacht kwam weer helemaal terug, gezond en glanzend dit maal. In de tweede week voelden we lichte paniek, niemand om het hondje op te vangen, maar dat liep ook los, in de derde week wist iedereen plotseling wel iemand die een hondje wilde. De eerste die belangstelling toonde kreeg haar, een Surinaamse mevrouw, Jeanette, die uit Nederland geremigreerd was, samen met haar gemoedelijke Nederlandse echtgenoot. Ze woonden in Paramaribo Noord in een prachtig huis met een hele mooie tuin van zeker 3000 vierkante meter, een vriendelijke goeduitziende hond kwam ons kwispelend tegemoet. De mensen waren aardig en ik voelde dat het wel goed zat. Gerust maar een beetje verdrietig namen Marcus en ik afscheid van Lepel. Het volgende nieuws kregen we van een collega die een week later toevallig bij hen op bezoek was en meende dat ze een bekende hond zag die door gastvrouw Jeanette Nada genoemd werd.”
Jeanette: “Het hondje werd door die studente die hem bracht Lepel genoemd maar dat vond ik een beetje rare naam, dus heb ik hem naar dat meisje genoemd. In mijn herinnering heette ze Nada.” Het echtpaar verstond duidelijk geen Spaans want wie zou zijn kind nou Nada, dus Niets noemen. Maar Nada is zeker niet Niets, weliswaar klein maar zeker dapper. Jeanette: “Binnen een dag was ze onze volwassen hond de baas, ze domineerde die goedzak vrijwel onmiddellijk.”
En zo zag ik Nada ook rondlopen, pront, parmantig met staartje omhoog, trippelend een inspectie- ronde in de prachtige tuin en om het huis makend alsof ze de baas in hoogst eigen persoon is. Helemaal de omhooggevallen toffe kleine gettobitch aan wiens gezag je niet zou willen tornen. En blaffen heeft ze daar vanaf de eerste nacht geleerd, ze nam de wacht waar aan de voorkant van het huis en dat doet ze nog steeds, behoorlijk aanstellerig blaffend bij alles wat laat voorbijkomt, zo van: zie je hoe goed ik mijn werk doe? Al met al, Nada is dan toch wel de juiste naam, want wanneer niets toch iets wordt, kent iets zichzelve niet!
Elvira Rijsdijk