Max Nijman
Banneling in Bakrakondre
Hij was hier in het kader van het Owru Man Poku Festival begin november, samen met andere owru man: Max Nijman. Na het concert in de Anthony Nesty Sporthal was hij nog een paar weken in ons land, om te genieten. Van familie en vrienden, van land en volk. We blikken samen met hem terug op zijn leven.
We beginnen romantisch. Een jongeman genaamd Max Nijman is werkzaam bij Suralco op Moengo, als elektricien. Hij is belast met de zogenaamde ‘buitenwerkzaamheden’, dat wil zeggen als iemand thuis een stopcontact of een schakelaar aangelegd wil hebben, vult die persoon een bon in. Al die bonnen komen bij de afdeling elektrotechniek en ’s morgens trekt de ploeg van Max erop uit om de werkzaamheden te verrichten, conform de bonnen. Nog niks aan de hand.
Nu komt het, het ziekenhuis van Moengo valt ook onder het beheer van de jonge Nijman. En in dat ziekenhuis loopt een jongedame, genaamd Rinia, stage. Op een mooie dag moet Max in dat ziekenhuis een paar schakelaars vernieuwen en zodoende hebben ze elkaar ontmoet en komen Max en Rinia nader tot elkaar. Alles goed en alles wel. Tenminste, dat zou u denken.
Maar dan pakken donkere wolken zich samen. Rinia verklaart: ‘ik vind je wel aardig, maar ik wil mijn studie afmaken. Ik ga weer naar Nederland, voor vier jaar’. Een duidelijke boodschap van een vrouw die weet wat ze wil. Vier jaar, vier jaar wachten… ‘Nee hoor’, denkt Max, ‘vier jaar dat is te lang. Er zit niks anders op, ik ga mee’. En zo is het gekomen dat Rinia en Max samen op het vliegtuig naar Nederland stappen. Adjossi Suralco en Adjossi geliefd Sranang. Adjossi zangcarrière ook, want Max was op zijn 26e in ons land op de toppen van zijn roem. Straks meer daarover.
Vreemd
Wanneer is hij ook al weer naar Nederland vertrokken? Tja, was dat nou 1968? Max weet het niet precies meer. Zijn vrouw is voor de exacte data, maar zij is op dit moment niet thuis. Nederland dus. “In het begin vond ik het maar vreemd. Ik ben opgegroeid in Moengo en daar had je, ja een soort klasse. Er waren weekloners en maandloners met hun huizen, stafleden met hun huizen.” Onderscheid moet er dus zijn. Met dat idee in gedachten komt Max in Nederland.
“Mijn eerste verbazing was dat ik een vuilniswagen zag en ik zag blanke mensen vuil ophalen. Ik wist niet waar ik terechtkwam. Ik riep mijn vrouw Rinia: ‘kom kijken’. Zijn we werkelijk in Nederland? Ik kon me het niet voorstellen. Dat was heel vreemd voor mij.” Vreemd voor Max, vreemd voor zoveel andere landgenoten die zijn verbazing deelden.
Heel langzaam begint Max te wennen aan ‘dat alles’. Hij krijgt werk als elektromonteur. Want ‘zingen is wel leuk’, maar waarschuwde zijn broer indertijd, ‘je moet toch wat gaan leren, een vak voor het geval er iets met jou gebeurt, met je stem of zo’. “Dat heb ik onthouden en ik heb de avond-MTS gedaan.” Zijn eerste werk is in een machinewerkfabriek. “Ik vergeet die naam nooit meer, de firma Enkes in Voorburg.” Hij blijft niet de enige Surinamer binnen het bedrijf, er komen landgenoten solliciteren, er worden landgenoten tewerkgesteld. Die mannen hebben hun mond voorbij gepraat over het zangtalent van Max. “De personeelschef was ook dol op muziek dus die heeft mij gelijk gearresteerd, om het zo te zeggen.”
Herontdekt
Hij moet op kantoor komen want er moet gepraat worden. En zo ging het van fabrieksfeestje naar fabrieksfeestje. Op die feestjes kwamen ook directeuren van andere bedrijven. Het ging als een lopend vuurtje. Kortom, Max wordt herontdekt. Hij krijgt uitnodigingen voor weer andere feestjes. Er treden ook andere artiesten op via het Arbeidsbureau. De directeur van het Arbeidsbureau, afdeling muziek. wordt ook uitgenodigd. Hij ziet Max optreden, vraagt ‘wie is die man, ik zou hem willen boeken’. Zodoende komen er optredens in hotels in Nederland. Zo is het gaan rollen, door de week werken, in het weekend optreden. Dat kan leiden tot onenigheid binnen het huwelijk. Zo niet bij Max. “Nee hoor, toen ze mij ontmoette was ik al in de showbusiness, dus ze wist wat ze aan mij had.”
Tot nu toe is deze ouderwetse man met diezelfde vrouw. Ondanks de verleidingen die er waren. “Ze hangen aan je lippen, ze hangen aan je kleren. Je moet sterk zijn, je moet sterk zijn! Je probeert een evenwicht te vinden, je bent tenslotte een idool. Maar ik heb altijd gezegd tegen diegene die mij contracteerde, twee tickets, altijd. Als bescherming, je bent mens. Ik heb het wel eens gehad ja, dat mijn hart ging bonzen. Maar dan heb ik altijd de kracht gehad om mijn hart terug te roepen:’ hé zo gaat het niet, eerst overleggen met je verstand’.”
‘Think twice before you answer’, van Brook Benton was het lied waarmee hij de meeste bekendheid verwierf in zijn jonge jaren. Over Brook Benton gesproken. Brook was in die jaren in Paramaribo en Max heeft met hem gezongen in theater Tower. “Ik zong alleen maar Engels in die begintijd.” Gesproken hebben ze ook. “Brook Benton zei: ‘Max als je een lied gaat componeren, moet je zorgen dat je iets te vertellen hebt, dat je een verhaal hebt, niet alleen love, love, love’. Dat heb ik onthouden en ik ben mijn eigen liederen gaan schrijven in de Surinaamse taal. Die teksten van mij worden echt gewaardeerd.”
Met zijn liederen over de slaventijd bijvoorbeeld wil hij de gevoelens van de slaven overbrengen, de toestand waarin de slaaf zich bevond. Als Raymann Ghana bezoekt in het kader van een televisieprogramma en in Fort Elmina, vanwaar de slaven werden verscheept, zo onder de indruk is dat hij spontaan ‘Katibo’ van mij begint te zingen, dan zeg ik ‘kijk, dat bedoel ik’.”
Eigenlijk kun je zeggen dat Max in de wieg al zong. Alleen werd dat toen niet herkend als zingen. Op zijn zestiende staat hij op het podium onder het toeziend oog van zijn grote broer, die in de band speelde als trompettist. Ze maakten zelf nieuwe songs, sterke teksten: ‘ay ay ay, me woi, ay ay ay, me woi’ en ziedaar, een gloednieuwe merengue!
Adjossi
“Mijn eerste Surinaamse lied was ‘Ay Sranang, moi switi kondre’ en het tweede was ‘Adjossi’, afscheid van Suriname. Ik heb het bewust geschreven. In het begin was er heel wat tegenwerking vanwege die taal: ‘Max kaba man, singi in Sranangtongo.’ Nu kunnen ze niet zonder, een hele ommezwaai. De Surinaamse taal dat is mijn taal, ik beleef het anders.” Max lacht.
De top vijf van Max? “Op de eerste plaats staat dat lied ‘Mama’, over mijn moeder. Ik was helemaal gek van mijn moeder. Ik hing de hele dag aan haar rok. Van haar heb ik dat zingen, zij zong ook, de hele dag.” Ze had met zestien kinderen alle reden om te zingen: zulke stapels kleren wassen met de wasplank, zulke grote potten koken. “Ze zong, dat was haar troost.” Op de tweede plaats komt ‘Ay Sranang’, daarna ‘Katibo’ en als laatste ‘Adjossi’.
Leuk
Met die Surinaamse teksten word je wereldberoemd in Paramaribo en in Amsterdam en omstreken, maar niet in de grote wereld. Max kijkt daar anders tegenaan: “De vraag is doe je het omdat je beroemd wilt worden, of omdat je heel veel geld wilt verdienen. Of doe je het, omdat je het leuk vindt om te zingen. Ik hoef geen miljonair te worden. Misschien is het een beetje dom van mij, maar ik voel me gelukkig zo, als ik maar kan zingen.
“Ik heb zoveel kansen gehad om naar Amerika te gaan, maar ik heb nooit van dat land gehouden, nooit. Brook Benton stond er indertijd op dat ik met hem mee moest gaan.” Maar Max ging niet. Hij krijgt een tweede kans als er een manager van de Suralco uit Amerika komt om een ‘plant’ op te zetten. Zijn vrouw, familie van de toenmalige president Johnson, ziet het helemaal zitten met onze Surinaamse Brook Benton. Zij wordt de manager van Max. Met een tweemotorig vliegtuigje vliegt hij in het weekeinde naar de stad voor optredens in Torarica, in Bellevue en Empire. Hij wordt kind aan huis bij de familie, maar mee naar Amerika gaat Max niet: “Alles wat ik hoorde over discriminatie en zo, nee hoor ik niet. “
Naar Nederland wilde Max wel, en waarom dat heeft u al begrepen. Eerlijk gezegd, in al die jaren heeft hij persoonlijk geen discriminatie ondervonden. “Ik kwam overal in Nederland, in goed en in minder goed gezelschap. Ik werd overal met open armen ontvangen. In mijn werk werd ik op handen gedragen. Ik had heel veel ervaring dankzij de Suralco, dus ik kon daar problemen oplossen waarvan ze dachten nou ja, hoe kan dat. Hoe komt het dat hij het wel vindt, die storing.“
Sinds zijn vertrek naar Nederland komt Max bijna elk jaar hier. “Op de eerste plaats voor mijn familie en op de tweede plaats word ik uitgenodigd voor concerten. Ik moet eerlijk zeggen, ik geniet altijd als ik in Suriname ben. Altijd, het is zo heerlijk, zo fijn, om mijn familieleden weer te zien, ik heb een paar broers, zussen, neven en nichten.
“Er is een heleboel veranderd in Suriname, maar sinds ik Jehova’s Getuige ben geworden, ben ik dingen anders gaan bekijken.” Een Jehova’s Getuige is in de definitie van Max een gewoon mens die probeert te leven zoals de Heer dat gewild heeft. “Dé verandering voor iedereen komt wanneer Zijn Koninkrijk komt. Geen enkele menselijke regering zal in staat zijn om iedereen gelukkig te maken.”
Film
Max is niet alleen hier om op te treden, ondertussen wordt er ook hard gewerkt aan een film over zijn leven. Speciaal voor dat doel is er een cameraman meegekomen: het ouderlijk huis in Moengo, de school, de kerk, alles staat er nog en alles komt op de film. Een toontje mineur in het geheel is de gezondheid van Max. Die gezondheid laat de laatste jaren te wensen over. Twee jaar geleden begonnen zijn nieren ‘gek’ te doen. Nu gaat hij drie keer in de week naar een kliniek om te dialyseren. Trap lopen gaat moeizaam, lopen gaat niet naar wens. Zingen, lachen, feestvieren, die dingen lukken nog prima.
Definitief terug naar Suriname? Ach, Max zou het willen. Zijn vrouw is de ‘spelbreekster’. Zoals ze hem destijds meelokte naar Nederland, zo houdt ze hem nu samen met haar drie kleinzonen ‘gegijzeld’ in datzelfde land. Arme Max, Ridder in de Orde van de Gele Ster, banneling in Bakrakondre. Max lacht maar weer eens hartelijk.
Erkenning vanuit Nederland zal niet lang meer op zich laten wachten: “Vooral ‘Adjossi’ is zo populair, dat men mij gevraagd heeft om een clip te maken. Maar helaas gebruiken heel veel Surinamers ‘Adjossi’ bij een begrafenis. Bijna alle Nederlandse begrafenisondernemers hebben mijn cd.”
We zijn aan het eind van het gesprek als de boosdoenster binnenkomt. Ze gaat naar haar man, fluistert iets in zijn oor. Max knikt ‘oh ja’. Even later krijg ik het bericht door. “De eigenaar van Carline heeft de overtocht betaald, hij heeft mij fantastisch behandeld. Dat moet gezegd worden.” Vooruit dan maar.