Max Sordam: ‘Ouderen moeten het voorbeeld geven’ – Parbode Sneak Peek
In de kale bomen op het plein krijsen de knalgroene halsbandparkieten naar de dikke stadsduiven. Max Sordam (92) zit met zijn rug naar het raam. De voormalige gevangenisbewaarder, schrijver, vakbondsman en politicus maakt zich zorgen over de verharding van het sociale klimaat in Nederland.
Hoewel hij in 1964 naar Nederland kwam en zich zijn hele leven Nederlander kan noemen, voelt Sordam zich niet zo. Hij ziet zichzelf ook niet als Amsterdammer. “Een wereldburger ben ik, geboren in Suriname. Ik vind dat je, ongeacht je herkomst, met elkaar moet kunnen samenleven. We zouden elkaar in waarde moeten laten, ondanks onze verschillen. Dat kan pas als je inzicht in elkaars culturele gedragspatronen krijgt. Ouderen moeten het voorbeeld geven en jongere mensen weerbaar maken tegen vooroordelen. Zij kunnen lering trekken uit hun ervaring.”
De lange, slanke man maakt een fitte indruk, je geeft hem geen 92. “Het gebouw hier heeft geen lift, ik rijd zelf auto. In mijn gedachten is het net alsof ik dertig jaren terug leef. Soms maak ik de vergissing dat m’n geest zegt: dat kun je, en dan kan ik het niet meer. Ik kan nog net een stukje hardlopen, maar de werkelijkheid is anders dan mijn gevoel. Tien jaar geleden is mijn vrouw overleden. Ik weet dat er een begin en een einde is.”
Zijn conditie heeft hij naar eigen zeggen te danken aan het feit dat hij vrijwel geen geconserveerd voedsel eet. “Bovendien wordt mijn lichaam steeds gevoed door dat wat uit Surinaamse grond komt. Verse groente en fruit houden me gezond.”
Sordam groeide op met een strenge vader die wilde dat zoon Max net als hij onderwijzer zou worden. “Ik wilde piloot worden, maar het liep anders. Ik heb tijdens de Tweede Wereldoorlog anderhalf jaar gediend bij de Schutterijen in Suriname en mocht naar huis toen de bom viel op Hiroshima: einde oorlog! Ik wilde weten hoe de wereld eruit zag en zocht het avontuur.”
Sordam vertrok in 1948 naar de Nederlandse Antillen. Hij werkte als tijdschrijver bij de Shell, passage-employee bij de KLM en kwam uiteindelijk terecht bij de politie op de Nederlandse Antillen. Na zeventien jaar werken vertrok Sordam naar Nederland.
“Ik kwam in de boekhouding bij de Gascon in Utrecht, een bedrijf dat zich bezighield met het omzetten van kook- en stooktoestellen van stadsgas naar aardgas. Toen dat klaar was vertrok het bedrijf naar Duitsland en ik mocht mee. Daar had ik geen zin in, ik zocht mijn heil bij het gevangeniswezen. De politiecultuur in Nederland sprak me niet aan; te veel regels voor het wapengebruik. Als je zag hoe jongelui hier stenen gooiden naar agenten die rustig op hun paarden reden. Op Curaçao en in Suriname zou dat een ander verhaal zijn geweest. De wapens zouden eraan te pas gekomen zijn, de daders achter slot en grendel verdwijnen. Hier was dat niet zo.”
Als de ‘eerste donkere gevangenenbewaarder’ haalde Sordam het nationale nieuws in Nederland. “Ik maakte snel carrière.”
Culturele botsing
Zijn eerste, grote, culturele botsing had hij inmiddels achter de rug: “Bij de Gascon moest ik trouwen van de baas.” Sordam woonde met een vriendin in huis bij Nederlandse mensen en die veronderstelden dat ze een echtpaar in huis namen. Toen dat niet het geval bleek te zijn, voelden zij zich verplicht om dit ‘onzedelijke gedrag’ te melden aan de directie van de Gascon. “Ik had me inmiddels als werknemer bewezen en ik mocht in dienst blijven als ik zo snel mogelijk ging trouwen.” Hij wijst op een eenvoudige trouwfoto aan de muur. “We hebben het alleen bij de burgerlijke stand gedaan. Het was wennen aan de mentaliteit van de Nederlanders.”
Aan het eten zelf kon Sordam slecht wennen, maar nog lastiger vond hij de tijdklok waarmee de ‘Hollander’ de dag indeelt. “In Suriname was dat anders, ik at wanneer ik maar wilde. Hier waren strakke regels voor ontbijt, middageten en avondboterham, vooral bij de hospita. Ik was boekhouder, bij overwerk mochten wij op kosten van de Gascon samen eten
in een restaurant. Thuis was er buiten de vaste etenstijden niets.”
Door zijn lengte, zijn uniform en zijn kleur viel hij op. “Als ik ging winkelen gebeurde het dat mensen mij even wilden aanraken. Ik liet dat toe en vertelde waar ik vandaan kwam en dat Suriname een kolonie was van Nederland; ik was in de tropen geboren. De meeste Nederlandse mensen wisten hier niets van, maar hadden er wel belangstelling voor. We zijn nu vier generaties verder en er is veel meer kennis, maar toen was iedereen bereid om behulpzaam te zijn.”
Sordam zag de houding van de ‘Hollanders’ elf jaar later 180 graden draaien. “Toen kwamen er onverwacht meer dan honderdduizend Surinamers naar Nederland. Die ene man was geen bedreiging, maar de grote stroom was dat wel. Tussen de nieuwkomers zaten er ook die het maatschappelijk lieten afweten. Daar heb je weer zo’n zakkenroller, een pooier of slechterik, hoorde ik dan.”
Sordam maakte kennis met het etnisch profileren. “In Rotterdam ben ik driemaal aangehouden en in Amsterdam vijfmaal, voor controle. Een keer vroeg ik waarom juist ik werd aangehouden. Het zou zijn omdat ik slingerend reed. Nou moet je weten dat ik niet drink. De politieman zei tegen zijn collega zodat ik het net kon horen: ‘Die Surinamers hebben altijd een grote bek’. En ik moest mee naar het bureau. Nadat mijn ID van Justitie tevoorschijn kwam – ik had carrière gemaakt – werd de agent plotseling beleefd en zei: ‘U bent één van ons’. Ik moest het maar vergeten en toeschrijven aan de jonge leeftijd van de agenten. Dit accepteerde ik niet. Ik heb de zaak laten voorkomen; uiteindelijk heeft de rechter mij helemaal vrijgepleit.”
Tussen 1983 en 1996 verschenen zes boeken van Max Sordam, waaronder het eerste leer- en woordenboek Sranantongo en Van bewaker tot bewaarder, een pleidooi voor een humane benadering van de gedetineerde medemens.
Langzaam maar zeker vonden de nieuwkomers in de laatste twintig jaar van de vorige eeuw hun plek in de grote steden, al bleven vooroordelen bestaan. In het Amsterdam van burgemeester Ed van Thijn nam Max Sordam zitting in de Commissie van Toezicht bij de Politie Amsterdam Amstelland, een functie die hij van 1985 tot 1995 bekleedde. “Het is belangrijk om mensen weerbaar te maken tegen vooroordelen.” Zijn niet aflatende inzet voor een ‘betere multiculturele samenleving’ leverde hem een Koninklijke Onderscheiding op.
Lees het hele artikel in het maartnummer van Parbode